ECLI:NL:RBAMS:2020:3982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
C/13/687127 / KG ZA 20-634
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoire beslagen in kort geding tussen verschillende besloten vennootschappen en Werkorganisatie BUCH

In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit twee besloten vennootschappen en hun bestuurders, de opheffing van conservatoire beslagen die door de Werkorganisatie BUCH zijn gelegd. De voorzieningenrechter heeft op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in twee kort gedingen, waarbij de eisers in beide zaken de opheffing van de beslagen hebben verzocht. De achtergrond van de zaak betreft een project genaamd 'Rationalisatie', waarbij de eisers betrokken waren als opdrachtnemers voor BUCH. BUCH heeft conservatoire beslagen gelegd op de bankrekeningen van de eisers, omdat zij meende dat er sprake was van wanprestatie en onrechtmatige daad, onder andere door het indienen van valse facturen. De eisers hebben betoogd dat zij de werkzaamheden correct hebben uitgevoerd en dat de beslagen onterecht zijn gelegd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat BUCH onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schade en dat de vordering van BUCH summierlijk ondeugdelijk is. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter een belangenafweging gemaakt, waarbij de belangen van de eisers zwaarder wogen dan die van BUCH. De beslagen zijn opgeheven en BUCH is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Vonnis in kort geding van 13 augustus 2020
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/13/687127 / KG ZA 20-634 HH/MV van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij conceptdagvaarding,
advocaat mr. E.M. Buijs-van Bemmel te Krimpen aan den IJssel,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WERKORGANISATIE BUCH,
zetelend te Uitgeest,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. A. Paternotte te Hoofddorp,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/13/687124 / KG ZA 20-632 HH/MV van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 20 juli 2020,
advocaat mr. B.P.J. van Riel te Ede,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WERKORGANISATIE BUCH,
zetelend te Uitgeest,
gedaagde,
advocaat mr. A. Paternotte te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna ook [eiseres 1] en [eiser 2] , BUCH en [eiseres 3] en [eiser 4] worden genoemd.

1.De procedure

Het kort geding dat is aangespannen door [eiseres 1] en [eiser 2] (C/13/687127 / KG ZA 20-634) zal hierna ook zaak 1 worden genoemd. Het kort geding dat is aangespannen door [eiseres 3] en [eiser 4] (C/13/687124 / KG ZA 20-632) zal hierna ook zaak 2 worden genoemd.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 30 juli 2020 hebben eisers de (concept)dagvaardingen toegelicht. BUCH heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
Alle partijen hebben producties in het geding gebracht. [eiseres 1] en [eiser 2] en BUCH hebben tevens een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
met mr. I.P. Biemond (kantoorgenoot van mr. Buijs-Van Bemmel);
[eiser 4] met mr. Van Riel;
[betrokkene] , senior [functie] van BUCH, met mr. Paternotte.
Na verder debat is vonnis bepaald op 13 augustus 2020.

2.De feiten

2.1.
BUCH is een samenwerkingsverband van de gemeenten Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo.
In zaak 1
2.2.
[eiser 2] is indirect bestuurder van [eiseres 1] .
2.3.
[eiseres 1] en [eiser 2] hebben als productie 2 een (niet ondertekend) document overgelegd met als titel
Project Rationalisatie Opdrachtverstrekking. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
Geachte heer [eiser 2] , beste [eiser 2] .Bijgaand treft u de opdrachtverstrekking aan voor het project Rationalisatie. Het project voorziet in het afbouwen van de staande infrastructuur van de latende gemeenten. Deze worden afgebouwd omdat ze niet meer een bijdrage leveren aan de bedrijfsvoering van BUCH. Dit als gevolg van het overzetten van applicaties naar het 5de huis. De opdrachtverstrekking luidt als volgt:
Het uitvoeren van werkzaamheden die ten doel hebben een afbouw van de technische omgevingen van de latende omgevingen, te weten Heiloo, Uitgeest, Castricum en Bergen. Doel hiervan is de onderhouds- en daarmee de kostenlast op genoemde technische omgevingen te beëindigen. Om dit mogelijk te maken dienen de applicaties die niet meer in gebruikt zijn worden verwijderd.
(…)De condities waarop dit project kan plaatsvinden zijn:- De heer [medewerker 1 van Buch] is opdrachtgever en is voor dit project eerste aanspreekpunt namens de BUCH werkorganisatie- De heer [eiser 2] is opdrachtnemer vervult de rol van projectleider en is eerst verantwoordelijke en aanspreekpunt- Start van het project Rationalisatie is 1 april 2019.- De beoogde doorloopperiode betreft 1,5 jaar, dan wel zoveel eerder van het project als doelen zijn bereikt.- De inzet van mensen op het project bestaat uit een combinatie van door opdrachtnemer te regelen inhuur medewerkers alsmede van medewerkers uit de staande BUCH organisatie.(…)- Contracten voor inhuur vindt plaats op basis van een half jaar en worden ter tekening voorgelegd aan de opdrachtgever. Deze worden als verplichting in de financiële administratie opgenomen.- Bij de wekelijks te verwijderen applicaties wordt een calculatie gemaakt welk positief effect dit heeft op de lastenverlichting in de exploitatie.(…)- Wekelijks rapporteert opdrachtnemer aan opdrachtgever de vorderingen, waaronder in ieder geval;° Inzet van medewerkers
° Welke onderdelen zijn aangepakt
° Welk rendement dit heeft opgeleverd effectief gemeten en zichtbaar in de exploitatie.(…)- Het project kent voor zowel de hard- als de software, een inspannings- en resultaatverplichting. Dat wil zeggen dat de beoogde doelstelling zoals verwoord in het projectplandoor opdrachtnemer behaald dient te worden.- Indien het beoogde resultaatdoor opdrachtnemer niet gerealiseerd wordt en herleidbaar is door toedoen van opdrachtnemer zal het nadeel in de vorm van geleden geldelijke schade worden verhaald op opdrachtnemer.(…)2.4. In het Project Initiatie Document (productie 1 van [eiseres 1] en [eiser 2] ) is het project Rationalisatie verder omschreven. Hierin is onder meer opgenomen dat de kosten voor ‘Inhuur personeel project rationalisatie’ zowel voor 2019 als voor 2020 zijn begroot op € 770.000,-.
2.5.
Uit een e-mailwisseling op 23 januari 2020 tussen [medewerker 3 van Buch] van BUCH en [eiser 2] volgt dat de opdracht ‘Harmonisatie/Rationalisatie’ is beëindigd. [eiser 2] heeft in zijn e-mail onder meer opgenomen dat dit inhoudt dat hij per 1 maart 2020 officieel als projectleider ‘decharge’ heeft van het project. In een e-mail van 30 januari 2020 van [medewerker 2 van Buch] van BUCH aan [eiser 2] is onder meer opgenomen:
Bij deze verleen ik jouw decharge op het rationalisatie project.2.6. Op 19 juni 2020 heeft BUCH de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verzocht tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [eiseres 1] en [eiser 2] . In het verzoekschrift is onder meer opgenomen dat [medewerker 1 van Buch] tot 1 januari 2020 binnen BUCH verantwoordelijk was voor het project Rationalisatie. Vanaf 1 januari 2020 werd [medewerker 3 van Buch] hiervoor verantwoordelijk. [medewerker 3 van Buch] heeft, aldus het verzoekschrift, na zijn aantreden geconstateerd dat er hoge bedragen voor het project Rationalisatie werden gefactureerd, maar dat er geen of nauwelijks voortgang was binnen het project. BUCH kreeg vervolgens vermoedens dat [eiseres 1] te veel uren had gedeclareerd en dat sprake was van valse facturen. Om die reden is Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna Hoffmann) verzocht een onderzoek te doen naar de door [eiseres 1] verzonden facturen. Hoffmann heeft haar bevindingen neergelegd in een rapport van 29 mei 2020. Hieruit volgt dat [eiseres 1] stelselmatig niet gewerkte uren in rekening heeft gebracht en het uurtarief van medewerkers eenzijdig heeft verhoogd. Uit het rapport blijkt dat [eiseres 1] tenminste een bedrag van
€ 157.681,15 (inclusief btw) te veel heeft gefactureerd. BUCH heeft betaling opgeschort van de openstaande facturen van [eiseres 1] ter hoogte van € 43.360,35, zodat de vordering van BUCH op [eiseres 1] tenminste € 114.220,80 bedraagt. Hierbij dient, aldus het verzoekschrift, een bedrag van € 62.390,38 te worden opgeteld. Dit zijn de door Hoffmann gemaakte onderzoekskosten. De totale vordering op [eiseres 1] bedraagt dan € 176.611,18. Vermeerderd met de gebruikelijke opslag voor rente en kosten dient de vordering waarvoor beslag kan worden gelegd in totaal te worden begroot op € 229.594,53, aldus BUCH.
2.7.
Verder is in het beslagrekest van BUCH opgenomen dat deze vordering eveneens hoofdelijk zal worden verhaald op [eiser 2] als bestuurder van [eiseres 1] omdat hem een ernstig persoonlijk verwijt valt te maken. [eiser 2] heeft dan ook onrechtmatig gehandeld jegens BUCH en is aansprakelijk voor de schade, aldus het rekest.
2.8.
Op 19 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter verlof verleend tot het leggen van de conservatoire beslagen op de bankrekeningen van [eiseres 1] en [eiser 2] . De vordering is hierbij begroot op € 229.500,-. Bepaald is dat de eis in de hoofdzaak binnen 28 dagen na het eerst gelegde beslag moet worden ingesteld. Op 13 juli 2020 heeft BUCH die eis aanhangig gemaakt.
2.9.
Ter zitting is verklaard dat het beslag op de bankrekeningen van [eiser 2] tot ongeveer € 27.000,- doel heeft getroffen. Het beslag op de bankrekeningen van [eiseres 1] heeft volgens de dagvaarding tot € 91.368,79 doel getroffen.
In zaak 2
2.10.
[eiser 4] is bestuurder en aandeelhouder van [eiseres 3] .
2.11.
Op 1 april 2019 is tussen BUCH en [eiseres 3] een overeenkomst gesloten met betrekking tot het inhuren van personeel ten behoeve van het onder 2.3 en 2.4 bedoelde project.
2.12.
Op 19 juni 2020 heeft BUCH de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verzocht tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [eiseres 3] en [eiser 4] . De inhoud van het beslagrekest is grotendeels hetzelfde als het onder 2.6 genoemde beslagrekest. Ook naar de door [eiseres 3] ingediende facturen heeft BUCH onderzoek laten verrichten door Hoffmann. Hieruit blijkt dat [eiseres 3] tenminste € 163.094,93 te veel heeft gefactureerd. Na aftrek van nog openstaande facturen van [eiseres 3] ter hoogte van € 30.927,- bedraagt de vordering van BUCH op [eiseres 3] € 132.167,93, aldus het beslagrekest. Deze vordering dient te worden vermeerderd met de onderzoekskosten van Hoffmann en met de gebruikelijke opslag voor rente en kosten. De totale vordering bedraagt dan volgens BUCH € 252.925,80.
2.13.
Ook in dit beslagrekest is opgenomen dat de vordering eveneens hoofdelijk zal worden verhaald op [eiser 4] als bestuurder van [eiseres 3] omdat hem een ernstig persoonlijk verwijt valt te maken. [eiser 4] heeft dan ook onrechtmatig gehandeld jegens BUCH en is aansprakelijk voor de schade, aldus het rekest.
2.14.
Op 19 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter verlof verleend tot het leggen van de conservatoire beslagen op de bankrekeningen van [eiseres 3] en [eiser 4] . De vordering is hierbij begroot op € 252.900,-. Bepaald is dat de eis in de hoofdzaak binnen 28 dagen na het eerst gelegde beslag moet worden ingesteld. Op 13 juli 2020 heeft BUCH die eis aanhangig gemaakt.
2.15.
In de dagvaarding is opgenomen dat het beslag op de bankrekening van [eiseres 3] doel heeft getroffen tot een bedrag van € 43.991,02. Ter zitting is verklaard dat het beslag op de bankrekeningen van [eiser 4] tot ongeveer € 7.600,- doel heeft getroffen.

3.Het geschil

In zaak 1
3.1.
[eiseres 1] en [eiser 2] vorderen – kort gezegd – opheffing van de door BUCH gelegde beslagen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag, BUCH te verbieden nogmaals beslag te leggen op de bankrekeningen van [eiseres 1] en [eiser 2] en BUCH te veroordelen in de kosten van de beslaglegging en in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres 1] en [eiser 2] stellen hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. Het Rationalisatieproject is een vervolg op het zogenoemde ‘5de huis’ project dat begin 2019 is opgeleverd. Het 5de huis maakt het mogelijk dat alle medewerkers van de vier gemeenten van één BUCH-account gebruik konden maken. Vervolgens dienden in het kader van het Rationalisatieproject heel veel applicaties die nog bij de vier gemeenten in gebruik waren te worden opgeruimd dan wel te worden ondergebracht in het 5de huis. Dit zou een besparing van 2,4 miljoen euro op jaarbasis opleveren, welke besparing zou kunnen worden gerealiseerd door twee jaar lang € 770.000,- te investeren. Omdat het project vanaf de aanvang besparingen zou opleveren, werd zo een eigen begroting/budget gecreëerd. [eiseres 1] zou de rationalisatie kunnen uitvoeren voor een overeengekomen contractsom van maximaal € 770.000,- per jaar, gedurende 2 jaar. Dit uitgangspunt is door [eiseres 1] uitgewerkt in het Project Initiatie Document. Daarin is ook opgenomen dat de overeenkomst van opdracht tussen BUCH en [eiseres 1] een resultaatsverplichting kende. De beoogde doelstelling zoals opgenomen in het Project Initiatie Document (het ‘opruimen’ van een groot aantal applicaties) moest worden behaald en als [eiseres 1] hierin niet zou slagen zou de schade op haar kunnen worden verhaald. De opzet hield dus niet in dat per gewerkt uur een factuur zou worden gestuurd (‘uurtje factuurtje’). Omdat BUCH het project in de door [eiseres 1] voorgestelde vorm niet kon laten uitvoeren alvorens het aan te besteden is door ( [medewerker 1 van Buch] namens) BUCH aan [eiseres 1] voorgesteld om het project wel zo uit te voeren maar de kosten te factureren door middel van de inhuur door BUCH van een vijftal IT specialisten (zoals een MDU-specialist, Werkplekspecialist etc, waarbij [eiser 2] voor het projectmanagement zou worden ingehuurd). Een aanbestedingsprocedure kon immers wel drie tot zes maanden duren en hield het risico in dat een organisatie die niet over de juiste kennis beschikt de opdracht zou krijgen, of dat door de duur ervan de mensen van [eiseres 1] die nu kennis van de systemen bij BUCH hadden niet meer beschikbaar zouden zijn als het project werd gegund. Het was aan [eiseres 1] om medewerkers in te zetten (al dan niet via inhuur van derden, zoals [eiseres 3] ). Op die wijze kon [eiseres 1] de juiste mensen op het project inzetten en differentieren op welk niveau zij een specialist voor welke werkzaamheden inzette. Die werkzaamheden werden veelal op afstand (‘remote’) uitgevoerd door mensen die niet op een locatie van BUCH aanwezig waren. Het Rationalisatieproject èn de te realiseren besparingen zijn goedgekeurd door de vier gemeenteraden en door de vier gemeentesecretarissen van de gemeenten van BUCH.
3.3.
Verder hebben [eiseres 1] en [eiser 2] aangevoerd dat aan de gemaakte afspraken uitvoering werd gegeven door [medewerker 1 van Buch] , die steeds alle facturen van [eiseres 1] (tot en met november 2019) goedkeurde en voor uitbetaling zorgdroeg. In het begin vermeldden die facturen alleen een functie en geen naam. Dat kon ook niet omdat er veel meer dan vijf man aan het project werkten. De facturen kwamen dus niet overeen met het daadwerkelijk aantal gewerkte uren door een op de factuur vermelde (al dan niet met naam genoemde) specialist. Toen BUCH halverwege het project verzocht op de facturen wel namen te vermelden, omdat anders niet tot uitbetaling kon worden overgegaan, werden willekeurig (soms verzonnen) namen geplaatst van personen die de werkzaamheden zouden hebben verricht, terwijl ook dat niet overeenkwam met de werkelijkheid. [eiser 2] wist dat dit niet klopte, maar dit is steeds gebeurd in samenspraak met [medewerker 1 van Buch] . De werkzaamheden ter realisatie van het project en het afgesproken doel zijn steeds uitgevoerd en daarover is ook steeds aan [medewerker 1 van Buch] gerapporteerd.
3.4.
Toen [medewerker 1 van Buch] werd vervangen door [medewerker 3 van Buch] , die blijkbaar niet van deze afspraak op de hoogte was, ging het mis, aldus [eiseres 1] en [eiser 2] . [medewerker 3 van Buch] stelde zich plots (en ten onrechte) op het standpunt dat alle uren uit het verleden keurig moesten worden verantwoord.
Dat Hoffmann in haar (gekleurde) rapport onregelmatigheden in de facturen heeft vastgesteld is dus volkomen juist en daarvoor had geen duur rapport geschreven hoeven worden. Indien [eiser 2] gevraagd was om een en ander aan BUCH toe te lichten (en niet op de wijze als door Hoffmann gewenst in de vorm van een verhoor), dan had hij dat ook uitgelegd en kunnen laten zien welke besparingen inmiddels gerealiseerd waren. BUCH gaat er aan voorbij dat een en ander op haar initiatief zo was afgesproken om de aanbestedingsregels te omzeilen. Van belang is verder dat Hoffmann in het geheel niet heeft onderzocht welke werkzaamheden door [eiseres 1] en [eiser 2] zijn verricht en hoeveel dit aan besparingen heeft opgeleverd. Hoffmann heeft hiervoor overigens de kennis niet in huis. De door Hoffmann beweerde schade is dan ook volledig uit de lucht gegrepen. Er zijn al ongeveer 600 applicaties ‘weggerationaliseerd’, waarbij ook door [eiser 2] zelf heel veel uren zijn besteed en wat tot een grote besparing heeft geleid. [eiseres 1] en [eiser 2] kunnen een en ander in de bodemprocedure aantonen. Dit maakt de vordering op [eiseres 1] summierlijk ondeugdelijk als bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv. Er is evenmin sprake van bestuurdersaansprakelijkheid zodat de ten laste van [eiser 2] gelegde beslagen hoe dan ook moeten worden opgeheven. [eiseres 1] en [eiser 2] worden zwaar getroffen door de beslagen, zodat ook een afweging van belangen in hun voordeel dient uit te vallen. Niet onderbouwd is dat [eiseres 1] en [eiser 2] na afloop van de bodemprocedure verhaal van een eventuele vordering van BUCH onmogelijk zouden maken.
3.5.
BUCH heeft – samengevat weergegeven – aangevoerd dat eisers hun vordering tot opheffing van de beslagen onvoldoende hebben onderbouwd. Voor het Rationalisatieproject heeft BUCH opdracht gegeven aan [eiseres 1] en [eiseres 3] tot het inhuren van ICT-personeel. Daarnaast is aan [eiser 2] opdracht gegeven om als projectleider te fungeren. Op deze wijze hebben verschillende personen werkzaamheden ten behoeve van het project verricht. Omdat in januari 2020 bleek dat eisers niet konden toelichten of onderbouwen wie wanneer welke werkzaamheden had verricht, is het project geëindigd. Eisers zijn vervolgens in gebreke gesteld en aan hen is vergeefs om een gespecificeerde urenverantwoording gevraagd. Hoffmann heeft vervolgens de malversaties aan het licht gebracht. Uit het rapport van Hoffmann volgt dat BUCH uit hoofde van wanprestatie vorderingen heeft op [eiseres 1] en [eiseres 3] en uit hoofde van onrechtmatige daad op [eiser 2] en [eiser 4] . Beide heren hebben immers doelbewust valse facturen opgesteld. Op die grond is sprake van bestuurdersaansprakelijkheid. Dat ‘decharge’ is verleend aan [eiser 2] maakt dit niet anders, omdat op dat moment nog niet was gebleken van de valse facturen. BUCH bestrijdt dat sprake was van een vaste contractssom. BUCH wilde slechts transparant zijn door van te voren kenbaar te maken wat het maximale budget zou zijn. BUCH heeft nooit toestemming gegeven om ‘zomaar’ bedragen (tot een maximaal budget) te factureren noch om facturen zonder naam of met een verzonnen naam in te dienen. Dit is ook nimmer geaccordeerd door de vier gemeenten. Ook betwist BUCH dat de door eisers verrichte werkzaamheden tot besparingen hebben geleid. Tot slot dient een afweging van alle belangen in het voordeel van BUCH uit te vallen.
In zaak 2
3.6.
[eiseres 3] en [eiser 4] vorderen – kort gezegd – opheffing van de door BUCH gelegde beslagen en BUCH te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen een immateriële schadevergoeding van € 5.000,-.
3.7.
[eiseres 3] en [eiser 4] stellen hiertoe – kort gezegd – het volgende. [eiseres 3] zette alleen personeelsleden in ten behoeve van [eiseres 1] . [eiseres 3] fungeerde daarom als een onderaannemer van [eiseres 1] , alhoewel zij wel rechtstreeks factureerde aan BUCH. [eiser 4] heeft zelf geen werkzaamheden bij BUCH verricht in het kader van het Rationalisatieproject. Het is op zich juist dat [eiser 4] namens [eiseres 3] op verzoek van [eiser 2] (verzonnen) namen op de facturen heeft gezet, maar er zijn wel degelijk werkzaamheden verricht voor de bedragen die zijn gefactureerd. [eiser 4] bestrijdt uitdrukkelijk dat sprake is van bestuurdersaanprakelijkheid. Voor het overige sluiten [eiseres 3] en [eiser 4] zich aan bij de stellingen van [eiseres 1] en [eiser 2] .
3.8.
Voor het verweer van BUCH wordt verwezen naar 3.3 van dit vonnis.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 705 lid 2 Rv dient een conservatoir beslag onder meer te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Bij de beoordeling of een beslag moet worden opgeheven dienen tevens de wederzijdse belangen te worden afgewogen.
In zaak 1
4.2.
Het Project Initiatie Document en de (niet-ondertekende) Opdrachtverstrekking Project Rationalisatie geven onvoldoende duidelijkheid over de vraag op welke wijze [eiseres 1] een vergoeding zou ontvangen voor de door haar te verrichten werkzaamheden. Partijen verschillen hierover van mening. Volgens BUCH diende [eiseres 1] op basis van correcte urenspecificaties facturen in te dienen voor alle werkzaamheden die zij uitvoerde. Volgens [eiseres 1] had zij de vrijheid om diverse mensen van verschillend niveau (al dan niet via inhuur van derden) in te zetten ten behoeve van het project bij BUCH en kon zij de werkzaamheden factureren alsof het de inzet van vijf type IT specialisten betrof. Zij kon en hoefde dus geen urenspecificatie bij te houden. Zij diende een vooraf overeengekomen resultaat te behalen binnen de grenzen van een maximaal overeengekomen budget. Indien [eiseres 1] dit resultaat niet zou behalen, zou zij jegens BUCH ook aansprakelijk zijn voor de hieruit voortvloeiende schade.
4.3.
In dit kort geding, dat zich niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten (bijvoorbeeld door middel van een getuigenverhoor), kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wie van partijen het gelijk aan zijn zijde heeft. Deze onduidelijkheid komt in eerste instantie voor rekening en risico van BUCH, omdat BUCH als “aanbestedende” overheidsdienst heeft nagelaten duidelijke afspraken op papier te zetten en zorg te dragen voor ondertekening van die afspraken. Verder kunnen in de producties die in dit kort geding zijn ingediend geen aanwijzingen worden gevonden voor het standpunt van BUCH dat [eiseres 1] op basis van correcte urenspecificaties facturen moest indienen. [eiseres 1] beschikt daarentegen wèl over aanwijzingen die haar standpunt ondersteunen. Zo is in de opdrachtverstrekking (die weliswaar niet door partijen is ondertekend) opgenomen:
- Het project kent voor zowel de hard- als de software, een inspannings- en resultaatverplichting. Dat wil zeggen dat de beoogde doelstelling zoals verwoord in het projectplandoor opdrachtnemer behaald dient te worden.- Indien het beoogde resultaatdoor opdrachtnemer niet gerealiseerd wordt en herleidbaar is door toedoen van opdrachtnemer zal het nadeel in de vorm van geleden geldelijke schade worden verhaald op opdrachtnemer.In het Project Initiatie Document is zowel voor 2019 als voor 2020 onder de kostensoort ‘Inhuur personeel project rationalisatie’ een bedrag van € 770.000,- opgenomen. Tot en met november 2019 zijn de facturen door [medewerker 1 van Buch] geaccordeerd en ‘probleemloos’ uitbetaald, hetgeen eveneens een aanwijzing vormt voor de door [eiseres 1] gestelde afspraken. Verder heeft [eiseres 1] gewezen op verschillende bijlagen bij het rapport van Hoffmann, onder meer op bijlage 65, een interview met [medewerker 2 van Buch] van BUCH, die nauw bij het project is betrokken, maar desalniettemin verklaart dat hij “
opdrachttechnisch en factuurtechnisch” niet wist hoe het allemaal in elkaar zat en op bijlage 72, de verklaring van [medewerker 1 van Buch] , waaruit – kort gezegd – blijkt dat hij de facturen accordeerde zonder te beoordelen of de uren waren gemaakt (en dat de controle op de voortgang van de opdracht aan de orde kwam in de wekelijkse voortgangsgesprekken).
4.4.
Nu [eiseres 1] bovendien heeft erkend dat de bij BUCH ingediende facturen niet overeenstemden met de werkelijkheid kan de door BUCH beweerde schade niet zonder meer worden gebaseerd op het rapport van Hoffmann. Hoffmann heeft immers niet onderzocht welke werkzaamheden [eiseres 1] en [eiser 2] wèl daadwerkelijk hebben verricht en tot welke besparingen (door het uitfaseren van applicaties) dit heeft geleid. [eiser 2] heeft ter zitting verklaard deze werkzaamheden èn de besparingen in een bodemprocedure te kunnen onderbouwen aan de hand van overzichten die hij bijhield (op de server van BUCH) en waarover hij gedurende het project rapporteerde aan [medewerker 1 van Buch] . Al met al leidt dit tot de conclusie dat niet voorshands is gebleken dat door BUCH daadwerkelijk schade is geleden. Of door [eiseres 1] en [eiser 2] onrechtmatig is gehandeld en/of wanprestatie is gepleegd, zoals BUCH stelt, kan daarbij in het midden blijven. De (hoogte van de) vordering van BUCH op [eiseres 1] en [eiser 2] is daarmee summierlijk ondeugdelijk als bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv.
4.5.
Ten aanzien van [eiser 2] geldt verder dat BUCH onvoldoende heeft onderbouwd op welke grond [eiser 2] persoonlijk als bestuurder aansprakelijk gesteld kan worden. Hiervoor geldt een hoge drempel. Er is voorshands geen sprake van het bewust indienen van valse facturen waarvan [eiser 2] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hier is sprake van een zakelijk meningsverschil tussen [eiseres 1] en BUCH over de wijze van financiering van het Rationaliseringsproject en over de wijze van factureren. Dat zou anders kunnen zijn indien zou zijn gebleken dat geen werkzaamheden ten behoeve van BUCH zijn verricht en er wel gefactureerd is. Dat is voorshands niet het geval.
4.6.
Daar komt bij dat een belangenafweging in het voordeel uitvalt van [eiseres 1] en [eiser 2] . [eiseres 1] heeft onweersproken aangevoerd dat de continuïteit van haar onderneming ernstig in gevaar komt als gevolg van de beslagen. Zij kan haar medewerkers, haar onderaannemers en de huur voor haar bedrijfspand niet betalen. Het beslag zingt rond in de markt waardoor zij geen nieuwe opdrachten krijgt. Een faillissement lijkt dan onafwendbaar, waardoor zij aan het eind van de rit evenmin verhaal biedt. Het belang van [eiser 2] bij opheffing van de beslagen is erin gelegen dat hij een gezin met twee kinderen moet onderhouden. Hiertegenover staat dat BUCH onvoldoende heeft onderbouwd op welke gronden [eiseres 1] en [eiser 2] te zijner tijd verhaal onmogelijk zullen maken (gelden zullen verduisteren) indien de beslagen worden opgeheven.
4.7.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen worden de beslagen opgeheven. Omdat de beslagen met dit vonnis worden opgeheven, zal hieraan geen dwangsom worden verbonden.
4.8.
De vordering BUCH te verbieden nogmaals beslag te leggen op de bankrekeningen van [eiseres 1] en [eiseres 1] en [eiser 2] is niet toewijsbaar. In de toekomst kan mogelijk sprake zijn van feiten of omstandigheden die een nieuw beslag rechtvaardigen. BUCH zal worden veroordeeld, indien opnieuw om beslagverlof wordt verzocht, een kopie van dit vonnis te overleggen.
4.9.
BUCH zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres 1] en [eiser 2] worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.636,00
4.10.
Er is geen aanleiding BUCH te veroordelen in de kosten van de beslaglegging. Die kosten zijn immers voor rekening van BUCH gemaakt en dienen voor haar rekening te blijven (nog daargelaten dat [eiseres 1] en [eiser 2] deze kosten niet hebben gespecificeerd).
In zaak 2
4.11.
Ten aanzien van [eiseres 3] en [eiser 4] geldt mutatis mutandis hetzelfde als ten aanzien van [eiseres 1] en [eiser 2] , ook met betrekking tot de beweerde bestuurdersaansprakelijkheid van [eiser 4] en de belangenafweging. De voorzieningenrechter komt dan ook tot dezelfde conclusies als in zaak 1.
4.12.
Voor zover de vordering van [eiseres 3] en [eiser 4] ziet op betaling van een immateriële schadevergoeding, is zij niet toewijsbaar. Deze vordering is in het geheel niet onderbouwd.
4.13.
BUCH zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres 3] en [eiser 4] worden begroot op:
- betekening oproeping € 89,53
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.725,53

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In zaak 1
5.1.
heft op de door BUCH ten laste van [eiseres 1] en [eiser 2] gelegde conservatoire beslagen,
5.2.
veroordeelt BUCH tot het overleggen van een kopie van dit vonnis aan de voorzieningenrechter, indien opnieuw ten laste van [eiseres 1] en [eiser 2] om beslagverlof wordt verzocht,
5.3.
veroordeelt BUCH in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres 1] en [eiser 2] tot op heden begroot op € 1.636,00,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af
In zaak 2
5.6.
heft op de door BUCH ten laste van [eiseres 3] en [eiser 4] gelegde conservatoire beslagen,
5.7.
veroordeelt BUCH in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres 3] en [eiser 4] tot op heden begroot op € 1.725,53,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MV