In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een onbevoegdheidsincident in een vordering tegen de curator van een onder curatele gestelde persoon. De eiser, [eiser], heeft een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Zeker Financiële Zorgverlening B.V. (ZFZ), die als curator is aangesteld voor zijn ex-echtgenote, [betrokkene]. De eiser vordert betaling van een bedrag van € 5.460,84, dat voortvloeit uit de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap. ZFZ heeft verweer gevoerd en in reconventie een vordering ingesteld tegen de eiser voor onterecht ontvangen huurpenningen ter hoogte van € 6.580,00.
In het incident heeft ZFZ gevorderd dat de kantonrechter zich relatief onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Noord-Holland, omdat [betrokkene] woonachtig zou zijn in dat arrondissement. De eiser heeft hiertegen verweer gevoerd en aangevoerd dat de woonplaats van de curator bepalend is voor de relatieve bevoegdheid, zoals vastgelegd in artikel 1:12 BW. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de hoofdregel van afgeleide woonplaats van toepassing is, en dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, relatief bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
De kantonrechter heeft de incidentele vordering van ZFZ afgewezen en de zaak ambtshalve verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere. De proceskosten in het incident zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 31 juli 2020 door kantonrechter mr. P. Vrugt, bijgestaan door griffier mr. M. Sahin.