ECLI:NL:RBAMS:2020:418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
C/13/659233 / FA RK 18-8186
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van goederen en vaststelling van kinderbijdrage in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 29 januari 2020, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De rechtbank heeft zich gebogen over de verdeling van de gemeenschap van goederen en de vaststelling van de kinderbijdrage. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.M. van Weegberg, heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Verweij, hiertegen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw € 157,- per maand per kind moet betalen aan de man, met ingang van de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding.

Daarnaast heeft de rechtbank zich uitgesproken over de verdeling van de woning en andere goederen. De rechtbank heeft bepaald dat de woning opnieuw getaxeerd moet worden, omdat de vrouw niet kan worden gehouden aan de eerder getaxeerde waarde van anderhalf jaar geleden. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om gezamenlijk een NVM-makelaar te kiezen voor de taxatie van de woning. De man heeft de mogelijkheid gekregen om de woning over te nemen tegen de getaxeerde waarde, mits hij de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening.

De rechtbank heeft ook de verdeling van andere goederen, zoals bankrekeningen, spaarpolissen en voertuigen, geregeld. De spaarpolissen blijven onverdeeld ten gunste van de minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om de saldi van de bankrekeningen per 19 december 2018 te verdelen en heeft de verdeling van de inboedel geregeld door partijen om en om een goed te laten kiezen. Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat de belastingaanslagen tot en met 2018 door beide partijen moeten worden verrekend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/659233 / FA RK 18-8186 en C/13/670219 / FA RK 19-4665
Beschikking d.d. 29 januari 2020 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.F.M. van Weegberg, gevestigd te 's-Gravenhage,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. K. Verweij, gevestigd te Zeist.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 18 december 2019.
1.2.
Bij voornoemde beschikking heeft de rechtbank de zaak aangehouden ten aanzien van de kinderbijdrage en de verdeling.
1.3.
De beschikking is op vandaag bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in haar beschikking van 18 december 2019.
2.2.
Kinderbijdrage
2.2.1.
De man heeft verzocht een door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) vast te stellen van € 183,50 per kind per maand.
2.2.2.
De vrouw heeft verweer gevoerd.
Uitgangspunten
2.2.3.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de door de Expertgroep Alimentatienormen geformuleerde uitgangspunten, het zogenoemde “Tremarapport”.
Daarnaast gaat de rechtbank, tenzij anders aangegeven, uit van afgeronde bedragen.
Behoefte
2.2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen allebei verklaard dat voor de vaststelling van de behoefte van de minderjarigen uitgegaan kan worden van de in 2018 in de voorlopige voorzieningenprocedure vastgestelde behoefte van € 1.112,-. Geïndexeerd naar 2020 bedraagt de behoefte € 1.162,- per maand, zijnde € 581,- per kind per maand.
2.2.5.
Partijen dienen ieder naar rato van zijn of haar draagkracht in de behoefte bij te dragen. Daartoe dient eerst het netto besteedbaar inkomen (NBI) van partijen te worden bepaald. Het bedrag aan draagkracht wordt bij een NBI vanaf € 1.660,- per maand vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 975,-)]. In deze formule staat 0,3 NBI voor de forfaitaire woonlast waarmee wordt gerekend en € 975,- voor het draagkrachtloos inkomen 2020.
Draagkracht van de man
2.2.6.
De man heeft een bruto maandsalaris van € 3.074,- exclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering. De minderjarigen wonen bij de man, zodat de aanspraak kan maken op het kindgebonden budget. Uit de aan deze beschikking gehechte berekening volgt dat de man een NBI heeft van € 3.143,-. Aan de hand van dit NBI en onder toepassing van voormelde formule stelt de rechtbank de draagkracht van de man vast op € 858,-.
Draagkracht van de vrouw
2.2.7.
De vrouw heeft een bruto maandsalaris van € 2.502,- exclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Bij dit inkomen hoort een NBI van € 2.218,-, zo blijkt uit de aan deze beschikking gehechte berekening.
2.2.8.
De man heeft gesteld dat er geen rekening gehouden moet worden met een forfaitaire woonlast aan de zijde van de vrouw, omdat zij bij haar moeder woonachtig is. De vrouw heeft dit betwist. Volgens de vrouw wil zij zodra de financiële afwikkeling van de scheiding geregeld is en de voormalige echtelijke koopwoning niet meer op haar naam staat, op zoek naar een andere woning. Ook heeft de vrouw gesteld dat zij haar ouders maandelijks een bijdrage betaalt.
2.2.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Een onderhoudsbijdrage wordt voor de toekomst vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de huidige woonsituatie van de vrouw een tijdelijke situatie, ontstaan door de echtscheiding, betreft. Het is ook niet ongebruikelijk dat bij gebrek aan betaalbare woonruimte één van de echtgenoten na het verbreken van de relatie tijdelijk onderdak vindt bij familie. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zodra de echtscheiding financieel is afgewikkeld zij op zoek gaat naar zelfstandige woonruimte. De rechtbank houdt daarom rekening met de forfaitaire woonlast aan de zijde van de vrouw. De vrouw heeft op basis van de hiervoor genoemde formule een draagkracht van € 405,-.
Zorgkorting
2.2.10.
Partijen zijn het, zo blijkt uit hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling hebben gesteld, eens dat ten aanzien van [minderjarige 1] een zorgkorting geldt van 25%. Partijen verschillen van mening over van welke zorgkorting ten aanzien van [minderjarige 2] moet worden uitgegaan. De man heeft gesteld 5%, terwijl de vrouw uitgaat van 10%.
2.2.11.
De rechtbank overweegt dat in de beschikking van 18 december 2019 is bepaald dat tussen de vrouw en [minderjarige 2] minimaal één dag per maand contact zal zijn. Het betreft derhalve een zorgregeling van minder dan één dag per week. Conform de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen gaat de rechtbank uit van een zorgkorting van 5%.
Draagkrachtvergelijking
2.2.12.
Uit de aan deze beschikking gehechte “berekening en verdeling van kosten van de kinderen” volgt dat het aandeel van de man in de kosten van de minderjarigen € 395,- per kind per maand bedraagt en dat het aandeel van de vrouw in de kosten van [minderjarige 2] € 157,- en in de kosten van [minderjarige 1] € 41,- bedraagt. De rechtbank zal daarom bepalen dat de vrouw € 157,- per maand ten behoeve van [minderjarige 2] dient te betalen en € 41,- ten behoeve van [minderjarige 1] .
2.3.
Verdeling
2.3.1.
Beide partijen hebben verzocht te bepalen dat de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door hem of haar voorgestelde wijze.
Peildatum
2.3.2.
Nu gesteld noch gebleken is dat partijen anders zijn overeengekomen, hanteert de rechtbank de hoofdregel, inhoudende dat de datum van ontbinding van de gemeenschap is gelegen op het moment dat het verzoek tot echtscheiding van de man is ingediend, zijnde 19 december 2018. Partijen zijn het niet eens over de peildatum voor de waarde van de bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank hanteert de hoofdregel, inhoudende dat als peildatum voor die waarde zal gelden de datum van de feitelijke verdeling dan wel de datum gelegen zo dicht mogelijk bij dat moment, derhalve de datum van deze beschikking. Een uitzondering daarop vormen de banksaldi en de schulden. Daarvoor geldt dat de stand per 19 december 2018 in de verdeling moet worden betrokken.
Omvang en samenstelling
2.3.3.
Uit de stukken is gebleken dat de tussen partijen bestaande gemeenschap bestaat uit de volgende vermogensbestanddelen:
Goederen:
a. de onroerende zaak [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
b. de kapitaalverzekering bij Reaal polisnummer [polisnummer] ;
c. de spaarrekening [bankrekeningnummer] ;
d. de spaarrekening [bankrekeningnummer] ;
e. de spaarrekening [bankrekeningnummer] ;
f. de spaarrekening [bankrekeningnummer] ’
g. de bankrekening [bankrekeningnummer] op naam van beide partijen;
h. de bankrekening [bankrekeningnummer] op naam van de vrouw;
i. de bankrekening [bankrekeningnummer] op naam van de man;
j. de spaarpolis [polisnummer] op naam van de man;
k. de spaarpolis [polisnummer] op naam van de vrouw;
l. de auto Peugeot 208 kenteken [kenteken]
m. de auto Audi A6 [kenteken] ;
n. de inboedel;
Schulden:
o. de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening.
Ad a, b en o: de woning, kapitaalverzekering en hypothecaire geldlening
2.3.4.
Op zich zelf is tussen partijen niet in geschil dat de woning aan de man kan worden toegedeeld. Wel is in geschil tegen welke waarde dat zal zijn. De man heeft zich op het standpunt gesteld dat partijen overeen zijn gekomen dat van een waarde van de woning van € 230.000,- wordt uitgegaan. Als er na deze overeenkomst al sprake is van een waardestijging dan dient die waardestijging enkel en alleen voor de man te zijn, omdat hij alle lasten heeft gedragen. De man heeft gesteld het zonde te vinden indien de woning nogmaals getaxeerd moet worden in verband met de kosten die dat met zich meebrengt. De man heeft verder aangevoerd dat als de woning een hogere waarde heeft dan € 230.000,- hij de woning niet toegedeeld kan krijgen en de woning in dat geval verkocht zal moeten worden.
2.3.5.
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet kon voorzien dat er zo lange tijd zou zitten tussen indiening van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling. Gelet op de ontwikkelingen op de woningmarkt kan zij niet aan het bedrag van € 230.000,- worden gehouden. Zij heeft ook startkapitaal nodig om zelf een woning te kunnen kopen.
2.3.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat de woning al in juli 2018 is getaxeerd op een bedrag van € 230.000,-. Zoals hiervoor overwogen heeft als peildatum voor de waardering de datum waarop de verdeling plaatsvindt dan wel een datum daar dichtbij, zoals de datum van deze beschikking, te gelden. Gesteld noch gebleken is dat partijen ten aanzien van de peildatum voor de waardering van de woning overeenstemming hebben bereikt in die zin dat daarvoor de datum van de in juli 2018 verrichte taxatie zou gelden. Nog daargelaten dat partijen enkel van de hoofdregel ten aanzien van de peildatum af kunnen wijken, indien zij de verdeling in onderling overleg overeenkomen. Evenmin is de rechtbank gebleken dat er sprake is van een vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de waarde van de woning. Naar het oordeel van de rechtbank kan de vrouw daarom niet aan de in juli 2018 getaxeerde waarde van de woning worden gehouden en dient de woning opnieuw te worden getaxeerd.
2.3.7.
Ten aanzien van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde kapitaalverzekering heeft de man zich op het standpunt gesteld dat de waarde per 1 september 2018 verdeeld moet worden, omdat de vrouw nadien niet meer heeft bijgedragen aan de premies. De vrouw heeft verweer gevoerd en gesteld dat zij bereid is alsnog de helft van de premies te betalen. Naar het oordeel van de rechtbank dient de waarde per datum verdeling (toedeling aan de man dan wel overdracht aan een derde) te worden verdeeld tussen partijen, waarbij de vrouw nog de helft van de vanaf 1 september 2018 betaalde premies aan de man moet voldoen.
2.3.8.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de rechtbank ten aanzien van de woning en kapitaalverzekering als wijze van verdeling zal gelasten dat partijen zich gezamenlijk binnen twee weken na deze beschikking tot een NVM Makelaar dienen te wenden die de woning ( [adres] , [postcode] [woonplaats] ) zal taxeren. Indien partijen niet gezamenlijk tot één makelaar kunnen komen, zal de man drie makelaars noemen waaruit de vrouw één makelaar kan kiezen. De kosten van deze taxatie komen voor beide partijen gezamenlijk. De man krijgt vervolgens tot drie maanden na taxatie de gelegenheid te onderzoeken of het voor hem financieel haalbaar is de woning toegedeeld te krijgen tegen de door de makelaar getaxeerde waarde alsmede de vrouw te doen laten ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van de hypothecaire geldlening. De levering van de woning en de toedeling van de kapitaalverzekering aan de man dient in dat geval binnen een maand, nadat de man de vrouw heeft bericht dat hij de woning kan overnemen, plaats te vinden. Partijen dienen de kosten van het notariële transport in dat geval gezamenlijk te dragen, waarbij de man op het moment van de overdracht de helft van de overwaarde van de woning alsmede de helft van de waarde van de kapitaalverzekering, verminderd met de helft van de premies vanaf 1 september 2018, aan de vrouw te voldoen.
Voor het geval ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet binnen de hiervoor genoemde termijn gerealiseerd zal zijn en daardoor niet zal zijn voldaan aan de voorwaarde voor toedeling aan de man, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de woning [adres] , [postcode] [woonplaats] in dat geval zo spoedig mogelijk verkocht en geleverd dient te worden aan een derde, waarbij de verkoopopbrengst na aflossing van de resterende hypothecaire geldleningen en de betaling van de kosten van verkoop en overdracht tussen partijen wordt verdeeld, dan wel een eventuele restantschuld door partijen gelijkelijk wordt gedragen. Tevens dient in dat geval de waarde van de kapitaalverzekering bij helfte tussen partijen te worden verdeeld, waarbij de vrouw nog de helft van de premies vanaf 1 september 2018 aan de man dient te voldoen.
Voormelde verkoop dient te geschieden door middel van een opdracht aan een door partijen gezamenlijk aan te wijzen NVM-makelaar binnen vier weken nadat de termijn voor notariële overdracht van het aandeel van de vrouw in [adres] , [postcode] Hoorn aan de man is verstreken.
Partijen zullen in dat geval in overleg met de makelaar de vraagprijs bepalen, welke vraagprijs dient te zijn gebaseerd op de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning. Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te koop aanbieden tegen een bindende marktconforme vraagprijs.
Partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar de prijs naar beste weten en kunnen bindend bepalen.
Iedere partij is bij overdracht van [adres] , [postcode] Hoorn aan een derde gehouden de helft van de kosten van de taxateur/makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen.
Ad c t/m i de spaarrekeningen en bankrekeningen
2.3.9.
De rechtbank zal bepalen dat partijen de saldi per 19 december 2018 bij helfte dienen te verdelen. Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, leidt er niet toe dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat afgeweken dient te worde van de hoofdregel ten aanzien van de peildatum. Partijen dienen elkaar over een weer inzage te verschaffen in het saldo van de op hun naam staande rekeningen per 19 december 2018.
Ad j en k de spaarpolissen
2.3.10.
Uit het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de spaarpolissen onverdeeld zullen blijven en op het moment van uitkeren ten gunste zullen komen aan de minderjarige kinderen van partijen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad l en m de auto’s
2.3.11.
De vrouw heeft verzocht de Peugeot 208 aan haar toe te delen en de Audi A6 aan de man tegen de aan de hand van de ANWB koerslijst vast te stellen waarde. De man heeft onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. De enkele stelling dat hij de Audi wil verkopen is in ieder geval onvoldoende. De rechtbank heeft onvoldoende gegevens van de auto’s om zelf de waarde vast te kunnen stellen. De rechtbank zal daarom als wijze van verdeling van de auto’s gelasten dat de Peugeot 208 aan de vrouw wordt toegedeeld en de Audi A6 aan de man tegen de waarde per datum van deze beschikking vast te stellen aan de hand van de ANWB koerslijst.
Ad n de inboedel
2.3.12.
Beide partijen hebben een lijst van de te verdelen inboedel overgelegd, zonder daarbij een adequate toelichting te geven. Vast staat dat partijen niet samen tot een verdeling van de inboedel kunnen komen. De rechtbank zal daarom als wijze van verdeling van de inboedel gelasten dat partijen om en om een goed mogen kiezen, waarbij de vrouw als eerste mag kiezen.
2.4.
Verrekening belastingaanslagen
2.4.1.
Vast staat dat partijen na indiening van het echtscheidingsverzoek nog belastingaanslagen over 2018 hebben ontvangen. Partijen waren in 2018 nog fiscale partners. De rechtbank zal daarom bepalen dat partijen de aanslagen tot en met 2018 met elkaar dienen te verrekenen, in die zin dat dat ieder van partijen de helft van de totale teruggave ontvangt. Indien er nog een te betalen aanslag wordt opgelegd dient iedere partij die voor de helft te dragen.

3.De beslissing

De rechtbank:
In de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/659233 / FA RK 18-8186:
3.1.
bepaalt dat de vrouw € 157,- per maand per kind dient te betalen aan de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] en € 41,- per maand dient te betalen aan de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3.2.
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte;
In de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/670219 / FA RK 19-4665:
3.4.
gelast als wijze van verdeling van de onroerende zaak [adres] [postcode] [woonplaats] dat:
- partijen zich gezamenlijk binnen twee weken na deze beschikking tot een NVM Makelaar dienen te wenden die de woning zal taxeren en dat de kosten van deze taxatie voor beide partijen gezamenlijk komen;
- indien partijen niet gezamenlijk tot een keus voor een makelaar kunnen komen, de man drie makelaars zal noemen waaruit de vrouw één makelaar kiest;
- de man vervolgens tot drie maanden na taxatie de gelegenheid krijgt te onderzoeken of het voor hem financieel haalbaar is de woning toegedeeld te krijgen tegen de door de makelaar getaxeerde waarde alsmede de vrouw te doen laten ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van de hypothecaire geldlening. De levering van de woning aan de man dient in dat geval binnen een maand, nadat de man de vrouw heeft bericht dat hij de woning kan overnemen, plaats te vinden waarvan de kosten van het notariële transport voor rekening van partijen gezamenlijk komen en de man de helft van de overwaarde aan de vrouw dient te vergoeden alsmede de helft van de kapitaalverzekering te verminderen met de helft van de premies vanaf 1 september 2018, te voldoen in het kader van de overdracht bij de notaris;
- voor het geval toedeling aan de man van de woning onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet binnen vier maanden gerealiseerd zal zijn, dient de woning zo spoedig mogelijk verkocht en geleverd te worden aan een derde, waarbij de verkoopopbrengst na aflossing van de resterende hypothecaire geldlening en de betaling van de kosten van verkoop en overdracht tussen partijen wordt verdeeld, dan wel een eventuele restantschuld door partijen gelijkelijk wordt gedragen;
- in dat geval de waarde van de kapitaalverzekering bij helfte wordt verdeeld, waarbij de vrouw nog de helft van de betaalde premies vanaf 1 september 2018 aan de man dient te vergoeden;
- voormelde verkoop dient te geschieden binnen vier weken nadat de termijn voor notariële overdracht van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man is verstreken, door middel van een opdracht aan een door partijen gezamenlijk aan te wijzen NVM-makelaar;
- partijen in overleg met de makelaar de vraagprijs, welke dient te zijn gebaseerd op de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, dienen te bepalen. Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen dan zal de makelaar de woning te koop aanbieden tegen een bindende marktconforme vraagprijs;
- partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst zullen aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar die naar beste weten en kunnen bindend bepalen.
- iedere partij bij overdracht van de woning aan een derde gehouden is de helft van de kosten van de taxateur/makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
3.5.
bepaalt dat ieder van partijen de helft van de saldi per 19 december 2018 op de spaarrekeningen en bankrekeningen toekomt en dat partijen elkaar over en weer inzage moeten verschaffen in de saldi op die datum;
3.6.
bepaalt dat de spaarpolissen onverdeeld blijven en dat de waardes op het moment van uitkeren ten goede zullen komen aan [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ;
3.7.
gelast als wijze van verdeling van de auto’s dat de Peugeot 208 aan de vrouw wordt toegedeeld en de Audi A6 aan de man, waarbij partijen de waardes per heden vast te stellen aan de hand van de ANWB Koerslijst met elkaar zullen verrekenen;
3.8.
gelast als wijze van verdeling van de inboedel dat partijen om en om een goed mogen kiezen, waarbij de vrouw als eerste mag kiezen;
3.9.
bepaalt dat partijen de belastingaanslagen tot en met 2018 met elkaar dienen te verrekenen, in die zin dat ieder van partijen de helft van de teruggaven krijgt dan wel ieder van partijen draagplichtig is voor de helft van een belastingschuld;
3.10.
verklaart de beslissing in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
3.11.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. van der Veen op 29 januari 2020.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..