ECLI:NL:RBAMS:2020:3936
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling WOZ-waarde woning en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had de waarde van de woning op het adres [adres 1] voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 1.012.000. Na bezwaar van de eigenaar, [naam], werd deze waarde verlaagd tot € 909.000. De eigenaar ging echter in beroep, omdat zij van mening was dat de woning op de waardepeildatum, 1 januari 2017, niet meer dan € 700.000 waard was.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 juni 2020, waarbij beide partijen hun standpunten met taxatierapporten onderbouwden. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woning van [naam] en de vergelijkingsobjecten. De woning verkeerde in een originele staat van 1905, had geen buitenruimte en was gedateerd, terwijl de vergelijkingsobjecten in betere staat verkeerden. De rechtbank stelde de WOZ-waarde uiteindelijk vast op € 850.000.
Daarnaast eiste [naam] vergoeding van de kosten van haar taxatierapport en proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar deze kosten moest vergoeden, omdat hij in de uitspraak op bezwaar verzuimd had deze vergoeding toe te kennen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en legde de heffingsambtenaar verschillende vergoedingen op, waaronder € 1.050 aan proceskosten, € 128,26 voor het taxatierapport en € 47 griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.