ECLI:NL:RBAMS:2020:4022

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
13/751367-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot meerdere vonnissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 juli 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Płock, Polen, op 25 september 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Polen, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in het land. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen op 26 juni en 30 juli 2020. Tijdens de zitting op 26 juni was de opgeëiste persoon aanwezig via een videoverbinding en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.B.W.G. Beutener. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering. In een tussenuitspraak op 10 juli 2020 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie in te winnen over de betekening van de dagvaarding en het vonnis.

In de einduitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de overlevering voor vonnis 1 (II K 483/13) kan worden toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen weigeringsgronden zijn. Voor vonnis 2 (VII K 790/13) en vonnis 3 (II K 423/15) is de overlevering geweigerd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. J.P.W. Helmonds en C.W.M. Giesen, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. S. Drent.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751367-20
RK nummer: 20/2273
Datum uitspraak: 30 juli 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 september 2019 door
the Circuit Court in Płock(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats] , locatie [locatie] .
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 26 juni 2020
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 juni 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon, aanwezig via een videoverbinding, is bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 10 juli 2020
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 10 juli 2020 het onderzoek ter zitting heropend,
om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om over vonnis 3 (II K 423/15) nadere informatie in te winnen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit over de betekening van de dagvaarding en het vonnis en over de verstrekte verzetgarantie.
Zitting 30 juli 2020
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 30 juli 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting aanwezig te zijn en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw
mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer die telefonisch ter zitting aanwezig was.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
II K 483/13: een
enforceable final sentence of the District Court in Płockvan
12 augustus 2014;
VII K 790/13: een
enforceable final sentence of the District Court in Płockvan
9 oktober 2014,
amended by the sentence of the Circuit Court in Płockvan 6 maart 2015 (V Ka 950/14);
II K 423/15: een
enforceable final sentence of the District Court in Płockvan
6 december 2016.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van:
II K 483/13: een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, waarvan volgens het EAB nog één jaar, zeven maanden en 28 dagen resteren;
VII K 790/13: een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren;
II K 423/15: een vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden.
De opgeëiste persoon dient bovengenoemde vrijheidsstraffen te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW; tussenuitspraak

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 10 juli 2020. Hierin heeft zij geoordeeld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW (rubriek 4) niet van toepassing is voor vonnis 1 (II K 483/13) en dat de overlevering dient te worden geweigerd voor vonnis 2 (VII K 790/13, hoger beroep: V Ka 950/14). De rechtbank heeft tevens geoordeeld over de strafbaarheid van de feiten van vonnis 1 (rubriek 5) en schending van mensenrechten (rubriek 6). De overwegingen van de rechtbank dienen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank heeft op 10 juli 2020 het onderzoek heropend, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om over vonnis 3 (II K 423/15) nadere informatie in te winnen, zoals hierboven onder het kopje Procesgang is vermeld.
De rechtbank stelt vast dat er geen nadere informatie is ontvangen van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De opgeëiste persoon is niet in persoon verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid en is niet vertegenwoordigd door een gemachtigd advocaat. De rechtbank kan niet vaststellen of één van de omstandigheden van artikel 12 onder a of c OLW zich heeft voorgedaan, omdat gegevens over de betekening van de dagvaarding en het vonnis ontbreken. De rechtbank kan in het kader van artikel 12 onder d, tevens niet vaststellen of de gegeven verzetsgarantie onvoorwaardelijk is zoals dit artikel vereist. De overlevering voor vonnis 3 zal op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.

5.Slotsom

Nu ten aanzien van vonnis 1 (II K 483/13) waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor dat vonnis te worden toegestaan. Voor vonnis 2 (VII K 790/13, hoger beroep: V Ka 950/14) en vonnis 3
(II K 423/15) moet zij worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Płock(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd wegens vonnis 1 (II K 483/13).
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op het gedeelte van de vrijheidsstraf dat is opgelegd wegens vonnis 2 (VII K 790/13, hoger beroep: V Ka 950/14) en vonnis 3 (II K 423/15).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en C.W.M. Giesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juli 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.