ECLI:NL:RBAMS:2020:3852

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
13/270000-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met braak en inklimming

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 november 2019 in [plaats 4] een poging tot diefstal heeft gepleegd. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de woonark van aangever [persoon 1] door het badkamerraam open te breken. Aangever was op dat moment thuis en werd wakker van het geluid. Hij trof de verdachte aan in zijn woning, die vervolgens vluchtte. De politie kon de verdachte kort daarna aanhouden, waarbij zijn schoenen in beslag zijn genomen. Forensisch onderzoek toonde aan dat het patroon van de schoenafdruk op een handdoek in de badkamer overeenkwam met de schoenen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan poging tot diefstal, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank weegt mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij kampt met ernstige problematiek, waaronder schizofrenie en middelenafhankelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/270000-19 (Promis)
Datum uitspraak: 18 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [plaats 1] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie] gevestigd te:
[adres 2] , [plaats 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. van der Vlugt.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 november 2019 te [plaats 4] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed en/of geld, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [persoon 1] en/of zijn medebewoners, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, naar de woonark van voornoemde [persoon 1] is gegaan, waarna hij, verdachte, met behulp van een of meer voorwerpen de raamuitzetter van het badkamerraam heeft gebroken en/of het badkamerraam heeft opengebroken waarna hij, verdachte, die woonark via het badkamerraam is binnengegaan;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Aangever [persoon 1] was op 11 november 2019 omstreeks 09:40 uur alleen thuis en lag te slapen in bed toen hij werd opgeschrikt door een hard bonkend geluid, komend vanuit de badkamer van de woonboot gelegen aan de [adres 3] [nummer 1] in [plaats 4] . Aangever heeft de slaapkamerdeur geopend en zag in de gang een donkergetinte man staan, tussen de 20 en 30 jaar oud, ongeveer 185 à 190 cm lang. De man droeg een rode jas, een rode pet, een grijze Nike broek en witte schoenen. Deze man schrok bij het zien van aangever en is de woonboot uitgerend in de richting van de manege die is gevestigd aan de [adres 3] [nummer 2] . Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn omstreeks 09:50 uur naar de [adres 3] toegereden en hebben vervolgens omstreeks 10:00 uur ter hoogte van [adres 3] [nummer 3] een man aangehouden die volledig aan het door aangever opgegeven signalement voldeed. Dit bleek verdachte te zijn.
De politie heeft nog diezelfde dag forensisch onderzoek verricht in de woonboot. Verbalisant [verbalisant 3] heeft daarbij geconstateerd dat het uitzetstuk van het badkamerraam vernield was en op het kozijn ter hoogte van dat uitzetstuk een kleine beschadiging zat. Ook is onder het badkamerraam een modderige schoenafdruk ontdekt op een witte handdoek. Daarvan is een foto gemaakt. De schoenen van verdachte zijn in beslag genomen en gefotografeerd. De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat het patroon van de afdruk op de witte handdoek bestaat uit vierkantjes met daarin witte puntjes of rondjes. Dat patroon komt overeen met het patroon van de zool van de schoenen die verdachte op 11 november 2019 aan had.
Nu verdachte volledig aan het signalement zoals opgegeven door aangever voldeed en in de directe omgeving van de woonboot is aangehouden, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte in de woonboot was en daar binnen is gekomen nadat hij de raamuitzetter heeft gebroken, waarna hij via het badkamerraam de woonboot is ingegaan, kennelijk met het doel om goederen of geld uit die woning weg te nemen. Aangezien verdachte na betrapping door aangever uit de woonboot is gevlucht en geen geld of goederen weg zijn genomen, is het bij een poging gebleven.
Dat het patroon van de schoenen van verdachte lijkt op het patroon van de aangetroffen schoenafdruk op een handdoek in de badkamer draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 11 november 2019 te [plaats 4] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed en/of geld dat toebehoorde aan [persoon 1] en/of zijn medebewoners weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming, naar de woonark van voornoemde [persoon 1] is gegaan, waarna hij, verdachte, met behulp van een of meer voorwerpen de raamuitzetter van het badkamerraam heeft gebroken en waarna hij, verdachte, die woonark via het badkamerraam is binnengegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast vordert hij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijk een kortdurende klinische opname) en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak uit een woonboot. Verdachte heeft de raamuitzetter van het badkamerraam vernield en is vervolgens via dat raam de woning binnengegaan. De ouders van aangever waren op dat moment niet thuis en aangever zelf lag nog nietsvermoedend te slapen. Op de gang kwam hij tot zijn schrik oog in oog te staan met verdachte. Daarmee heeft verdachte niet alleen het eigendomsrecht van de bewoners geschonden, maar heeft hij ook inbreuk gemaakt op hun persoonlijke, beschermde leefomgeving. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke strafbare feiten zich nog lange tijd onveilig kunnen voelen in hun eigen woning.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
7 januari 2020 van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte herhaaldelijk onherroepelijk is veroordeeld voor diefstallen, zodat sprake is van veelvuldige recidive. Ondanks dat verdachte vanwege het plegen van dergelijke feiten een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen, heeft dat hem er niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank weegt deze factoren in het nadeel van verdachte mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 31 januari 2020 betreffende verdachte. Daaruit komt naar voren dat de reclassering zich zorgen maakt om verdachte omdat bij hem sprake is van ernstige problematiek waarvoor passende zorg binnen een meer gesloten setting noodzakelijk lijkt te zijn. Verdachte kampt met schizofrenie en afhankelijkheid van verdovende middelen. Inmiddels wordt al lange tijd geprobeerd om de problemen van verdachte op te lossen of beheersbaar te krijgen, maar dat is tot op heden niet gelukt. Verdachte is niet trouw geweest aan behandelingen en recidiveert. Voordat interventies op de probleemgebieden van verdachte kunnen plaatsvinden, is het noodzakelijk dat verdachte abstinent blijft van middelen. Om dat te bereiken is aangewezen dat verdachte een behandeling ondergaat bij [naam 1] . De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij het Leger des Heils en het houden aan de aanwijzingen van de reclassering, een ambulante behandeling bij [naam 1] (of een soortgelijke instelling) met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname en begeleid wonen of maatschappelijke opvang, waar hij verblijft na het ontslag uit [naam 1] .
De rechtbank ziet de noodzaak van behandeling en begeleiding van verdachte. Daarom zal zij verdachte ook een deels voorwaardelijke straf opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd met een proeftijd van twee jaren. Het voorwaardelijke strafdeel dient daarbij ook als stok achter de deur, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
Alles afwegende, vindt de rechtbank een gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie een passende en geboden straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Verklaart het feit dat is bewezen strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na afloop van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf of na afloop van zijn detentie bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres, te plaats] . Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door Leger des Heils [naam 1] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zo veel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zo veel korter als de reclassering nodig vindt.
3.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in Leger des Heils Beschermd Wonen te [plaats 3] ( [naam 2] ) of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct na ontslag uit Leger des Heils [naam 1] . Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zo veel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4.
Overige voorwaarde het gedrag betreffende
Veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
Geeft aan het Leger des Heils de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk vindt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. S. Djebali en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 februari 2020.
[...]

[...]