Op 18 april 2018 heeft mr. Wasscher aan mr. Hes een concept-vaststellingsovereenkomst gestuurd met de volgende begeleidende tekst:
In bovenvermelde zaak is ter zitting door u en mij aan de kantonrechter meegedeeld dat:
partijen met betrekking tot de aan de kantonrechter voorgelegde kwestie een minnelijke regeling hebben getroffen;
welke regeling vastgelegd zal worden in een overeenkomst;
[eiseres] aan het NIW een factuur zal zenden ter hoogte van € 35.000 te vermeerderen met btw;
nadat die factuur door het NIW aan [eiseres] is betaald het verzoek en het tegenverzoek zullen worden ingetrokken en
ieder der partijen de eigen proceskosten zal dragen. (…)
Op 24 april 2018 heeft mr. Hes het concept, voorzien van een aantal (tekstuele)wijzigingen retour gestuurd.
Op 25 april 2018 heeft mr. Wasscher geschreven:
Ten onechte laat u weten dat de door u doorgevoerde wijzigingen in mijn concept niet inhoudelijk van aard zijn, u heeft immers onder andere een beding inzake finale kwijting toegevoegd. Over finale kwijting is (…) tijdens de schorsing van de zitting in het geheel niet gesproken en hieromtrent is derhalve – terecht – ook ter zitting niets aan de kantonrechter gemeld. (…) Ik verzoek u artikel 9 uit de vaststellingsovereenkomst te verwijderen en deze vervolgens opnieuw namens het NIW te laten tekenen. (…)
Mr. Hes heeft op 25 april 2018 gereageerd met:
(…) Ik ben verbaasd. Verbaasd omdat wij in de onderhandelingen steeds hebben aangegeven dat er sprake was van een regeling waarmee eens en vooral geregeld zou worden dat de relatie tussen partijen zou eindigen en er geen losse eindjes zouden zijn. Finale kwijting hoort daar zonder meer (als essentieel onderdeel, zo zou ik zeggen) bij. Als het gaat om een mogelijke fiscale claim, hoe klein de kans ook, het risico ligt vooral bij cliënte. Het lijkt me wat dat betreft juist in het belang van mw [eiseres] (en ook daarom hebben wij dat beding opgenomen, om de finale kwijting op te nemen (…).
Het antwoord van mr. Wasscher van diezelfde dag luidt:
Ik begrijp dat u mij bevestigt dat door u en mij inderdaad niet over finale kwijting is gerept. U geeft aan zich te verbazen. In dat kader geeft u allereerst aan dat u en ik besproken hebben dat “eens en vooral geregeld zou worden dat de relatie tussen partijen zou eindigen”. Dat klopt, zo staat het ook in de overeenkomst. Verder geeft u aan dat besproken zou zijn dat er “geen losse eindjes zouden zijn”. Besproken is dat zowel NIW als ook mijn cliënte wensen dat een mogelijke discussie met de fiscus over de beantwoording van de vraag of het NIW al dan niet inhoudingsplichtige is voor de loonheffing en dergelijke voor zover mogelijk voorkomen dient te worden. Ook dit punt is verwerkt in de overeenkomst. Tot slot geeft u aan dat het beding inzake finale kwijting het belang van mijn cliënte dient. Dat u ook dit belang in het oog houdt, wordt gewaardeerd en in lijn daarmee en met de gemaakte afspraken verzoek ik u mij (…) een aangepaste overeenkomst conform mijn eerder vandaag aan uw collega overgebrachte verzoek toe te zenden.
Mr. Hes antwoordde daarop, eveneens diezelfde dag:
De finale kwijting is in een vaststellingsovereenkomst gelet op het doel van partijen daarbij logisch. De overeenkomst is wat mij betreft zo als wij u die hebben gestuurd. Indien u mij kunt laten weten wat het probleem van mw. [eiseres] bij die bepaling is (en welk belang zij heeft bij het schrappen), dan kan ik dat mogelijk bespreken, maar anders is dat de versie die getekend moet worden. (…)
Op 26 april 2018 heeft mr. Wasscher aan mr. Hes geschreven:
Uw bericht van gistermiddag in bovenvermelde zaak overtuigt niet. Immers, indien partijen een vaststellingsovereenkomst sluiten, dan doen zij dit om een bindende afspraak te maken ter beslechting van een geschil (…). Dus niet noodzakelijkerwijs ter beslechting van alle (mogelijke) geschillen. (…)
Het antwoord van een kantoorgenoot van mr. Hes van 28 april 2018 luidt:
Cliënte gaat ervan uit dat ook in de vaststellingsovereenkomst die u toestuurde finaal gekweten wordt ten aanzien van de relatie tussen partijen. Om die reden heeft cliënte de vaststellingsovereenkomst getekend (…).
Ten slotte heeft mr. Wasscher geantwoord op 29 april 2018:
Bijgaand ** de overeenkomst retour met handtekening cliënte. (…) De door u gisteren aan mij overgebrachte aanname van uw cliënte kan niet op een afspraak tussen partijen gebaseerd zijn en wordt dezerzijds dus niet onderschreven.