ECLI:NL:RBAMS:2020:4024

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
13/751476-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet

Op 13 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 4 juni 2020. Het EAB was uitgevaardigd door de Regional Court in Warsaw op 8 januari 2019 en betrof de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of hij in persoon was verschenen tijdens de behandeling van de zaak in Polen.

Tijdens de openbare zitting op 30 juli 2020 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Guman, en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling die leidde tot het vonnis in Polen en dat hij niet was bijgestaan door een gemachtigd raadsman. De dagvaarding en het vonnis waren betekend aan het adres van zijn ouders in Polen, terwijl de opgeëiste persoon op dat moment al in Nederland verbleef. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de opgeëiste persoon tijdig op de hoogte was gesteld van de zitting en of hij in de gelegenheid was om een advocaat te machtigen.

Op basis van deze bevindingen heeft de rechtbank geoordeeld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet van toepassing is. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering te weigeren, aangezien er geen mogelijkheid was voor de opgeëiste persoon om verzet of hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis in Polen. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. J.P.W. Helmonds en C.W.M. Giesen, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. S. Drent.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751476-20
RK nummer: 20/2777
Datum uitspraak: 13 augustus 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 juni 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 januari 2019 door
Regional Court in Warsaw, VIII Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen),
laatste opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 juli 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van het
District court for Warsawa – Żoliborz in Warsawvan 16 september 2016 (referentie IV K 295/14) waarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar is opgelegd. De tenuitvoerlegging van deze straf is bevolen op 16 maart 2017 door het
District court for Warsawa – Żoliborz in Warsaw(referentie: V Ko 4029/16).
De overlevering wordt aldus verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog elf maanden en 29 dagen.
Deze vonnissen betreffen het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. Uit het EAB blijkt niet dat de opgeëiste persoon ter terechtzitting is bijgestaan door een gemachtigd raadsman.
Uit het EAB blijkt dat de dagvaarding en het vonnis, met daarin informatie over het instellen van een rechtsmiddel, betekend zijn aan het adres van zijn ouders in Polen, die het ook in ontvangst hebben genomen. Er staat geen mogelijkheid open voor een procedure van verzet of hoger beroep.
De opgeëiste persoon heeft hierover verklaard dat hij op dat moment al in Nederland verbleef en dat de dagvaarding en het vonnis zijn gestuurd naar het adres van zijn ouders in Polen. De opgeëiste persoon is door zijn ouders op de hoogte gesteld van de zitting en de openstaande gevangenisstraf van één jaar.
De rechtbank kan op grond van voornoemde informatie niet vaststellen dat de informatie over de terechtzitting en het vonnis de opgeëiste persoon tijdig hebben bereikt. Of verdachte in de gelegenheid is geweest om naar de zitting te komen of om een advocaat te machtigen is daarom niet bekend. Daarbij is niet bekend of de opgeëiste persoon een rechtsmiddel heeft kunnen instellen.
De rechtbank is van oordeel dat het vonnis is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Bovendien staat er voor de opgeëiste persoon geen verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, artikel 12 sub d OLW, open. De overlevering zal op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW aan de overlevering in de weg staat, dient de overlevering te worden geweigerd.
5. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Regional Court in Warsaw, VIII Penal Division(Polen).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en C.W.M. Giesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.