ECLI:NL:RBAMS:2020:4000

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
14 augustus 2020
Zaaknummer
13/701006-20, 13/115298-20, 13/113671-20, 13/099374-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernielingen van bushokjes en winkelruit met strafoplegging en schadevergoeding

Op 12 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vernielingen in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, te weten 6 mei, 27 april, 24 april en 12 april 2020, opzettelijk en wederrechtelijk schade heeft toegebracht aan een ruit van de Dirk van den Broek en aan bushokjes die toebehoren aan een B.V. en de gemeente. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en heeft de vorderingen van de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor vernielingen vertoonde, en met de rapportages van psychiaters die de geestelijke toestand van de verdachte hebben beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een hoge kans op recidive heeft, maar dat behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn om dit te verminderen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, die is vastgesteld op bedragen variërend van €576,67 tot €816,25, afhankelijk van de zaak. De rechtbank heeft de wettelijke rente over deze bedragen toegewezen, te rekenen vanaf de data van de vernielingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/701006-20 (zaak A), 13/115298-20 (zaak B), 13/113671-20 (zaak C) en 13/099374-20 (zaak D) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 12 augustus 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
laatst opgegeven adres:
[adres 1] ,
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van:
[plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.C. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C. Crince Le Roy, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Parketnummer 13/701006-20 (zaak A):
vernieling, beschadiging en/of onbruikbaar maken van een ruit, toebehorende aan de Dirk van den Broek, op 6 mei 2020 in Amsterdam;
Parketnummer 13/115298-20 (zaak B):
vernieling, beschadiging, onbruikbaar maken en/of wegmaken van een bushokje, toebehorende aan [Naam B.V.] B.V., op 27 april 2020 in Amsterdam;
Parketnummer 13/113671-20 (zaak C):
vernieling, beschadiging en/of onbruikbaar maken van bushokjes, toebehorende aan [Naam B.V.] B.V., op 24 april 2020 in Amsterdam;
Parketnummer 13/099374-20 (zaak D):
vernieling, beschadiging, onbruikbaar maken en/of wegmaken van twee bushokjes en/of een parkeerautomaat, toebehorende aan [Naam B.V.] B.V. en/of [Naam gemeente] , op 12 april 2020 in Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Oordeel van de rechtbank
4.1.1.
Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – de vernieling van een ruit bewezen. De rechtbank baseert haar oordeel onder meer op de aangifte en op het proces-verbaal van bevindingen met de beschrijving van de camerabeelden en de herkenning van verdachte op die camerabeelden.
4.1.2.
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – de vernieling van een bushokje bewezen, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.1.3.
Ten aanzien van het in zaak C ten laste gelegde
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – de vernieling van twee bushokjes bewezen, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.1.4.
Ten aanzien van het in zaak D ten laste gelegde
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – de vernieling van twee bushokjes en een parkeerautomaat bewezen, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A:
op 6 mei 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan Dirk van den Broek, heeft vernield;
Zaak B:
op 27 april 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een abri, toebehorende aan [Naam B.V.] B.V., heeft vernield;
Zaak C:
op 24 april 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk abri's, toebehorende aan [Naam B.V.] B.V., heeft vernield;
Zaak D:
op 12 april 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk twee bushokjes en een parkeerautomaat, toebehorende aan [Naam B.V.] B.V. en [Naam gemeente] , heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf en maatregel

9.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem in de zaken A, B, C en D bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een eventuele opname in een zorginstelling, meewerken aan ambulante behandeling (met mogelijkheid tot langdurige klinische opname), meewerken aan verdiepingsdiagnostiek, meewerken aan middelencontrole en het verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
9.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair verzocht het onvoorwaardelijk deel van de straf te beperken tot een straf gelijk aan het voorarrest, en voor het overige de eis van de officier van justitie te volgen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht volledig aansluiting te zoeken bij de eis van de officier van justitie.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in zeer korte tijd schuldig gemaakt aan vernielingen van diverse bushokjes, een parkeerautomaat en een winkelruit. Dit zijn vervelende feiten waarvan de maatschappij in het geheel en de slachtoffers in het bijzonder veel hinder en overlast ondervinden, zeker als het om het vernielen van bushokjes gaat. De toegebrachte schade is ook aanzienlijk.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde op de zitting blijkt dat het strafbare gedrag van verdachte alleen kan worden beïnvloed door middel van een (langdurige) behandeling. Verdachte lijkt in te zien dat dit zijn laatste kans is en heeft verklaard dat hij bereid is aan een eventuele behandeling – en verdere voorwaarden – mee te werken.
De rechtbank heeft het strafblad van verdachte van 7 augustus 2020 bekeken, waaruit blijkt dat hij al eerder is veroordeeld voor een vernieling. Daarom neemt de rechtbank het strafblad in strafverzwarende zin mee.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van psychiaters
B.E.A. van der Hoorn en H.A.N. Ketwaru-Nanhekhan van 7 augustus 2020, waaruit volgt dat bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking, een posttraumatische stressstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met zowel antisociale als borderlinetrekken, een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en alcohol en een matige stoornis in het gebruik van tabak. Gelet op het grote aantal risicofactoren – en het beperkte aantal beschermende factoren – schatten de psychiaters het recidiverisico als hoog in. Daarnaast geven zij aan dat dit kan worden verlaagd door een intensieve en gestructureerde klinische behandeling die is gericht op het vasthouden van abstinentie van middelen, emotieregulatie-problematiek, traumaverwerking, nadere diagnostiek en toewerken naar een stapsgewijze resocialisatie naar begeleid wonen, waarbij verdachte begeleiding krijgt op alle levensgebieden. Hierbij merken de psychiaters op dat geen van de in het strafkader overwogen opties – te weten een zorgmachtiging of een terbeschikkingstelling met voorwaarden – ideaal zijn. Daarbij komt dat verdachte niet voldoet aan de criteria om voor oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders in aanmerking te komen. Alles in overweging nemend, komen de psychiaters tot de conclusie dat het vormgeven van een zorgtraject binnen de kaders van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel de minst negatieve impact heeft.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op een rapport van de reclassering van
31 juli 2020, waaruit volgt dat de reclassering zich aansluit bij de conclusie en het strafadvies van de psychiaters. Daarom adviseert de reclassering verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een eventuele opname in een zorginstelling, meewerken aan ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan verdiepingsdiagnostiek, meewerken aan middelencontrole en verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
Alles afwegend, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. Dat betekent dat de rechtbank verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast besluit de rechtbank tot oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met dien verstande dat de duur van de klinische opname ter beoordeling van de reclassering is.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [Naam B.V.] B.V. vordert:
  • in zaak B € 576,67,
  • in zaak C € 614,42 en
  • in zaak D € 816,25,
steeds bestaande uit materiële schadevergoeding, en telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht alle vorderingen in het geheel toe te wijzen, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat deze niet moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek op de zitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor in de zaken B, C en D bewezen geachte feiten steeds rechtstreeks materiële schade heeft geleden, te weten – kort gezegd – de kosten voor het vervangen van de ruit(en) van de bushokje(s) en het doen van aangifte. Bovendien zijn deze kosten door de verdediging niet gemotiveerd betwist. De rechtbank acht de gevorderde schade in zijn geheel toewijsbaar en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde bedragen steeds moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente, omdat dit uit de wet (te weten: artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek) voortvloeit.
Conclusie
Zaak B
De rechtbank wijst toe € 576,67 (vijfhonderdzesenzeventig euro en zevenenzestig eurocent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
27 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [Naam B.V.] B.V., naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het hiervoor in zaak B bewezen geachte feit is toegebracht.
De rechtbank waardeert deze op € 576,67 (vijfhonderdzesenzeventig euro en zevenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Zaak C
De rechtbank wijst € 614,42 (zeshonderdveertien euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [Naam B.V.] B.V., naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het hiervoor in zaak C bewezen geachte feit is toegebracht.
De rechtbank waardeert deze op € 614,42 (zeshonderdveertien euro en tweeënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Zaak D
De rechtbank wijst toe € 816,25 (achthonderdzestien euro en vijfentwintig eurocent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [Naam B.V.] B.V., naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het hiervoor in zaak D bewezen geachte feit is toegebracht.
De rechtbank waardeert deze op € 816,25 (achthonderdzestien euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op het grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in de zaken A, B, C en D ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
De bewezen verklaarde feiten leveren op:
ten aanzien van zaak A en zaak B:
telkens opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van zaak C en zaak D:
telkens opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
1 (één) maand, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd voor de duur van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
En stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
  • zijn medewerking dient te verlenen aan het aanvragen van een indicatiestelling en eventueel aan de daaruit voortvloeiende plaatsing voor een klinische behandeling als dat is geïndiceerd door het IFZ/NIFP. Veroordeelde laat zich dan opnemen in zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie of observatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
  • zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek gericht op een onderzoek naar de persoonlijkheid. Dit verdiepingsonderzoek kan worden verricht door Inforsa of een soortgelijke instelling;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en cocaïne om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd en op welke andere middelen.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij in zaak B, zaak C en zaak D.
Zaak B
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[Naam B.V.] B.V.toe tot € 576,67 (vijfhonderdzesenzeventig euro en zevenenzestig eurocent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan
[Naam B.V.] B.V.voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam B.V.] B.V., te betalen € 576,67 (vijfhonderdzesenzeventig euro en zevenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Zaak C
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[Naam B.V.] B.V.toe tot € 614,42 (zeshonderdveertien euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan
[Naam B.V.] B.V.voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam B.V.] B.V., te betalen € 614,42 (zeshonderdveertien euro en tweeënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Zaak D
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[Naam B.V.] B.V.toe tot € 816,25 (achthonderdzestien euro en vijfentwintig eurocent), bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan
[Naam B.V.] B.V.voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam B.V.] B.V., te betalen € 816,25 (achthonderdzestien euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en M.A.E. Somsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 augustus 2020.