Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1]
[gedaagde 2]
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 februari 2020 met producties,
- de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie met producties,
- de brief van de rechtbank van 19 december 2019 waarin een mondelinge behandeling in een verkorte procedure is gelast en
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 juli 2020 en de daarin genoemde processtukken.
[overledene] (hierna: de vader).
de vader, de rechtbank], hierna te
noemen mijn “echtgenoot”, wordt ontbonden door mijn overlijden, beschik ik als volgt:
vruchtgebruik, mijn sieraden;
vruchtgebruik van bedoelde sieraden, waarbij ik hem vrijwel van de
verplichting deswege zekerheid te stellen. (…)”
€ 25.000,00 tegen een rente van 5% per jaar (hierna: de lening). De lening is niet terugbetaald.
€ 4.114,00, van welk bedrag zij de ontruimingskosten van de woning heeft betaald. De tot de gemeenschap behorende inboedel heeft [eiseres] weggegooid of weggegeven. [betrokkene] verbleef destijds in een revalidatiecentrum.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
€ 275.000,00 en dat zij gerechtigd is tot de volledige saldi van de bankrekeningen van de gemeenschap [betrokkene] - [overledene] ten tijde van het overlijden van erflater, zijnde een totaalbedrag van € 36.470,11. [eiseres] stelt dat die saldi moeten worden aangemerkt als het restant van de nalatenschap [de moeder] en dat die saldi haar volledig toekomen, omdat wat de vader aan [eiseres] was verschuldigd was uitgesloten van iedere gemeenschap. Die saldi kunnen daarom niet behoren tot de gemeenschap van goederen tussen erflater en [betrokkene] (hierna: de gemeenschap van goederen), aldus [eiseres] . Voor zover deze saldi daartoe wel zijn gaan behoren, stelt [eiseres] dat op grond van de redelijkheid en billijkheid de gemeenschap van goederen niet bij helfte moet worden verdeeld. Als de schuld van de vader wordt aangemerkt als een positief bestanddeel van de gemeenschap van goederen, worden de erven [betrokkene] ongerechtvaardigd verrijkt. Om die reden komen de resterende banksaldi haar volledig toe, aldus [eiseres] . Voor het overige zien de vorderingen – kort samengevat – op de vereffening van de nalatenschap van de vader en hetgeen daarmee rekening dient te worden gehouden.
€ 275.000,00 en dat wordt vastgesteld dat het tekort in de afwikkeling van de nalatenschap van erflater € 200.000,00 bedraagt. [eiseres] heeft echter geen belang bij deze vorderingen, nu zij als schuldeiser van de nalatenschap [overledene] zich op ten hoogste de helft van de banksaldi groot € 36.470,11 kan verhalen. De (precieze) omvang van de vordering van [eiseres] op de nalatenschap [overledene] , evenals het tekort in de afwikkeling daarvan, kan dan ook in het midden blijven.
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
€ 2.487,31 als gevolg van het ten onrechte leeghalen van de woning erflater- [betrokkene] . Ook wordt gevorderd een verklaring voor recht dat de vordering van [eiseres] uit hoofde van de nalatenschap van de moeder niet in de gemeenschap van goederen is gevallen.
€ 20.292,05. Ook de gevorderde schadevergoeding groot € 2.487,31 wordt toegewezen, nu is vastgesteld dat [betrokkene] door toedoen van [eiseres] schade heeft geleden (zie rechtsoverweging 4.15).