ECLI:NL:RBAMS:2020:3893

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
13/751468-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Italië toegestaan na garantie tegen onmenselijke behandeling in detentiecentra

Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Italië. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 29 mei 2020, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 19 mei 2020 door de rechtbank van Monza in Italië was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Albanië in 1977, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 21 juli 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd hij bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.J. Admiraal, en een tolk.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet (OLW) en vastgesteld dat het EAB voldeed aan de vereisten. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Italië onderzocht, waarbij werd opgemerkt dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in bepaalde detentiecentra. De Italiaanse autoriteiten hebben echter garanties gegeven dat de opgeëiste persoon niet in deze problematische detentiecentra zal worden geplaatst, maar in de detentie-inrichting Rome-Rebibbia-Nieuw Complex.

Gelet op deze garanties en het feit dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en H.P. Kijlstra, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open volgens artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751468-20
RK nummer: 20/2696
Datum uitspraak: 4 augustus 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 mei 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 mei 2020 door de rechter belast met het vooronderzoek in de rechtbank van Monza (Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 juli 2020. Het verhoor heeft middels telehoren plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Albanese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een ongedateerd bevel tot voorlopige hechtenis. Uit aanvullende informatie d.d. 30 mei 2020 blijkt dat dit bevel is afgegeven op 19 mei 2020 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van Monza.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Italiaans recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Genoegzaamheid
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
In het EAB wordt in de feitsomschrijving vermeld dat het feit is gepleegd in Monza, Milaan en elders. Uit aanvullende informatie d.d. 16 juli 2020 blijkt dat met “elders” wordt bedoeld elders in Italië.
Voorts wordt gesproken over een hoeveelheid van 4 kilo cocaïne en een hoeveelheid van 1 kilo cocaïne. In aanvullende informatie wordt bevestigd dat de genoemde 1 kilo onderdeel uitmaakt van de daarvoor genoemde 4 kilo. Daarmee is genoegzaam komen vast te staan dat de hoeveelheid cocaïne die aan de opgeëiste persoon wordt toegeschreven in totaal 4 kilo bedraagt.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de feitsomschrijving met de aanvullende informatie genoegzaam is omschreven.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Italiaans recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Detentieomstandigheden

In eerdere uitspraken heeft deze rechtbank overwogen dat uit een onderzoeksrapport van de non-gouvernementele organisatie Antigone van mei 2019 blijkt dat ten aanzien van 16 detentiecentra in Italië niet is gegarandeerd dat gedetineerden minimaal 3 vierkante meter
personal spacezullen hebben. Ten aanzien van deze detentiecentra heeft de rechtbank geoordeeld dat een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling.
Het betreft de detentiecentra:
Bergamo, Milaan San Vittore, Opera van Milaan, Monza, Voghera, Alba, Pisa, Campobasso, Civitavecchia Nuovo Complesso, Turi, Trani vrouwen, Catanzaro, Catania Piazza Lanza, Nuoro en de twee Napolitaanse gevangenissen Poggioreale en Secondi.
In aanvullende informatie d.d. 4 maart 2020 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de garantie gegeven dat door Nederland overgeleverde personen zullen worden ondergebracht in de detentie-inrichting Rome-Rebibbia-Nieuw Complex en ook nadien niet zullen worden overgebracht naar één van de hierboven genoemde instellingen.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie afdoende, zodat het bepaalde in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet in de weg staat aan de overlevering van de opgeëiste persoon.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan de rechter belast mat het vooronderzoek in de rechtbank van Monza (Italië).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 augustus 2020.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.