ECLI:NL:RBAMS:2020:413

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
13/650059-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/650059-18, waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. Deze beslissing volgt op een eerdere veroordeling van de veroordeelde, die op 11 oktober 2018 een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd kreeg, onder algemene en bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde houdt in dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaar niet aan een strafbaar feit schuldig mag maken, terwijl de bijzondere voorwaarde vereist dat de veroordeelde zich binnen twee weken na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Inforsa te Amsterdam.

De officier van justitie heeft op de zitting van 10 januari 2020 de vordering tot tenuitvoerlegging ingediend, omdat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde zou hebben overtreden. Echter, de rechtbank heeft op dezelfde dag in een andere zaak (parketnummer 13/237041-19) de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde straf vanwege de overtreding van de algemene voorwaarde. Hierdoor heeft het Openbaar Ministerie geen belang meer bij de beoordeling van de vordering tot tenuitvoerlegging op basis van de bijzondere voorwaarde, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering.

De rechtbank heeft de beslissing genomen door de voorzitter mr. B. Vogel, samen met mrs. N.J. Koene en J. Huber. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffiers mrs. C.A. Mud en K.P.M. Smeets. De officier van justitie is verantwoordelijk voor de kennisgeving van deze beslissing aan de veroordeelde en Reclassering Nederland, ressort Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/650059-18
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 11 oktober 2018, in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] , hierna veroordeelde,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres veroordeelde] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .
Bij genoemd vonnis is aan veroordeelde onder andere een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd onder algemene en bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde is dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar vastgestelde proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt. De bijzondere voorwaarde is dat veroordeelde zich binnen twee weken na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Inforsa te Amsterdam en zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van Inforsa.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het tenuitvoerleggen van de eerder voorwaardelijk opgelegd straf vanwege het door veroordeelde overtreden van de
bijzonderevoorwaarde.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van 11 oktober 2018;
  • een advies tot tenuitvoerleggen van de voorwaardelijke straf door toezichthouder
  • een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia rapportage van 12 november 2019;
  • het strafblad van veroordeelde van 16 december 2019.
De rechtbank heeft op 10 januari 2020 op de terechtzitting de officier van justitie en de gemachtigd raadsman van veroordeelde mr. A.A. Boersma gehoord.
De officier van justitie heeft op de zitting toegelicht dat de vordering tenuitvoerlegging twee keer is aangebracht: één op grond van overtreding van de algemene voorwaarde en één op grond van overtreding van de bijzondere voorwaarde. Bij de vordering die ziet op de overtreding van de algemene voorwaarde is gevorderd dat deze wordt toegewezen. Daarom moet het Openbaar Ministerie in de vordering die ziet op de overtreding van de bijzondere voorwaarde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De raadsman heeft zich aangesloten bij wat de officier van justitie heeft aangevoerd.

De beoordeling

De rechtbank heeft bij uitspraak van vandaag in de zaak met parketnummer 13/237041-19 de tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 13/650059-18 vanwege het overtreden van de algemene voorwaarde. Daarom heeft het Openbaar Ministerie bij een inhoudelijke beoordeling van de vordering tenuitvoerlegging op grond van de overtreding van de bijzondere voorwaarde geen belang meer. Dit leidt tot niet-ontvankelijk verklaring.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering.
Deze beslissing is genomen door
mr. B. Vogel voorzitter,
mrs. N.J. Koene en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.A. Mud en K.P.M. Smeets, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2020.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,