ECLI:NL:RBAMS:2020:418
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van goederen en vaststelling van kinderbijdrage in echtscheidingsprocedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 29 januari 2020, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De rechtbank heeft zich gebogen over de verdeling van de gemeenschap van goederen en de vaststelling van de kinderbijdrage. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.M. van Weegberg, heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Verweij, hiertegen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw € 157,- per maand per kind moet betalen aan de man, met ingang van de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding.
Daarnaast heeft de rechtbank zich uitgesproken over de verdeling van de woning en andere goederen. De rechtbank heeft bepaald dat de woning opnieuw getaxeerd moet worden, omdat de vrouw niet kan worden gehouden aan de eerder getaxeerde waarde van anderhalf jaar geleden. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om gezamenlijk een NVM-makelaar te kiezen voor de taxatie van de woning. De man heeft de mogelijkheid gekregen om de woning over te nemen tegen de getaxeerde waarde, mits hij de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening.
De rechtbank heeft ook de verdeling van andere goederen, zoals bankrekeningen, spaarpolissen en voertuigen, geregeld. De spaarpolissen blijven onverdeeld ten gunste van de minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om de saldi van de bankrekeningen per 19 december 2018 te verdelen en heeft de verdeling van de inboedel geregeld door partijen om en om een goed te laten kiezen. Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat de belastingaanslagen tot en met 2018 door beide partijen moeten worden verrekend.