ECLI:NL:RBAMS:2020:3857

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
13/057627-02 - tbs verlenging 2020
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en beoordeling van dwangverpleging

Op 23 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de terbeschikkinggestelde, geboren in 1963, die sinds 2004 ter beschikking is gesteld voor verpleging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen toegewezen. De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met schizofrenie en heeft een geschiedenis van verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen gehoord tijdens een openbare zitting. De deskundigen hebben geadviseerd om de tbs-maatregel te verlengen, gezien het recidivegevaar en de noodzaak voor verdere behandeling. De rechtbank heeft de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aangehouden voor maximaal drie maanden, om de haalbaarheid van een voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken. De rechtbank heeft ook de reclassering opgedragen om een maatregelenrapport op te stellen over de voorwaarden voor terugkeer in de maatschappij. De rechtbank heeft het verzoek van de terbeschikkinggestelde om onmiddellijke voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging afgewezen, omdat verdere informatie noodzakelijk is voor een weloverwogen beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/057627-02 en 23/003271-03
Beslissing op de op 8 juni 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 5 juni 2020 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1963,
thans verpleegd in [naam instelling] ,
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 11 oktober 2004 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling bij beslissing van deze rechtbank van 9 juli 2019 voor de tijd van één jaar is verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummers, waaronder:
  • het op 30 april 2020 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uitgebrachte advies van de [naam instelling] , strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met één jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
  • de op 2 en 10 april 2020 op grond van artikel 6:6:12, derde lid Sv opgemaakte adviesrapporten van psychiater, A.A.R. de Kom, en klinisch psycholoog, Dr. Th.A.M. Deenen, beiden niet verbonden aan de instelling waarin de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling.
De rechtbank heeft op 23 juli 2020 de officier van justitie mr. M.L. Vermeulen, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag, alsmede de deskundigen E. Haze, als verpleegkundig specialist GGZ verbonden aan [naam instelling] , Th.A..M. Deenen, klinisch psycholoog, en A.A.R. Kom, psychiater, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van [naam instelling] van 30 april 2020 wordt het volgende ontleend.

Kernproblematiek

Betrokkene is een zwakbegaafde 57-jarige man gediagnosticeerd met schizofrenie, persoonlijkheidsproblematiek en verslavingsproblematiek. Hij erkent zijn psychotische kwetsbaarheid en heeft enig ziektebesef, maar onvoldoende ziekte-inzicht ten aanzien van de persoonlijkheidsprob1ematiek.

Behandelverloop, risicotaxatie, koers en advies

In de afgelopen jaren is meermalen onderzocht of betrokkene in aanmerking komt voor proefverlof of een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De reclassering heeft in 2016 negatief geadviseerd ten aanzien van een proefverloftraject. De reclassering heeft in 2017 en 2018 negatief geadviseerd over een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Er is tot op heden geen sprake van overeenstemming over het vervolgtraject. De reclassering adviseert dan ook geleidelijkheid in het resocialisatietraject en kijkt in het kader van forensisch psychiatrisch toezicht mee met het traject van betrokkene.
Het vervolgtraject wordt bemoeilijkt doordat betrokkene zich niet bereid heeft getoond om zich te gaan houden aan de voorwaarden van een proefverlof of een voorwaardelijke beëindiging. Hij wil pertinent geen proefverlof en wenst te resocialiseren in de Randstad. Hij wil van transmuraal verlof rechtsreeks naar een voorwaardelijke beëindiging. Qua vervolgvoorziening wordt gekeken naar een beschermde woonsetting met voldoende forensisch psychiatrische begeleiding. Er was sprake van een overplaatsing met proefverlof, waar betrokkene akkoord mee was gegaan, omdat bij zijn verlengingszitting in 2019 was aangegeven dat er een maatregelenrapport moest worden opgesteld voor de volgende verlengingszitting. De reclassering was gevraagd een adviesrapport op te stellen, maar vanwege aanhoudende drugsproblematiek op de groep bij [naam groep] , is in samenspraak met het FPC besloten de aanmelding in te trekken. [naam groep] adviseerde om verder te kijken naar een andere vervolgvoorziening. Hierop heeft het behandelteam besloten dat hij binnen de eigen keten op een vervolgplek geplaatst zal worden. Hij is op de wachtlijst gezet voor de beschermd wonen locatie te [naam plaats] . Vanwege de coronasituatie is de opening van deze beschermde woonvoorziening opgeschort tot begin mei 2020. De kliniek vindt het schrijven van een maatregelenrapport op dit moment te voorbarig. Betrokkene dient eerst te worden overgeplaatst naar FPB [naam plaats] en daar enige tijd stabiel te functioneren.
Het recidivegevaar op delictgedrag wordt ondervangen door de aangebrachte externe structuur in een sterk gereguleerde klinische omgeving, waarbij veel contact met hulpverleners is en behandeling met psychofarmaca. Zonder deze middelen is de kans op terugval in psychose en druggebruik groot. Hiermee neemt de kans op ontstaan van delictgedrag toe. Betrokkene is langdurig aangewezen op professionele zorg, waarbij er voldoende aandacht is voor de forensische aspecten van zijn problematiek. Hoewel de risico’s zowel in TMV-kader als bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging op hetzelfde lage niveau worden geschat, is het advies van het behandelteam om de tbs met één jaar te verlengen om de overgang naar FBW [naam plaats] zo goed en veilig mogelijk vorm te geven. De reclassering is het hiermee eens. Een overplaatsing kan worden beschouwd als een life event en kan risico verhogend werken. Daar staat tegenover dat wanneer hij is overgeplaatst en naar behoren functioneert binnen de nieuwe setting, er op verantwoorde wijze kan worden afgeschaald naar een situatie van voorwaardelijk beëindigde dwangverpleging.
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. De terbeschikkinggestelde is verhuisd naar het ‘ [naam woonvoorziening] ’ in [naam plaats] , een 24-uurs beschermde woonvoorziening. Het is een forensische setting, waar hij kan blijven wonen. De samenwerking is na de verhuizing verbeterd en het advies van de kliniek is gewijzigd. Nu de patstelling is doorbroken, kijkt de kliniek positiever naar het traject. Na een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zal de begeleiding hetzelfde zijn. Er is een driegesprek geweest met de reclassering, maar het was voor deze zitting te kort dag om met een maatregelenrapport te komen.
Aan genoemde rapporten van de psychiater, A.A.R. de Kom, en de psycholoog, Th.A.M. Deenen, wordt het volgende ontleend. De deskundigen zijn van mening dat er nog sprake is van delictgevaar en dat er voldoende argumenten zijn om de tbs-maatregel te verlengen. Er bestaat in hoofdlijnen overeenstemming over de diagnostiek en het recidiverisco, maar er is enkel verschil in opvatting over het tijdstip waarop de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aan de orde zal kunnen komen.
Volgens de psychiater is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie. Er is voorts sprake van ziekelijke stoornissen in het gebruik van middelen die in langdurige remissie zijn gebracht in een gereguleerde omgeving en die thans licht van actuele ernst zijn. Anders dan de kliniek stelt de psychiater wel antisociale trekken vast, maar geen persoonlijkheidsstoornis, omdat de schizofrenie en de stoornissen in het gebruik van middelen in loop van betrokkenes leven dominant zijn gebleken. Ook spreekt de psychiater niet van zwakbegaafdheid zoals de kliniek doet. Door zijn stoornissen is zijn intelligentie op performaal gebied achteruit gegaan en daar tot zwakbegaafd niveau vervallen. De huidige professionele structuur, steun en toezicht houden het recidiverisico laag. Hij maakt door zijn beperkingen soms verkeerde gevolgtrekkingen en houdt daar star aan vast. Hij neigt tot het trekken van een eigen lijn waar het om voorwaarden gaat. De kans op herhaling nam bij incidenten enigermate toe, maar hij hield zich uiteindelijk extern gemotiveerd door het toezicht aan de voorwaarden. Het huidige risicomanagement is adequaat. Plaatsing naar een forensische woonvoorziening in de Randstad, nadat hij beschermd is gaan wonen op het terrein van de FPW [naam plaats] , biedt de beste kans van slagen voor verdere veilige resocialisatie.
De psychiater adviseert de maatregel met twee jaar te verlengen in geval van een voorwaardelijke beëindiging. Betrokkene zal binnen deze termijn in [naam plaats] en vervolgens in een gespecialiseerde woonvoorziening in de Randstad kunnen laten zien dat hij duurzaam veilig blijft samenwerken, ook met de reclassering. Als een voorwaardelijke beëindiging onder de huidige voorwaarden voor het risicomanagement niet haalbaar blijkt, dan adviseert de psychiater de verpleging te continueren onder verlenging van de maatregel met één jaar, omdat een voorwaardelijke beëindiging vanuit gedragskundig oogpunt al mogelijk is.
De deskundige, Kom, heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Het risicomanagement is adequaat en het recidiverisco was beperkt voor een doorplaatsing naar [naam plaats] . Het ‘ [naam woonvoorziening] ’ is een geschikte plek. De samenwerking is intensief en daar wordt betrokkene enthousiast van.
De deskundige adviseert de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen en de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. Hij verwacht een goed maatregelrapport, alsmede dat de samenwerking met de reclassering zal verbeteren.
Volgens de psycholoog is (ook) sprake van schizofrenie en een langdurige abstinentie van middelengebruik in een gestructureerde omgeving. De inschatting van het recidiverisico is laag. Het blijvend gebruik van antipsychotische medicatie, abstinentie van middelen en een vorm van begeleiding bij het wonen is van groot belang. Het door de kliniek gehanteerde risicomanagement is adequaat. De psycholoog adviseert de tbs met één jaar te verlengen. Verder is het advies om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen, onder dezelfde voorwaarden die nu van toepassing zijn bij het transmuraal verlofkader. De deskundige, Deenen, heeft dit advies op de openbare zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De rechtbank is gelet op de adviezen, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd. Nu de patstelling is doorbroken en de samenwerking met de kliniek en de reclassering is verbeterd, kijkt de kliniek positiever naar het vervolgtraject. De rechtbank acht een verlenging van één jaar passend om zo zicht te houden op het te volgen traject.
De rechtbank ziet verder, mede gelet op het verzoek van de raadsman en de officier van justitie, alsmede de toelichting van de deskundigen ter zitting, aanleiding om het onderzoek voor ten hoogste drie maanden aan te houden teneinde de mogelijkheid en haalbaarheid van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te laten onderzoeken door de reclassering. De reclassering dient in haar maatregelenrapport te betrekken op welke wijze en onder welke voorwaarden een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zou dienen te geschieden.
Het verzoek van de raadsman en de terbeschikkinggestelde om de dwangverpleging per ommegaande voorwaardelijk te beëindigen en de voorwaarden door de rechtbank te laten opstellen, wijst de rechtbank af. Gelet op het bepaalde in artikel 6:6:13 lid 5 Sv acht de rechtbank het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk zich nader te laten voorlichten over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de terbeschikkinggestelde in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]met
één jaar.
De rechtbank
houdt de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aan voor onbepaalde tijd, doch ten hoogste drie maanden,onder de bepaling dat de rechtbank een maatregelenrapport, van de reclassering wenst te ontvangen over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van betrokkene in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden.
De rechtbank stelt de stukken daartoe in handen van de officier van justitie.
De rechtbank beveelt de oproeping van de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en de deskundige van de kliniek (E. Haze), tegen het tijdstip van de nader te bepalen zitting.
De rechtbank beveelt voorts de oproeping van de medewerker van de reclassering die belast is met het opstellen van het maatregelrapport, tegen het tijdstip van de nader te bepalen zitting.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juli 2020.