Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Amtsgericht Braunschweig(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
Rechtbank Amsterdam
Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan het Amtsgericht Braunschweig in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 30 januari 2020 en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 29 januari 2020 door het Duitse gerecht is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1964 en met de Nederlandse nationaliteit, is beschuldigd van oplichting, een feit dat ook naar Nederlands recht strafbaar is. Tijdens de openbare zitting op 21 juli 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn de details van het EAB besproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, mits er een garantie is dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. De Staatsanwalt Braunschweig heeft op 17 februari 2020 een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in Duitsland naar Nederland zal worden overgebracht voor de uitvoering van zijn straf. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder de Overleveringswet (OLW) en het Wetboek van Strafrecht, in overweging genomen en concludeert dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan het Duitse gerecht moet worden toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en H.P. Kijlstra, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.