ECLI:NL:RBAMS:2020:3937
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van woning met souterrain
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning met een souterrain. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had de waarde van de woning vastgesteld op € 1.215.000 voor het kalenderjaar 2018. De eiseres, die het niet eens was met deze waardebepaling, stelde dat de woning op de waardepeildatum van 1 januari 2017 niet meer dan € 992.000 waard was. Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft de eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 juni 2020, waarbij de eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de heffingsambtenaar aanwezig was met een taxateur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning van de eiseres een dubbele benedenwoning is met een souterrain en een tuin. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de WOZ-waarde verwezen naar verkooptransacties van vergelijkbare woningen in de buurt.
Het geschil concentreerde zich op de waardering van het souterrain, waarbij de heffingsambtenaar een meerwaarde van € 243.660 toekende. De eiseres betwistte deze waardering en wees op de disproportionaliteit in vergelijking met andere woningen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar gelijk had in zijn stelling dat de potentie van de ruimte bepalend is voor de waarde, en dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar standpunt te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen reden voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.