ECLI:NL:RBAMS:2020:3890
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurprijsvermindering en gebreken aan woning in huurgeschil tussen Woonstichting de Key en huurder
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam diende, heeft de kantonrechter op 28 februari 2020 een eindvonnis gewezen in een huurgeschil tussen Woonstichting de Key en de huurder, hierna aangeduid als [eiser]. De procedure begon met een tussenvonnis op 18 oktober 2019, waarna op 10 december 2019 een mondelinge behandeling plaatsvond. Tijdens deze zitting hebben partijen een regeling getroffen, waarna de procedure werd aangehouden om de gemaakte afspraken uit te voeren. Op 31 januari 2020 hebben beide partijen een akte genomen, waarbij [eiser] zijn eis heeft verminderd.
De kantonrechter heeft de situatie rondom de gebreken aan de woning beoordeeld. [eiser] stelde dat er nog een probleem was met de elektra, maar de kantonrechter oordeelde dat dit geen gebrek was dat het genot van de woning in gevaar bracht. De kantonrechter heeft de huurprijsvermindering vastgesteld op 40% van de huurprijs voor de periode van 5 maart 2018 tot 31 mei 2019, omdat er eerder lekkages en vochtproblemen waren die door De Key niet tijdig waren verholpen. De Key had echter al langer kennis van deze problemen, maar de kantonrechter oordeelde dat [eiser] slechts recht had op huurprijsvermindering voor een periode van zes maanden voorafgaand aan zijn verzoek bij de Huurcommissie.
Daarnaast heeft [eiser] vergoeding gevorderd voor extra kosten die hij had gemaakt tijdens de werkzaamheden aan de woning, maar deze vordering werd afgewezen omdat hij deze kosten niet voldoende had onderbouwd. De kantonrechter verklaarde De Key niet-ontvankelijk in haar eis in reconventie, omdat deze te laat was ingediend. Uiteindelijk werden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken door mr. E. Pennink in het openbaar.