In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Grondbedrijf Oud-Zuid B.V. en een gedaagde koper. De koper had een pand in Amsterdam gekocht voor 6,3 miljoen euro, maar heeft verzuimd om een bankgarantie of waarborgsom te verstrekken, zoals vereist in de koopovereenkomst. De koper dacht dat zijn adviseur tijdig een beroep had gedaan op het financieringsvoorbehoud, maar dit bleek niet het geval. Grondbedrijf heeft de koopovereenkomst ontbonden en vordert nu een contractuele boete van 630.000 euro, die is gebaseerd op de tekortkoming van de koper in de nakoming van zijn verplichtingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de koper niet tijdig een beroep heeft gedaan op het financieringsvoorbehoud en dat hij derhalve verplicht was om de waarborgsom of bankgarantie te verstrekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de koper in verzuim is en dat de contractuele boete van 630.000 euro is verschuldigd. De rechtbank heeft het beroep van de koper op matiging van de boete afgewezen, omdat er geen sprake was van buitensporigheid in de omstandigheden van het geval. De rechtbank heeft de vordering van Grondbedrijf toegewezen en de koper veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan contractuele verplichtingen en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. De rechtbank heeft ook de proceskosten en beslagkosten toegewezen aan Grondbedrijf, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.