ECLI:NL:RBAMS:2020:4133

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
13/730027-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie; wel wetenschap, geen beschikkingsmacht

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2020, is de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak kwam ter terechtzitting op 6 augustus 2020, waar de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, de bewezenverklaring van de tenlastelegging vorderde. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. P. Scholte, betwistte de beschikkingsmacht van de verdachte over het wapen en de munitie, en stelde dat er geen sprake was van medeplegen met de medeverdachte.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte bekend had dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen, er onvoldoende bewijs was dat hij ook de beschikkingsmacht had over het wapen en de munitie. Het wapen was aangetroffen in een tas in een auto waarin de verdachte samen met de medeverdachte zat. Er was DNA-onderzoek gedaan, maar dit had alleen een match opgeleverd met de medeverdachte en niet met de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te bewijzen dat de verdachte over het wapen kon beschikken.

Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, en de rechtbank verklaarde het ten laste gelegde niet bewezen. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, met mr. F.W. Pieters als voorzitter, en mrs. A.C.J. Klaver en J.M.R. Vastenburg als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. L.P.H. Borghans.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730027-20 (Promis)
Datum uitspraak: 20 augustus 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats [adres] , [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.A. van de Vliet en van wat de raadsman van verdachte mr. P. Scholte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode vanaf 16 mei 2020 tot en met 22 mei 2020, althans op 22 mei 2020, te Leiden en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen van categorie III, te weten:
- een pistool van het merk Glock, model 26, kaliber 9mm x 19 en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van categorie III, te weten:
- 2, althans een of meerdere patronen, kaliber 9mm x 17, merk Sellier & Bellot, model volmantelrondneus en/of
- 5, althans een of meerdere patronen, kaliber 9mm x 19, merk Sellier & Bellot, model volmantelrondneus
voorhanden heeft gehad.

3.Vrijspraak

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Volgens de officier van justitie was verdachte zich bewust van de aanwezigheid van het wapen en de munitie in de auto en heeft hij hierover ook beschikkingsmacht gehad.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Niet kan worden bewezen dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen en de munitie. Daarnaast is er geen sprake van medeplegen, nu er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte).
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen en overweegt hiertoe als volgt. Aangezien verdachte heeft bekend dat hij van de aanwezigheid van het wapen wist is de vraag die de rechtbank nog moet beantwoorden of verdachte ook de beschikkingsmacht had over het wapen en de bijbehorende munitie.
Het volgende is daarbij van belang. Het wapen is aangetroffen in een tas die in de auto lag waarin verdachte samen zat met (onder meer) de medeverdachte. In de tas zaten verder een paspoort op naam van de medeverdachte en een sleutel van de woning van de vader van de medeverdachte. DNA-onderzoek naar sporen op het wapen heeft wel een match opgeleverd met de medeverdachte, maar niet met de verdachte in deze zaak.
Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat het wel zo moet zijn dat verdachte over het wapen kon beschikken. Daarbij overweegt de rechtbank ten overvloede dat het de rechtbank ambtshalve bekend is dat de medeverdachte verklaard heeft dat het wapen en de munitie aan hem toebehoorde (13/730019-20).
Het feit dat zich in het dossier een foto bevindt waarop verdachte is te zien terwijl hij een vergelijkbare tas draagt als die waarin het wapen is aangetroffen, maakt het voorgaande niet anders, nu niet kan worden vastgesteld dat het wapen op dat moment al in de tas zat.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte beschikkingsmacht had over het wapen met munitie, zal verdachte worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 augustus 2020.