ECLI:NL:RBAMS:2020:391

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
13/093402-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak ontuchtige handelingen wegens gebrek aan bewijs in Amsterdam

Op 9 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 december 2018 in Amsterdam, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een slachtoffer te dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen in zijn taxi. De officier van justitie, mr. S. Hoogerheide, heeft in zijn vordering tot vrijspraak gepleit, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te staven. De rechtbank heeft het standpunt van de verdediging, vertegenwoordigd door de raadsvrouw mr. A.C. van der Hulst, gevolgd, die stelde dat het bewijsminimum niet werd gehaald volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Na het onderzoek ter terechtzitting en het horen van de argumenten van beide partijen, concludeerde de rechtbank dat het tenlastegelegde niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 januari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/093402-19
Datum uitspraak: 9 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.C. van der Hulst, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 2 december 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan ontucht door zijn hand tussen de benen van [slachtoffer] te doen en over haar kruis te wrijven.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het tenlastegelegde, omdat op basis van het onderhavige strafdossier niet kan worden vastgesteld wat zich precies in de taxi heeft afgespeeld en of verdachte aangeefster al dan niet met opzet heeft aangeraakt. Het aan verdachte tenlastegelegde kan daarom niet worden bewezen.

4.Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich aan de hand van haar op schrift gestelde pleitnotities op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet wordt gehaald.

5.Vrijspraak

Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte tenlastegelegde niet is bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 januari 2020.
Bijlage
Tenlastelegging
Aan verdachte
[verdachte]is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 december 2018 te Amsterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers hij heeft hij, verdachte, (terwijl die [slachtoffer] als passagiere in zijn taxi, naast hem zat) onverhoeds, zijn hand tussen haar benen gedaan en/of (over haar kleding) eenmaal of meermalen over haar kruis gewreven, in elk geval een of meerdere wrijfbewegingen ter hoogte van haar kruis gemaakt.