Op 20 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Letland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 23 juni 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar een vermeend strafbaar feit gepleegd door de opgeëiste persoon, die op het moment van de vermeende daad minderjarig was. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Letse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 6 augustus 2020 was de opgeëiste persoon aanwezig via een videoverbinding, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoet aan de eisen van de Nederlandse wetgeving. Het feit is gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Letse rechter, in overeenstemming met de Letse wetgeving, het strafrecht voor minderjarigen zal toepassen indien dat nodig is.
Aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.