In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning die was verleend voor het plaatsen van een dakuitbouw met dakraam en een dakterras. De vergunning was verleend aan een bedrijf voor het omzetten van twee woningen naar vier woningen aan de [adres 1] te Amsterdam. Verzoekers, die naast het pand wonen, vreesden dat de dakuitbouw hun woongenot en privacy zou schenden, en maakten bezwaar tegen de vergunning. Ze stelden dat de vloeroppervlakte van de dakuitbouw groter was dan toegestaan volgens de beleidsregels en dat de dakuitbouw in strijd was met de welstandsnota. De voorzieningenrechter oordeelde dat het voor hem op dat moment onvoldoende helder was of de wijze waarop de vloeroppervlakte was berekend conform het beleid was. Hierdoor kon hij niet beoordelen of de omgevingsvergunning op goede gronden was verleend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot de datum van bekendmaking van de beslissing op het bezwaar. Tevens werd verweerder opgedragen het griffierecht van € 178,- aan verzoekers te vergoeden.