ECLI:NL:RBAMS:2020:4014

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
C/13/677249 / KG RK 19-2206
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van Amerikaanse alimentatiebeslissingen zonder strijd met de openbare orde

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake het verzoek van een vrouw tot erkenning en tenuitvoerlegging van twee Amerikaanse alimentatiebeslissingen. De vrouw, wonende in de Verenigde Staten, verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank van 19 mei 2015 en 9 december 2015, waarbij alimentatie was vastgesteld voor haar en hun minderjarige kind. De man, wonende in de Verenigde Arabische Emiraten, voerde verweer en betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, alsook de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van de Amerikaanse beslissingen in Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op de executie van de Amerikaanse beslissingen, omdat de man feitelijk in Nederland verblijft en zijn inkomen daar ontvangt. De voorzieningenrechter heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd op basis van de relevante wetgeving en verdragen, waaronder het Haags Alimentatieverdrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Amerikaanse beslissingen niet in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde, ondanks de bezwaren van de man over de totstandkoming van deze beslissingen en de procedurele aspecten in de Verenigde Staten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw toegewezen en verlof verleend tot tenuitvoerlegging van de Amerikaanse alimentatiebeslissingen in Nederland. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/677249 / KG RK 19-2206
Beschikking van 13 augustus 2020
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] (Verenigde Staten van Amerika),
verzoekster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.M. van Maanen te Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] (Verenigde Arabische Emiraten),
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. G.B.J.M. Spoormans te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 21 augustus 2018,
- het verweerschrift, met bijlagen, ontvangen op 4 maart 2019,
- de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw, ontvangen op 13 september 2019,
- de brief met bijlagen van de zijde van de man, ontvangen op 17 september 2019,
- het F9-formulier met bijlagen van de zijde van de man, ontvangen op 19 september 2019,
- het F9-formulier met bijlagen van de zijde van de vrouw, ontvangen op 24 september 2019,
- de brief van de zijde van de vrouw, ontvangen op 18 oktober 2019,
- de beschikking van 6 november 2019 van deze rechtbank, waarbij de rechter, tevens kinderrechter, van de afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd zich onbevoegd heeft verklaard van het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van twee Amerikaanse alimentatiebeslissingen kennis te nemen en naar de voorzieningenrechter heeft verwezen en de overige verzoeken van de vrouw heeft afgewezen,
- de beschikking van 12 maart 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de Skype-behandeling, gehouden op 19 mei 2020 en het daarin vermelde processtuk,
- de brief van 24 juni 2020 van de zijde van de man met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 16 april 2011 in New Orleans (Verenigde Staten van Amerika, hierna: Verenigde Staten) gehuwd. Bij beslissing van 30 juni 2015 van de
Civil District Court for the Parish of Orleans, State of Louisiana, Division “D”(hierna: de Amerikaanse rechtbank) is de echtscheiding uitgesproken.
2.2.
Partijen zijn de ouders van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk). [minderjarige] verblijft bij de vrouw in de Verenigde Staten.
2.3.
De vrouw en de man hebben in het kader van de echtscheiding diverse gerechtelijke procedures in de Verenigde Staten tegen elkaar gevoerd die hebben geleid tot meerdere uitspraken.
2.4.
Bij beslissing van 19 mei 2015 heeft de Amerikaanse rechtbank een voorlopige bijdrage in de onderhoudskosten van [minderjarige] en de vrouw vastgesteld van $ 5.000 respectievelijk $ 15.000 per maand met ingang van mei 2015.
2.5.
Op 23 juni 2015 heeft (de Amerikaanse advocaat van) de man bij de Amerikaanse rechtbank een ‘Motion to Set Issue of Final Periodic Spousal Support, to Determine Fault and/or Entitlement and to Determine if Final Periodic Spousal Support is Due’ ingediend.
2.6.
De man heeft in september 2015 een ongeval gehad waarbij hij letsel aan zijn knie heeft opgelopen. Vervolgens heeft de man een operatie ondergaan met als gevolg dat hij gedurende tenminste drie maanden – tot medio januari 2016 – niet in staat was om te vliegen.
2.7.
Bij brief van 1 december 2015 heeft de man aan zijn Amerikaanse advocaten R.S. Buhrer en B.Wolff geschreven dat hij niet langer van hun diensten gebruik zal maken en dat hij zichzelf in rechte zal vertegenwoordigen, onder opgave van zijn adres- en
e-mailgegevens. Deze brief is ingediend bij de Amerikaanse rechtbank
.De vrouw heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de onttrekking van de advocaten van de man.
2.8.
Op 9 december 2015 heeft een zitting plaatsgevonden bij de Amerikaanse rechtbank, waarbij namens de man zijn Amerikaanse advocaten zijn verschenen. De beslissing van de Amerikaanse Rechtbank van dezelfde datum luidt voor zover relevant als volgt:
This matter came before court on the 9th day of December, 2015, pursuant to [verzoekster] ’s Rule to Extend Interim Spousal Support and [verweerder] ’s Motion to Continue and Motion for New Trial.
IT IS HEREBY ORDERED, ADJUDGED AND DECREEDthat Mr. Buhrer en Mr. Wolff shall contact their client, [verweerder] , and ask him to send correspondence to the Court regarding his contact information and specifically an address for service. In a letter, [verweerder] shall provide the Court with a phone number, e-mail address, and address to where he is physically located and address to
where he can receive and accept service of process.If [verweerder] fails to receive service of process at the address indicated, [verweerder] shall face contempt proceedings and/or a default judgement entered against him.
Additionally, Mr. Buhrer and Mr. Wolff shall contact [verweerder] and determine when, in light of [verweerder] ’s September leg injury, he is able to return to Orleans Parish for a hearing in this matter. This date shall relayed to the Court expeditiously.
IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED AND DECREEDthat [verweerder] ’s Motion to Continue, today argued by Scott Buhrer and opposed by counsel for [verzoekster] , is hereby
DENIED.
IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED AND DECREEDthat [verzoekster] ’s Rule to Extend Interim Spousal Support is hereby
GRANTED.[verweerder] ’s obligation to provide, and [verzoekster] ’s award of, interim spousal support shall be extended up through the time when a hearing on final spousal support shall take place.
IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED AND DECREEDthat [verweerder] ’s Motion for New Trial regarding this Court’s November 9, 2015 Judgement, is
GRANTED IN PART.[…]
2.9.
Op 7 december 2015 heeft de vrouw een verzoek bij de Amerikaanse rechtbank ingediend tot veroordeling van de man wegens ‘contempt of court’. Dit verzoek is op 26 januari 2016 op een zitting behandeld. De man was niet op de zitting aanwezig. Ook is geen advocaat namens de man verschenen. De beslissing van 4 februari 2016 luidt voor zover relevant als volgt:
On December 2, 2015, by way of a
Motion to Withdraw,the Court was made aware of an email correspondence sent by [verweerder] wherein he terminates his then attorneys of record, Bennett Wolff and Scott Buhrer. In the email, [verweerder] also states he would “represent [him]self” going forward. With a hearing on [verzoekster] ’s
Motion to Extend Interim Spousal Support (“Motion to Extend”)and [verweerder] ’s
Motion to Continueset for December 9, 2015, this Court denied the
Motion to Withdraw.
On December 7, 2015, [verzoekster] filed a
Rule for Contempt,which this Court signed and set for January 26, 2016. The record reflects that [verweerder] ’s then counsel of record, Bennett Wolff, accepted service for, and served the rule on [verweerder] . On the morning of December 9, 2016, this Court denied [verweerder] ’s
Motion to Continueand denied a second
Motion to Withdrawfiled by counsel for [verweerder] . The Court proceeded on [verzoekster] ’s
Motion to Extend.Following the hearing, the Court rendered a judgement that granted the
Motion to Extendand ordered [verweerder] to provide an address where he could receive service of process. […]
On January 19, 2016, after considering the law, the briefs filed by counsel, and [verweerder] ’s desire to “represent [him]self” going forward, the Court granted the third
Motion to Withdrawfiled by attorneys Bennett Wolff and Scott Buhrer.
On January 25, 2016, the Court received an email from [verweerder] wherein he asked procedural and/or legal questions, which the Court found it could not ethically answer. This email was the first correspondence the Court had ever received from [verweerder] .
On January 26, 2016, [verweerder] , despite receiving service of the
Rule for Contemptthrough his prior counsel of record, did not appear. To this date, the Court has not received an address where [verweerder] could receive service. Moreover, this Court never received a motion to continue the hearing on [verzoekster] ’s
Rule for Contempt.The Court elected to proceed on the
Rule for Contemptfinding that [verweerder] was provided notice of the hearing, had the opportunity to appear, and despite warnings and admonishment from the Court that a default judgement could be rendered against him, failed to appear.
IT IS ORDERED, ADJUDGED AND DECREEDthat [verzoekster] ’s Rule for Contempt be and is hereby
GRANTED.[verweerder] is hereby held in contempt of court for failing to pay child support, interim spousal support, and make the arrearage payments as ordered by this Court. […]
IT IS FURTHER ORDERED, ADJUDGED AND DECREEDthat [verweerder] is hereby sentenced to 30 days in Orleans Parish Prison for his failure to abide by the Judgments of May 19, 2015 and October 29, 2015, and his failure to pay child support, interim spousal support and the arrears. [verweerder] may purge this jail sentence by paying to [verzoekster] the sum of $ 25,000.00 within 30 days from the date of this hearing; namely February 25, 2016, otherwise the jail sentence is executory. […]
2.10.
Op 24 augustus 2016 heeft de vrouw een tweede verzoek bij de Amerikaanse rechtbank ingediend tot veroordeling van de man wegens ‘contempt of court’. Dit verzoek is op 27 september 2016 behandeld, waarbij namens de man een nieuwe advocaat op de zitting aanwezig was. Bij beslissing van 4 oktober 2016 is de man veroordeeld tot 30 dagen gevangenisstraf of betaling van een boete van $ 50.000,00 wegens het niet nakomen van het vonnis van 19 mei 2015 en het niet volledig betalen van kinderalimentatie en tijdelijke partneralimentatie.
2.11.
De vrouw heeft nadien nog een derde, vierde en vijfde verzoek bij de Amerikaanse rechtbank ingediend tot veroordeling van de man wegens ‘contempt of court’. De verzoeken zijn op 10 oktober 2018 ter zitting behandeld waarbij namens de man zijn advocaat aanwezig was. Bij beslissing van dezelfde datum is de man veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf of een boete van $ 75.000,00 wegens niet-naleving van het vonnis van 19 mei 2015 en het niet tijdig en volledig betalen van de kinderalimentatie en voorlopige partneralimentatie.
2.12.
De man is aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] B.V. (hierna: [naam bedrijf] ). De vennootschap is gevestigd in [vestigingsplaats] .
2.13.
De man heeft tot op heden circa $ 365.000,00 aan kinder- en partneralimentatie voldaan. Het nog openstaande bedrag tot op heden bedraagt $ 1.250.758,81.

3.Het verzoek en verweer

3.1.
De vrouw verzoekt – samengevat – primair de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank van 19 mei 2015 en 9 december 2015 (hierna: de Amerikaanse beslissingen) te erkennen en de vrouw verlof tot tenuitvoerlegging te verlenen ter inning van de kinder- en partneralimentatie van $ 5.000 respectievelijk $ 15.000 per maand. Subsidiair verzoekt zij de kinder- en partneralimentatie vast te stellen op $ 5.000 respectievelijk $ 15.000 per maand.
3.2.
De vrouw legt aan haar verzoek artikel 431 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) ten grondslag. Omdat de man feitelijk in Nederland verblijft, de Nederlandse nationaliteit heeft en zijn inkomen in Nederland ontvangt, heeft de vrouw recht op en belang bij de executie van de Amerikaanse beslissingen in Nederland. De Nederlandse rechter heeft daartoe rechtsmacht op grond van artikel 431 lid 2 in samenhang met artikel 3 Rv.
3.3.
De man voert verweer tegen het verzoek en concludeert primair tot onbevoegdheid van de Nederlandse rechter, dan wel tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek en subsidiair tot afwijzing van het verzoek. De man betwist dat hij in Nederland woont of verblijft en stelt dat hij ten tijde van de indiening van het verzoek in Malta woonde en dat hij thans in [woonplaats] woont. Volgens de man is tenuitvoerlegging van de Amerikaanse beslissingen in Nederland niet mogelijk, omdat [naam bedrijf] op dit moment in liquidatie verkeert en hij al vanaf mei 2016 geen inkomen meer uit de onderneming ontvangt. Subsidiair voert hij aan dat de Amerikaanse procedure niet voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtsgang. De vrouw heeft het voor de man onmogelijk gemaakt om de partneralimentatie definitief te laten vaststellen, omdat de man op verzoek van de vrouw meerdere malen veroordeeld is vanwege ‘contempt of Court’. Hij kan daardoor niet meer in persoon bij de Amerikaanse rechtbank verschijnen om het verzoek tot definitieve vaststelling van de kinder- en partneralimentatie in te dienen, terwijl de Amerikaanse rechter dat wel eist. De bij beslissing van 9 mei 2015 vastgestelde voorlopige kinder- en partneralimentatie is bovendien gebaseerd op thans achterhaalde uitgangspunten, terwijl de alimentatieverplichtingen van kracht blijven zolang de definitieve kinder- en partneralimentatie niet is vastgesteld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht

4.1.
Er is sprake van een internationaal geschil. Daarom moet de voorzieningenrechter (ambtshalve) onderzoeken of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van de verzoeken van de vrouw kennis te nemen.
4.2.
De vrouw verzoekt erkenning en tenuitvoerlegging van twee Amerikaanse alimentatiebeslissingen. De vrouw stelt dat de man ten tijde van indiening van het verzoek, dat is op 21 augustus 2018, feitelijk in Nederland verbleef. De man betwist dit en voert aan dat hij op dat moment woonachtig was in Malta. In beide gevallen moet de toepasselijkheid onderzocht worden van de Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (hierna: Alimentatieverordening). De alimentatieverordening is op grond van artikel 2 lid 1 van de verordening alleen van toepassing op de erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van een door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing en dus niet op beslissingen uit derde landen. Dit betekent dat de Amerikaanse beslissingen waarvan de vrouw erkenning en tenuitvoerlegging verzoekt niet vallen onder de reikwijdte van de Alimentatieverordening en dat de Alimentatieverordening dus niet van toepassing is.
4.3.
Nederland (als lidstaat van de Europese Unie) en de Verenigde Staten zijn beide partij bij het Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden (’s-Gravenhage 23 november 2007, hierna: het Haags Alimentatieverdrag). De beslissingen waarvan de vrouw erkenning en tenuitvoerlegging verzoekt, vallen onder het materiële toepassingsgebied zoals is bepaald in artikel 2 lid 1 onder a en b van het Haags Alimentatieverdrag.
Voor Nederland is het Haags Alimentatieverdrag op 1 augustus 2014 in werking getreden, voor de Verenigde Staten op 1 januari 2017. De beslissingen van 19 mei 2015 en 9 december 2015 dateren dus van vóór de inwerkingtreding van het Haags Alimentatieverdrag voor de Verenigde Staten. Omdat het verzoek is ontvangen op 21 augustus 2018, is dit verdrag temporeel toch (deels) van toepassing en wel op grond van artikel 56 lid 1 onder b, waarin is bepaald dat het verdrag van toepassing is op elk geval waarin een rechtstreeks verzoek om erkenning en tenuitvoerlegging is ontvangen door de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat nadat het Verdrag in werking is getreden tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat. Ingevolge lid 3 van artikel 56 is de aangezochte staat krachtens dit Verdrag niet gehouden een beslissing of regeling inzake levensonderhoud ten uitvoer te leggen betreffende betalingen die verschuldigd werden voordat het Verdrag tussen de staat van herkomst en de aangezochte staat in werking is getreden, met uitzondering van onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit een ouder-kindrelatie jegens een persoon jonger dan 21 jaar. Hierdoor valt deze zaak deels onder de temporele reikwijdte van het Haags Alimentatieverdrag, namelijk voor wat betreft de kinderalimentatie in het geheel en voor wat betreft de partneralimentatie voor zover de bedragen verschuldigd zijn geworden na 1 januari 2017.
4.4.
Op het verzoek met betrekking tot de partneralimentatie die verschuldigd is geworden vóór 1 januari 2017 is het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika inzake de geldendmaking van verplichtingen tot levensonderhoud (Washington 30 mei 2001, hierna: Verdrag NL-VS Levensonderhoud) van toepassing. Dit verdrag is voor Nederland en de Verenigde Staten op 1 mei 2002 in werking getreden en daarmee is het verdrag op grond van artikel X temporeel van toepassing. De beslissingen vallen ook onder het materiële toepassingsgebied zoals bepaald in artikel II van het verdrag.
4.5.
Het bovenstaande betekent dat op het verzoek van de vrouw om de Amerikaanse beslissingen te erkennen en ten uitvoer te leggen zowel het Haags Alimentatieverdrag als het Verdrag NL-VS Levensonderhoud van toepassing zijn.
Beide verdragen geven geen regels over de rechtsmacht. Dit brengt mee dat op grond van het commune Nederlandse bevoegdheidsrecht zoals opgenomen in de artikelen 1-14 Rv moet worden bepaald of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw.
4.6.
Voor zaken die bij verzoekschrift moeten worden ingeleid geldt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 aanhef en onder c Rv rechtsmacht heeft als de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden. Dat is in deze zaak het geval, omdat de vrouw tenuitvoerlegging van de Amerikaanse beslissingen in het arrondissement Amsterdam verzoekt, waar [naam bedrijf] gevestigd is. Daarbij is niet relevant dat [naam bedrijf] in liquidatie is. Dit betekent dat voor de rechtsmacht van de Nederlandse rechter de woonplaats van de man ten tijde van de indiening van het verzoekschrift niet van doorslaggevende betekenis is. Het antwoord op de vraag waar de man ten tijde van indiening van het verzoekschrift zijn gewone verblijfplaats had, kan daarom achterwege blijven. In zijn algemeenheid geldt op het voorgaande als uitzondering het geval waarin de vrouw met het voorleggen van haar verzoek aan de Nederlandse rechter misbruik van procesrecht maakt. Dat daar sprake van zou zijn, is evenwel niet gebleken.
4.7.
In artikel 985 Rv is bepaald dat wanneer een beslissing, gegeven door een rechter van een vreemde Staat, in Nederland uitvoerbaar is krachtens een verdrag of krachtens een wet, zij niet ten uitvoer wordt gelegd dan na daartoe verkregen rechterlijk verlof. Tot de kennisneming van het verzoek tot verlening van het verlof is onder meer bevoegd de rechtbank van het arrondissement waar de tenuitvoerlegging wordt verlangd.
4.8.
De Uitvoeringswet Internationale Inning Levensonderhoud van 29 september 2011 geeft regels met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op grond van het Haags Alimentatieverdrag (en de Alimentatieverordening). In artikel 5 lid 1 van deze wet is bepaald dat verzoeken die betrekking hebben op de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake levensonderhoud op grond van het Haags Alimentatieverdrag worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank en dat de artikelen 985 tot en met 990 Rv niet van toepassing zijn. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat onder meer bevoegd is de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wier rechtsgebied de tenuitvoerlegging plaats dient te vinden.
4.9.
Op grond van de hiervoor onder 4.7 en 4.8 genoemde regels is de voorzieningenrechter ook relatief bevoegd om van het verzoek van de vrouw kennis te nemen.
Erkenning en tenuitvoerlegging
4.10.
Voor wat betreft de kinderalimentatie en de partneralimentatie die verschuldigd is vanaf 1 januari 2017 is het Haags Alimentatieverdrag van toepassing. In artikel 23 lid 3 en 4 van het verdrag is bepaald dat indien het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging rechtstreeks aan een bevoegde autoriteit in de aangezochte staat is gericht in overeenstemming met artikel 19, vijfde lid, de bevoegde autoriteit de beslissing onverwijld uitvoerbaar verklaart of voor ten uitvoerlegging registreert. In dit stadium kan noch de verzoeker noch de verweerder bezwaar aantekenen. Een verklaring of registratie kan alleen worden geweigerd op de in artikel 22, onderdeel a, vermelde grond. Die houdt in dat erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing kennelijk onverenigbaar zijn met de openbare orde van de aangezochte staat. Hoger beroep moet worden ingesteld bij de rechtbank waarvan de voorzieningenrechter op het verzoek heeft beschikt.
4.11.
Voor wat betreft de partneralimentatie die verschuldigd was vóór 1 januari 2017 is het Verdrag NL-VS Levensonderhoud van toepassing. In artikel VII lid 1 van dat verdrag is bepaald dat beslissingen inzake levensonderhoud in Nederland worden erkend en ten uitvoer worden gelegd voor zover de feiten van de zaak grond opleveren voor erkenning en tenuitvoerlegging overeenkomstig het op 2 oktober 1973 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen over onderhoudsverplichtingen (het Haags Verdrag Tenuitvoerlegging Alimentatie), als ware dit verdrag van toepassing tussen de partijen. Dat verdrag bepaalt op haar beurt in artikel 5 dat de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien de erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing klaarblijkelijk onverenigbaar is met de openbare orde van de aangezochte staat.
4.12.
Zowel op grond van het Haags Alimentatieverdrag als op het Verdrag NL-VS Levensonderhoud kan erkenning en tenuitvoerlegging van de Amerikaanse beslissingen dus worden geweigerd als die beslissingen in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde.
De man heeft aangevoerd dat dit het geval is, omdat de vrouw het hem onmogelijk heeft gemaakt de partneralimentatie definitief te laten vaststellen. De voorzieningenrechter zal in het hiernavolgende beoordelen of erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissingen in strijd zijn met de openbare orde. Hoewel in artikel 5 lid 7 van de Uitvoeringswet is bepaald dat inwilliging van een verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing op grond van het Haags Alimentatieverdrag geschiedt in de vorm van een eenvoudig verlof, zal om proceseconomische redenen ook het gedeelte van het verzoek waarop het Haags Alimentatieverdrag van toepassing is, worden beoordeeld.
De exequaturprocedure / openbare orde
4.13.
In deze exequaturprocedure is het onderzoek door de rechter beperkt tot de vraag of alle formaliteiten in acht zijn genomen en tot de toetsingscriteria van Haags Verdrag Tenuitvoerlegging Alimentatie en Haags Alimentatieverdrag. Er is geen plaats voor een inhoudelijke toetsing (het verbod van
révision au fond, zie ook artikel 12 van het Haags Verdrag Tenuitvoerlegging Alimentatie en artikel 28 van het Haags Alimentatieverdrag).
De openbare orde-toets beoogt te voorkomen dat in de Nederlandse rechtsorde een buitenlandse rechterlijke beslissing tot gelding komt die naar haar totstandkoming of haar inhoud kennelijk in strijd is met beginselen en waarden die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel worden aangemerkt. De eisen die aan de totstandkoming van een beslissing worden gesteld vallen ten minste samen met de criteria voor een fair trial als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Volgens vaste rechtspraak geldt daarbij dat een schending van een fundamenteel beginsel van behoorlijke rechtspleging bij de totstandkoming van een buitenlandse beslissing alleen aan de erkenning of tenuitvoerlegging in Nederland in de weg staat, indien de partij die zich daartegen verzet in het land van herkomst van de beslissing alle rechtsmiddelen heeft benut die hem ten dienste stonden om deze schending recht te zetten.
Bij de toets of een beslissing naar haar inhoud in strijd is met de Nederlandse rechtsorde, gaat het er vanwege het verbod van révision au fond niet om of in de buitenlandse beslissing het conflictenrecht en het materiële recht (in dit geval het alimentatierecht van de staat Louisiana) juist is toegepast. Dit brengt mee dat ook een rechterlijke beslissing die binnen de Nederlandse rechtsorde als onjuist wordt aangemerkt, kan worden erkend.
Totstandkoming van de beslissingen in strijd met de openbare orde
4.14.
Ten aanzien van de totstandkoming van de Amerikaanse beslissingen heeft de man het volgende gesteld. De beslissingen hebben een voorlopig karakter. De kinder- en partneralimentatie zijn in de beslissingen niet definitief vastgesteld, maar betreffen voorlopige bijdragen. De man heeft op 23 juni 2015 een verzoek gedaan om de partneralimentatie definitief te bepalen. Volgens de man heeft de rechtbank daarop beslist dat dit verzoek alleen in behandeling wordt genomen als de man persoonlijk op de rechtbank verschijnt. Vanwege het ongeval in september 2015, waarbij de man ernstig knieletsel opliep kon hij tot medio januari 2016 niet vliegen en niet in persoon verschijnen. Desondanks is zijn verzoek om de partneralimentatie definitief vast te stellen op 9 december 2015 afgewezen. De man kan thans niet in persoon bij de Amerikaanse rechtbank verschijnen, omdat hem vanwege de veroordelingen voor ‘contempt of court’ gevangenisstraf boven het hoofd hangt, terwijl de Amerikaanse rechter hem niet toestaat om zich op de zitting te laten vertegenwoordigen door zijn advocaat of via Skype of FaceTime te verschijnen. Hierdoor is hij niet in staat een wijziging te vragen van de voorlopig vastgestelde onderhoudsbijdragen en/of de rechtbank te verzoeken om de definitieve onderhoudsbijdragen vast te stellen, aldus steeds de man.
4.15.
Bij de beoordeling wordt voorop gesteld dat op grond van artikel 4 lid 2 van het Haags Verdrag Tenuitvoerlegging Alimentatie voorlopige maatregelen worden erkend of uitvoerbaar verklaard in de aangezochte staat indien soortgelijke beslissingen daar kunnen worden gegeven en ten uitvoer worden gelegd. Dat is in Nederland het geval. Aan het vereiste van artikel 20 lid 6 Haags Alimentatieverdrag wordt voldaan. Dit betekent dat het voorlopig karakter van de Amerikaanse beslissingen op zichzelf niet aan erkenning en tenuitvoerlegging in de weg staat.
4.16.
Anders dan de man stelt, leest de voorzieningenrechter in de beslissing van 9 december 2015 niet dat het verzoek van de man om de partneralimentatie definitief vast te stellen is afgewezen. Het namens de man ingediende verzoek tot definitieve vaststelling van de partneralimentatie is genaamd ‘
motion to set issue of final periodic spousal support, determine fault and/or entitlement and to determine if final periodic spousal support is due’. De beslissing van 9 december 2015 vermeldt dat behandeld wordt ‘
[verzoekster] ’s Rule to Extend Interim Spousal Support and [verweerder] ’s Motion to Continue and Motion for New Trial’. De
Motion to Continueis geweigerd. De
Rule to extend Interim Spousal Supportis toegewezen. In de beslissing staat niet dat de
Motion to set issue of final periodic spousal supportis afgewezen. Bovendien is de voorlopige partneralimentatie verlengd tot het moment dat de behandeling over de definitieve partneralimentatie zal plaatsvinden
(up through the time when a hearing on final spousal support shall take place). Hieruit volgt juist dat het verzoek van de man om de partneralimentatie definitief vast te stellen niet is afgewezen. Wat de rechtsgevolgen zijn van het weigeren van de
motion to continuevoor zijn verzoek om de partneralimentatie definitief vast te stellen heeft de man niet gesteld. Voor zover uit andere beslissingen van de Amerikaanse rechter zou blijken dat het verzoek van de man om de partneralimentatie definitief vast te stellen is afgewezen, heeft de man nagelaten die beslissingen over te leggen. Dat het verzoek van de man om de partneralimentatie definitief vast te stellen is afgewezen, kan daarom niet worden vastgesteld.
4.17.
Ook volgt uit de beslissing van 9 december 2015 niet dat de definitieve vaststelling van de kinder- en partneralimentatie enkel inhoudelijk wordt behandeld als de man in persoon bij de rechtbank verschijnt. De Amerikaanse rechter heeft de man bij deze beslissing opgedragen de rechtbank zijn adresgegevens te doen toekomen voor de betekening van processtukken en gewaarschuwd voor de gevolgen bij het nalaten daarvan. Dat de man persoonlijk bij de rechtbank moet verschijnen en dat anders zijn verzoek niet in behandeling zal worden genomen, staat echter niet in de beslissing.
De man heeft een legal opinion van zijn Amerikaanse advocaat, C.H. Williams, overgelegd. Daarin heeft zij verklaard dat bewijs gewoonlijk wordt verkregen via het direct horen van getuigen op zitting. Mogelijk ziet de stelling van de man hierop en heeft de man bedoeld te stellen dat hij op de zitting moet verschijnen om te worden gehoord. De man heeft in dit kader ook verklaard dat het hem niet toegestaan is via Skype een verklaring af te leggen, omdat de vrouw dit niet heeft toegestaan. Ook dit blijkt echter niet uit de beslissing van 9 december 2015 of de andere beslissingen van de Amerikaanse rechter die door de man zijn overgelegd. De voorzieningenrechter kan daarom ook deze stelling van de man niet vaststellen.
4.18.
De man stelt bovendien dat hij persoonlijk naar de rechtbank moet komen om een verzoek tot wijziging van de voorlopig vastgestelde kinder- en partneralimentatie in te dienen. Dit zou volgen uit een beslissing van de Amerikaanse rechter van oktober 2015. Deze beslissing heeft de man niet overgelegd, zodat aan deze stelling voorbij wordt gegaan.
4.19.
Verder stelt de man dat hij vanwege de veroordelingen wegens ‘contempt of court’ niet bij de Amerikaanse rechter kan verschijnen om een nieuw verzoek voor definitieve kinder- en partneralimentatie in te dienen. Ook wil de vrouw hem geen vrijgeleide toestaan zodat hij dit verzoek kan indienen. De stelling dat de man in persoon bij de rechtbank moet verschijnen om een nieuw verzoek voor definitieve kinder- en partneralimentatie in te dienen, heeft de man echter niet gemotiveerd onderbouwd. De voorzieningenrechter leest dit ook niet in de beslissing van 9 december 2015.
4.20.
Daarbij komt het volgende. Uit de door de man overgelegde beslissingen van de Amerikaanse rechter volgt dat de man op 2 december 2015 en op 9 december 2015 verzoeken heeft ingediend tot onttrekking van zijn advocaten. Deze verzoeken zijn afgewezen. In de beslissing van 4 februari 2016 waarbij de man is veroordeeld wegens ‘contempt of Court’ (zie 2.9) is vermeld dat de man op 19 januari 2016 een derde verzoek tot onttrekking van zijn advocaten heeft ingediend en dat de rechtbank op 25 januari 2016 een e-mail van de man heeft ontvangen met procedurele en juridische vragen, waarop de rechtbank niet heeft gereageerd. Op de zitting van 26 januari 2016 is de man niet verschenen, terwijl de rechtbank heeft vastgesteld dat hij via zijn voormalige advocaten de oproep voor de zitting heeft ontvangen. Tot die datum heeft de rechtbank geen adres van de man ontvangen noch een verzoek (
motion to continue)om de zitting vanwege de
Rule of contemptaan te houden. De Amerikaanse rechtbank concludeert vervolgens in de beslissing dat de man wist van de zitting, dat hij de mogelijkheid had om te komen en dat de man, ondanks waarschuwingen dat een verstekbeslissing tegen hem gewezen zou kunnen worden, niet is verschenen.
Uit het voorgaande volgt dat de man voor de zitting is opgeroepen en deze oproep hem heeft bereikt. De man heeft er zelf voor gekozen om niet ter zitting te verschijnen, ondanks waarschuwingen voor de gevolgen daarvan. Indien en voor zover de man eind januari 2016 om medische redenen niet kon reizen – hij stelt zelf dat hij tot medio januari 2016 niet kon vliegen – en daarom niet bij de rechtbank kon verschijnen, had hij zich kunnen laten vertegenwoordigen door zijn advocaat. In plaats daarvan heeft hij tot driemaal toe verzoeken ingediend tot onttrekking van zijn advocaat. Onder deze omstandigheden kan hij niet tegenwerpen dat hij vervolgens bij verstek is veroordeeld wegens ‘contempt of court’, en dat hij vanwege het risico op gevangenisstraf thans niet naar de Verenigde Staten kan komen om in persoon bij de Amerikaanse rechtbank te verschijnen.
Voor zover de man heeft bedoeld te betogen dat hij niet rechtsgeldig en tijdig conform de regels van het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken van 15 november 1965 (Haags Betekeningsverdrag) voor de zitting van 26 januari 2016 is opgeroepen, geldt het volgende. Uit de door de man overgelegde beslissing van de Court of Appeal van 14 juli 2017 volgt dat hij hoger beroep tegen de beslissing van 4 februari 2016 van de Amerikaanse rechtbank heeft ingesteld. Nu schending van het beginsel van hoor en wederhoor door het aanwenden van een rechtsmiddel kon worden hersteld, kan dit betoog de man niet baten.
Inhoud van de beslissingen in strijd met de openbare orde
4.21.
De man stelt verder dat de Amerikaanse beslissingen gebaseerd zijn op achterhaalde feiten en omstandigheden. De beslissingen voldoen daarmee niet langer aan het recht van de Staat Louisiana. De vrouw heeft thans de verplichting om zelf in haar levensonderhoud te voorzien, omdat de dochter inmiddels al zes jaar oud is, aldus de man. Ter zitting heeft de man bovendien nog gesteld dat er nog een zodanig groot bedrag openstaat, dat hij dit gedurende zijn leven niet zal kunnen afbetalen. Voor zover de man met deze stellingen bedoeld heeft dat hiermee de inhoud van de Amerikaanse beslissingen in strijd is met de Nederlandse openbare orde overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.22.
Zowel het nog openstaande bedrag aan kinderalimentatie en voorlopige partneralimentatie ($ 1.250.758,81) als het bedrag dat de man reeds heeft voldaan (circa $ 365.000,00) is naar Nederlandse maatstaven uitzonderlijk hoog te noemen. Dit neemt niet weg dat uit de beslissing van 9 mei 2015 volgt dat de Amerikaanse rechter de richtlijnen voor de vaststelling van de hoogte van alimentatie in de staat Louisiana heeft toegepast. Of de Amerikaanse rechter die richtlijnen op de juiste wijze heeft toegepast kan niet door de voorzieningenrechter worden getoetst omdat dat de inhoud van de beslissing betreft (zie hiervoor onder 4.13).
Verder is namens de man tijdens de zitting weliswaar bepleit dat de alimentatie waarvoor de vrouw tenuitvoerlegging verzoekt moet worden aangepast, maar hij heeft daartoe geen concreet verzoek ingediend.
Bovendien is hiervoor geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat de man niet de mogelijkheid heeft (gehad) om een verzoek tot wijziging van de voorlopig vastgestelde alimentatie of een nieuw verzoek voor de behandeling van de definitieve vaststelling van de alimentatie in te dienen. Daarom kunnen de Amerikaanse beslissingen niet met een beroep op strijd met de openbare orde van erkenning en/of tenuitvoerlegging in Nederland worden uitgesloten.
4.23.
Tot slot betoogt de man dat van een behoorlijke rechtsgang geen sprake is geweest, omdat de Amerikaanse rechter in haar beslissingen ervan blijk heeft gegeven dat zij een zeer uitgesproken oordeel over de man heeft en daardoor niet als onpartijdig en onafhankelijk kan worden beschouwd.
De overwegingen van de Amerikaanse rechter in de beslissing van 9 mei 2015 over de levensstijl van de man (‘a scandalous lifestyle’) zijn opmerkelijk te noemen. Deze overwegingen zijn echter niet ten grondslag gelegd aan het oordeel over de kinderalimentatie en voorlopige partneralimentatie, maar aan de beslissing over het gezag over de dochter en de omgangsregeling. Tegen deze onderdelen van de beslissing heeft de man met (gedeeltelijk) succes hoger beroep ingesteld bij de Court of Appeal. Verder is, anders dan de man stelt, niet gebleken dat alle beslissingen door deze rechter zijn genomen. De beslissing van 10 oktober 2018 (zie 2.11) is door een andere rechter genomen.
Ook dit betoog kan daarom niet leiden tot het oordeel dat van een behoorlijke rechtsgang geen sprake is geweest.
Conclusie
4.24.
De slotsom is dat er geen redenen zijn om de verzochte tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank van 19 mei 2015 en 9 december 2015 te weigeren wegens strijd met de openbare orde. Aan de voorwaarden voor erkenning en tenuitvoerlegging van deze beslissingen wordt voldaan gelet op het bepaalde in artikel 20 lid 1 onder b Haags Alimentatieverdrag en de artikelen 4 lid 1 onder 1 en 2, en artikel 7 lid 1 van het Haags Verdrag Tenuitvoerlegging Alimentatie. Het verzoek van de vrouw zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
4.25.
Gelet op de familierechtelijke aard van deze zaak zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent verlof tot tenuitvoerlegging van de beslissingen van de
Civil Court for the Parish of New Orleans, State of Louisiana, Division “D”van 19 mei 2015 en 9 december 2015 in Nederland,
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.H. Broesterhuizen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A. Minkjan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2020.
De griffier is verhinderd om deze beschikking mede te ondertekenen.