ECLI:NL:RBAMS:2020:4133
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie; wel wetenschap, geen beschikkingsmacht
In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam op 20 augustus 2020, is de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak kwam ter terechtzitting op 6 augustus 2020, waar de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, de bewezenverklaring van de tenlastelegging vorderde. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. P. Scholte, betwistte de beschikkingsmacht van de verdachte over het wapen en de munitie, en stelde dat er geen sprake was van medeplegen met de medeverdachte.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte bekend had dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen, er onvoldoende bewijs was dat hij ook de beschikkingsmacht had over het wapen en de munitie. Het wapen was aangetroffen in een tas in een auto waarin de verdachte samen met de medeverdachte zat. Er was DNA-onderzoek gedaan, maar dit had alleen een match opgeleverd met de medeverdachte en niet met de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te bewijzen dat de verdachte over het wapen kon beschikken.
Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, en de rechtbank verklaarde het ten laste gelegde niet bewezen. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, met mr. F.W. Pieters als voorzitter, en mrs. A.C.J. Klaver en J.M.R. Vastenburg als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. L.P.H. Borghans.