3.5.1.Ten aanzien van zaak A
Uit het dossier blijkt dat aangever [slachtoffer 1] op 30 december 2019 door de politie bloedend is aangetroffen. Aangever heeft een schotwond in zijn linkerbil en krassen in zijn gezicht en blijkt een contant geldbedrag van ongeveer € 8.000,00 bij zich te hebben. Aangever heeft op dat moment meteen verklaard dat hij die avond om 19:30 uur op de parkeerplaats bij de [adres 1] had afgesproken met een persoon waarmee hij al jaren zaken deed, om telefoons van hem te kopen. Deze persoon reed in een zwarte Volkswagen Polo. Op de achterbank zat een tweede persoon die aangever niet kende. Deze persoon toonde een vuurwapen en vroeg om het geld. Er is een worsteling ontstaan tussen de twee personen en aangever. Aangever is vervolgens weggerend. Hierop heeft de onbekende man tweemaal geschoten.
Dat er tweemaal is geschoten wordt bevestigd door het aantreffen van twee hulzen en een patroon op de parkeerplaats. Ook heeft getuige [getuige 1] twee of drie knallen gehoord. Toen hij uit het raam keek zag hij drie mannen en hij hoorde hen schreeuwen. Vervolgens reed een zwarte auto snel weg. De verklaring van aangever wordt tevens ondersteund door de letselverklaring. Hieruit blijkt dat aangever een schotwond in zijn linker bil heeft, de kogel zit in zijn linker bekkenbot. Daarnaast zijn een schaafwond op zijn rechterwang en een kneuzing op zijn voorhoofd geconstateerd.
3.5.1.2. Aanwezigheid verdachte bij het schietincident op 30 december 2019
Aangever heeft verklaard dat hij kort voor de ontmoeting op 30 december 2019 contact heeft gehad met de persoon met wie hij zaken deed. Uit onderzoek blijkt dat die persoon gebruik maakte van het telefoonnummer [nummer] . De gebruiker van dit telefoonnummer heeft op 30 december 2019 een bericht naar aangever gestuurd met de tekst ‘ben der half 8’. De gebruiker van dit telefoonnummer heeft een profielfoto op WhatsApp waar hij volgens aangever samen met zijn dochter op staat. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zijn dochter op die profielfoto staat afgebeeld, maar dat hij niet de persoon is die via WhatsApp heeft gecommuniceerd met aangever.
Aangever heeft verder verklaard dat hij voor telefonisch contact met zijn zakenrelatie (NN1) een ander nummer gebruikte dan het genoemde WhatsApp nummer, namelijk [nummer] . Dit nummer blijkt op naam te staan van [naam 1] . Zij is de vriendin van verdachte en heeft samen met hem een dochter. Uit een oude aangifte van de moeder van verdachte blijkt dat zij heeft verklaard dat haar zoon (verdachte) kan worden bereikt op het nummer [nummer] . Uit de historische gegevens van dit telefoonnummer is gebleken dat op 30 december 2019 te 19:44 uur een inkomend gesprek heeft plaatsgevonden met een nummer dat ook op naam staat van [naam 1] . Tijdens dit gesprek wordt de zendmast op de [adres zendmast 1] aangestraald. Dit is in de directe omgeving van het schietincident. Vanaf 30 december 2019 te 19:57 uur is het telefoonnummer buiten gebruik.
Verder onderzoek heeft uitgewezen dat verdachte in het verleden een zwarte Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken] op zijn naam had staan. Inmiddels staat dit voertuig op naam van zijn moeder. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nog altijd gebruik maakt van deze auto. Deze Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken] is op 30 december 2020 om 19:06 uur, net voor het schietincident, op de A10 bij de Coentunnel geregistreerd. Aan aangever is een politiefoto van verdachte getoond. Aangever heeft hierbij verklaard verdachte te herkennen als de persoon met wie hij al drie à vier jaar zaken doet en met wie hij had afgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het verdachte is geweest die WhatsApp contact heeft gehad met aangever en met hem op 30 december 2019 te 19:30 uur heeft afgesproken. De verklaring van verdachte inhoudende dat hij wel de persoon is op de WhatsApp profielfoto, maar niet met aangever heeft afgesproken, acht de rechtbank – gelet op alle feiten en omstandigheden – ongeloofwaardig.
Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte vervolgens aanwezig is geweest in de auto en bij het schietincident. Verdachte heeft een bericht verstuurd dat hij om 19:30 uur op de afgesproken plek zou zijn. Ook straalt het telefoonnummer waar verdachte gebruik van maakt net na het schietincident een zendmast in de directe omgeving van de plaats delict aan. Aangever heeft verklaard dat zijn zakenrelatie in een zwarte Volkswagen reed en verdachte blijkt gebruik te maken van een zwarte Volkswagen Polo, welke bovendien vlak voor het incident op de ring A10 is geregistreerd. Ten slotte heeft aangever verdachte herkend als zijnde de persoon met wie hij had afgesproken.
3.5.1.3. Poging tot doodslag
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat aangever door de onbekend gebleven aanwezige persoon in de Volkswagen Polo is beschoten terwijl hij rende. De kogel heeft hem in zijn linker bil geraakt en is in het bekken terechtgekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de schutter, door met een vuurwapen vanaf een afstand te schieten op een wegrennend persoon, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de wegrennende persoon dodelijk zou worden getroffen, zodat sprake is van een poging tot doodslag. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat een wegrennend persoon onder deze omstandigheden dodelijk zou worden getroffen door een kogel uit het vuurwapen, immers aanmerkelijk te noemen. De schutter wordt hiermee bekend geacht. Desondanks heeft dit hem niet van zijn handelen weerhouden. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een poging tot doodslag.
De volgende vraag waar de rechtbank antwoord op moet geven is of verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de poging tot doodslag en van de hierna te bespreken afpersing.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft contact gehad met de aangever en met hem afgesproken, naar aangever dacht om hem telefoons te verkopen. Verdachte is met de Volkswagen Polo die op naam staat van zijn moeder naar de afgesproken plek gereden om aangever daar te ontmoeten. Wanneer aangever niet meteen geld overhandigt, laat de onbekende man die ook in de auto zat, een vuurwapen zien. Er ontstaat een worsteling tussen aangever, verdachte en de derde onbekend gebleven persoon. Vervolgens rent aangever weg en zegt verdachte ‘schiet hem, schiet hem, schiet hem in zijn been’.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangever ook al wordt deze verklaring op dit specifieke punt van de gebruikte bewoordingen niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verklaring van aangever wordt op veel andere belangrijke punten wel ondersteund. De rechtbank ziet daarom geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever. Uit hetgeen verdachte heeft gezegd terwijl aangever wegrende, leidt de rechtbank af dat verdachte kennelijk wilde dat er op aangever zou worden geschoten. Ook verdachte moet bekend worden geacht met het feit dat de kans dat een wegrennend persoon onder deze omstandigheden dodelijk kan worden getroffen door een kogel uit het vuurwapen, aanmerkelijk te noemen is.
Gelet op de rol van verdachte voor en tijdens het ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de schutter die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5.1.5. Onder 2 ten laste gelegde vermogensdelicten
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier blijkt dat het opzet van de daders was gericht op de afgifte van het geld. Zoals hiervoor is gebleken is een afspraak met aangever gemaakt, zijn de daders naar de afgesproken plek gegaan, heeft één van de daders een vuurwapen laten zien, hebben zij geworsteld met aangever en is uiteindelijk op aangever geschoten.
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanwezig is geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met de onbekend gebleven persoon. De door verdachte verrichte handelingen leveren zonder meer een substantiële bijdrage op aan de poging tot afpersing.
De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen van afpersing dan ook bewezen. Nu niet is gebleken van opzet op het wegnemen van goederen of een geldbedrag, zal verdachte van de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging worden vrijgesproken.
3.5.2.Ten aanzien van zaak B
Uit het dossier blijkt - kort gezegd - dat er My Vodafone accounts worden gehackt. Vervolgens wordt op deze accounts gekeken of die personen een abonnement hebben en of zij in aanmerking komen voor een verlenging daarvan. Online wordt dan aan de hand van die gegevens een abonnement verlengd en een telefoon (Iphone) besteld, waarbij het afleveradres soms ook wordt aangepast. Ook andere gegevens van de echte klant worden gewijzigd. Daarnaast is in een paar zaken telefonisch contact geweest met Vodafone waarbij de beller zich heeft voorgedaan als de echte klant. De telefoons worden vervolgens onderschept bij de postbode dan wel op het aangepaste adres afgeleverd.
3.5.2.2. Aangetroffen telefoons in gebruik bij verdachte
Naar aanleiding van het schietincident – ten laste gelegd in zaak A – heeft in de woning van verdachte op 21 januari 2020 een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij zijn twee telefoons aangetroffen:
- een zwarte iPhone, aangetroffen op een nachtkasje in de slaapkamer (goednummer: 5869490 en telefoonnummer: [nummer] );
- een witte iPhone 5, aangetroffen op het tv meubel in de huiskamer (goednummer: 5869503 en telefoonnummers: [nummer] en [nummer] ).
In de bij de woning geparkeerde Volkswagen Polo is een zwarte iPhone 6s, aangetroffen (goednummer: 5869500 en telefoonnummer: [nummer] ).
Zwarte iPhone aangetroffen op een nachtkastje in de slaapkamer (goednummer: 5869490)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de telefoon met goednummer 5869490 bij hem in gebruik was en dat hij de enige gebruiker was van deze telefoon. Uit onderzoek is gebleken dat deze telefoon gebruik maakte van het nummer [nummer] . De rechtbank gaat er dan ook van uit dat dit telefoonnummer aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank is van oordeel dat ook de andere twee telefoons bij verdachte in gebruik waren en overweegt daartoe het volgende:
Witte iPhone 5 aangetroffen op het tv meubel in de huiskamer (goednummer: 5869503)
Deze telefoon is uitgelezen. Hieruit blijkt dat in de telefoon een contactpersoon staat onder de naam ‘Me Alles’ met de gegevens van [naam 2] . Dit is de vriendin van verdachte. Ook wordt een contactpersoon gevonden onder de naam ‘Zusje’ met als gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] . Uit onderzoek is gebleken dat de zus van verdachte [naam zus] is genaamd. Daarnaast is op de telefoon een filmpje aangetroffen waarop twee vogelkooien met vogeltjes te zien zijn. De verbalisant herkent hierop de woning van verdachte. Dit filmpje is vermoedelijk opgenomen in de woning van verdachte.
Ten slotte is in deze telefoon een chatgesprek gevonden tussen ene [naam 3] en de gebruiker van de telefoon die zichzelf [gebruikersnaam 2] noemt. [gebruikersnaam 2] vertelt in een chat op 1 augustus 2019 aan [naam 3] dat zijn vrouw jarig is. [naam 2] , de vriendin van verdachte, is inderdaad op 1 augustus jarig. [gebruikersnaam 2] noemt in de chat ook dat hij drie kinderen heeft en verdachte heeft drie kinderen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook deze telefoon in gebruik was bij verdachte en dat hij gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers [nummer] en [nummer] .
Zwarte iPhone 6s aangetroffen in de Volkswagen Polo (goednummer: 5869500)
Ten aanzien van deze telefoon heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij deze telefoon in gebruik heeft gehad totdat deze eerder door de politie in beslag was genomen.
De telefoon is aangetroffen in de Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gebruik maakt van deze auto.
Bij het uitlezen van deze telefoon blijkt dat de gebruikersnaam is ‘ [gebruikersnaam 3] ’ en het telefoonnummer in deze telefoon is [nummer] . In de telefoon zijn meerdere foto’s van verdachte met [naam 2] en hun dochter aangetroffen. Ook is een gesprek aangetroffen tussen [naam 4] ( [nummer] ) en een contactpersoon genaamd ‘zusje’, met telefoonnummer [nummer] . In dit gesprek geeft ‘zusje’ haar adres: [adres zusje] . Hier staat [naam zus] ingeschreven. Het telefoonnummer staat geregistreerd onder haar naam. Uit onderzoek in het GBA register blijkt dat [naam zus] maar één broer heeft, zijnde verdachte.
Ten slotte zijn verschillende foto’s en films aangetroffen waarop verdachte is afgebeeld, is er een e-mail gericht aan [naam 5] gevonden en zijn er foto’s van 14 augustus 2018 van een pasgeboren kindje en felicitaties van rond die tijd aangetroffen. De dochter van verdachte is op 14 augustus 2018 geboren.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de telefoon met goednummer 5869500 in gebruik was bij verdachte en hij daarbij gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [nummer] .
3.5.2.3. Ten aanzien van feit 1 ( [slachtoffer 2] )
Het telefoonnummer [nummer] is getapt. Hieruit blijkt dat verdachte op 18 januari 2020 om 14:06 uur en om 16:09 uur heeft gebeld met het telefoonnummer [nummer] . Dit nummer staat op naam van [naam 6] . De telefoon van verdachte straalt op dat moment een zendmast aan op de Blaak in Rotterdam.
Uit de tapgesprekken blijkt dat [naam 6] om 14:06 een postbezorger aanspreekt en vraagt of hij op het adres [adres 2] komt. De bezorger komt daar niet. In het gesprek van 16:09 uur spreekt [naam 6] kennelijk een andere bezorger aan en vraagt ook aan hem of hij op het adres [adres 2] komt. Deze bezorger antwoordt dat hij daar komt, waarop zij kennelijk een nummer laat zien. Te horen is dat de bezorger zegt “ja klopt, [slachtoffer 2] ”, waarop zij een pakket krijgt.
Uit de tapgesprekken blijkt voorts dat verdachte om 16:26 uur een gesprek voert met een persoon die later blijkt te zijn meneer [naam 7] . Verdachte biedt hem een iPhone Max pro te koop aan. Verdachte en de man spreken om 17:15 uur af bij de tandarts. Vervolgens heeft verdachte om 17:36 uur opnieuw telefonisch contact met [naam 6] . Ook zij spreken af bij de tandarts. [naam 7] heeft later verklaard dat hij een iPhone Max pro van verdachte heeft gekocht.
Op het adres [adres 2] is mevrouw [slachtoffer 2] woonachtig. Zij blijkt klant te zijn bij Vodafone. Haar abonnement is via internet verlengd en daarbij is een telefoon besteld. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zelf niets heeft besteld. Vodafoneziggo B.V. heeft aangifte gedaan van telecomfraude.
Op de iPhone met goednummer 5869503 is een Vodafonebestelling van 17 januari 2020 met emailadres [e-mail adres] .gevonden. Op de iPhone met goednummer 5869490 is een
track and tracenummer gevonden dat hoort bij de bestelling voor [slachtoffer 2] .
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich samen met een ander heeft voorgedaan als [slachtoffer 2] en op haar naam een telefoon heeft besteld. Vervolgens heeft [naam 6] dit pakketje onderschept en heeft verdachte de telefoon doorverkocht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door listige kunstgrepen en het aannemen van een valse hoedanigheid bij het slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze is bewogen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone Max Pro). Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte de oplichting in ieder geval met een ander heeft gepleegd. Daarbij was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
3.5.2.4. Ten aanzien van feit 2 ( [slachtoffer 3] )
Mevrouw [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 16 augustus 2019 een SMS bericht heeft ontvangen van Vodafone inhoudende dat haar bestelling is ontvangen. Zij had echter geen bestelling geplaatst. Op 17 augustus 2019 stond postbode [naam 8] bij [slachtoffer 3] aan de deur. Hij bleek een pakketje voor het adres van mevrouw [slachtoffer 3] aan een ander te hebben meegegeven. Wanneer [slachtoffer 3] zich bij Vodafone meldt, blijkt dat haar account is gehackt. [naam 8] heeft verklaard dat hij op 17 augustus 2019 rond 10:40 werd aangesproken door een vrouw die zowel een naam als adres noemde dat correspondeerde met het pakketje dat [naam 8] moest bezorgen. [naam 8] heeft het pakket aan de vrouw meegegeven. De vrouw heeft zich niet gelegitimeerd, maar [naam 8] heeft wel het kenteken van de auto van de vrouw opgeschreven: [kenteken] . Deze auto blijkt op naam van [naam 6] te staan. Op camerabeelden van een buurtbewoner is te zien dat [naam 6] uit haar auto stapt, de postbode aanspreekt, een pakketje overhandigd krijgt en terugloopt naar haar auto.
Uit de telecomgegevens van het nummer [nummer] van verdachte blijkt dat hij om 10:15 uur en 10:17 uur telefonisch contact heeft gehad met [naam 6] . Om 10:32 uur straalt het nummer van verdachte een zendmast in Assendelft aan. Vervolgens heeft verdachte om 10:41 contact met [slachtoffer 1] . Dit is de aangever in zaak A. Uit die zaak is bekend dat [slachtoffer 1] telefoons van verdachte kocht.
Op de in beslag genomen telefoon met goednummer 58669503 wordt in een chatbericht van 16 augustus 2019 tussen [naam 3] en [gebruikersnaam 2] het e-mailadres en een wachtwoord van [slachtoffer 3] aangetroffen. Uit de aangifte van Vodafone blijkt dat dit e-mailadres was gekoppeld aan het My Vodafone account van [slachtoffer 3] .
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van dit feit door de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de verschillende feiten als zogenoemd schakelbewijs te gebruiken. Volgens de doctrine en de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank vindt het schakelbewijs in de eerste plaats in de werkwijze die verdachte en zijn medeverdachte telkens hebben gehanteerd (modus operandi). Deze is terug te vinden in de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden en komt op de volgende essentiële punten in voorkomende gevallen overeen:
- er wordt ingelogd op een Vodafone account van een bestaande klant;
- in dit account wordt een telefoonabonnement verlengd en daarbij wordt een telefoon (iPhone) besteld;
- het pakketje wordt onderschept door medeverdachte [naam 6] door zich voor te doen als de geadresseerde en aan de postbode te vragen of hij het pakket voor die geadresseerde heeft;
- ten tijde van het onderscheppen van het pakket hebben verdachte en medeverdachte telefonisch contact;
- wanneer het pakket met daarin de telefoon is onderschept, neemt verdachte contact op met een mogelijke koper van de telefoon.
Verdachte heeft het plegen van de feiten ontkend, maar nu dezelfde modus operandi is gebruikt als hierboven is geschetst, acht de rechtbank het feit onder meer op basis van die werkwijze bewezen. Daar komt bij dat de datum van het ontvangen van het chatbericht met de gegevens van [slachtoffer 3] overeenkomt met de datum van bestelling van de telefoon bij Vodafone. Ook ten aanzien van feit 2 komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
3.5.2.5. Ten aanzien van feit 3 ( [slachtoffer 4] )
Op de iPhone met goednummer 5869490, waarvan verdachte heeft verklaard dat hij deze als enige in gebruik had, is een notitie van 16 januari 2020 aangetroffen met gegevens van [slachtoffer 4] . Uit de aangifte van [slachtoffer 4] blijkt dat er op 16 januari 2020 is gepoogd hem op te lichten. Met zijn gegevens is via zijn My Vodafone account zijn bestaande abonnement verlengd en daarbij is een iPhone besteld. Toen [slachtoffer 4] een bevestiging ontving van deze bestelling heeft hij contact opgenomen met Vodafone, omdat hij zelf geen bestelling had geplaatst. De bestelling is door Vodafone geannuleerd waardoor het pakket met de telefoon niet is ontvangen. Vodafone heeft aangifte gedaan van deze oplichting.
Vodafone blijkt te zijn gebeld door het nummer [nummer] . Dit nummer is niet op naam gesteld. De beller heeft zich voorgedaan als [slachtoffer 4] . Uit onderzoek naar dit telefoonnummer blijkt dat deze vaak meereist met het nummer [nummer] , dat in gebruik is bij verdachte. Zo blijkt bijvoorbeeld dat het telefoonnummer [nummer] van de fraudeur op 16 januari 2020 te 15:03 uur gedurende 24 minuten de zendmast op de [adres zendmast 2] aanstraalt. Dit betreft het telefoongesprek met Vodafone. Het telefoonnummer van verdachte ( [nummer] ) straalt vanaf 14:45 uur gedurende 57 minuten dezelfde zendmast aan. Uit een technische actie blijkt dat verdachte op 16 januari 2020 om 13:47 uur met iemand afspreekt bij het Van der Valk hotel te Oostzaan. Deze locatie is vlak bij de zendmast aan de [adres zendmast 2] . Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat het nummer van de fraudeur toebehoort aan verdachte.
De bestelling van 16 januari 2020 op naam van [slachtoffer 4] plus
track and tracevan PostNL [nummer] met postcode [postcode] is teruggevonden in de iPhone met goednummer 5869503.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte heeft beschikt over de gegevens van [slachtoffer 4] , dat de bestelling waarvan [slachtoffer 4] een bevestigings - sms ontvangt is teruggevonden in één van de telefoons van verdachte en dat de telefoonnummers van verdachte en die waarmee de bestelling is geplaatst gebruik maken van dezelfde masten.
Al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien brengt de rechtbank tot de conclusie dat het verdachte is geweest die heeft gebeld met Vodafone, zich heeft voorgedaan als [slachtoffer 4] en op zijn naam een telefoon heeft besteld. Dat het pakketje met de iPhone niet door verdachte is ontvangen doet daar niet aan af. Het goed moet uit de beschikkingsmacht van de ander raken, zonder dat noodzakelijk is dat het in de macht van de oplichter komt. Daarvan is in de onderhavige casus sprake geweest.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van Vodafone door zich voor te doen als [slachtoffer 4] . Verdachte heeft door listige kunstgrepen en het aannemen van een valse hoedanigheid bij Vodafone een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor Vodafone is bewogen tot de afgifte van een mobiele telefoon.
Nu niet is gebleken dat verdachte het bovenstaande samen met een ander heeft uitgevoerd, zal hij worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.5.2.6. Ten aanzien van feit 4 ( [naam autobedrijf] )
In de in de auto aangetroffen telefoon (5869500) zijn berichten gevonden tussen verdachte en zijn zusje. Het zusje van verdachte stuurt op 12 november 2018 zowel haar eigen adres als het adres van haar buurvrouw (respectievelijk [adres buurvrouw] en [adres buurvrouw] ).
Het zusje bericht dat die buurvrouw pakketjes in ontvangst kan nemen en dat zij niet hoeft te weten wat erin zit.
Uit de aangifte van VodafoneZiggo blijkt dat op 13 november 2019 telefonisch contact is opgenomen door iemand die zich voordeed als (medewerker van) [naam autobedrijf] , zijnde een klant van VodafoneZiggo. In dit telefoongesprek is verzocht het adres te wijzigen in [adres buurvrouw] en het e-mailadres aan te passen. Vervolgens zijn via het online account drie abonnementen verlengd en daarbij zijn drie iPhones besteld. Eén van die telefoons is op 14 november 2018 bezorgd. De andere twee pakketjes zouden op 16 november 2018 worden bezorgd. De pakketjes stonden op naam van [naam 9] .
De levering van 16 november 2018 is door de politie gevolgd. Uit observatie blijkt dat de pakketjes inderdaad op [adres buurvrouw] worden afgeleverd en dat deze in ontvangst worden genomen door de bewoner van dat adres, [naam bewoner] . Wanneer de politie met mevrouw [naam bewoner] in gesprek is, komt verdachte het appartement binnen lopen. Verdachte heeft verklaard dat hij daar slechts was om zijn zusje te bezoeken.
Uit de chatgeschiedenis tussen verdachte en zijn zusje blijkt dat verdachte op 13 november 2018 een
track and tracecode verstuurt waarin de postcode [postcode] wordt genoemd, zijnde de postcode van het adres [adres buurvrouw] . Op 14 november 2018 stuurt hij berichten met de teksten “ [naam 9] ” en “is je naam”. Deze naam wordt op 15 november 2018 nog eens verstuurd. Ook wordt op 15 november 2018 gestuurd “nee we hadden naar voda gebeld”. Op 16 november 2018 stuurt verdachte het bericht “die andere2 komen vandaag”. Ten slotte stuurt hij op 16 november 2018 een bericht naar contactpersoon ‘ [contactpersoon] ’ met daarin een
track and tracecode.
[naam bewoner] heeft verklaard dat zij op verzoek van haar bovenbuurvrouw [naam zus] twee pakketjes voor haar broer zou aannemen. Op 15 november 2018 heeft zij twee pakketjes ontvangen van een medewerker van Post NL voor de broer van [naam zus] en kort daarna kwam de broer van [naam zus] binnen lopen en werd hij door de politie aangehouden.
De rechtbank stelt vast dat bij VodafoneZiggo telefonisch werd verzocht een adres en het mailadres van klant [naam autobedrijf] te veranderen in het adres [adres buurvrouw] , terwijl verdachte dat adres een dag eerder had ontvangen. Vervolgens zijn via het online account drie abonnementen verlengd en zijn drie iPhones besteld met ‘ [adres buurvrouw] ’ als afleveradres. Verdachte en zijn zusje beschikten over een
track and tracecode. Verdachte wist dat de pakketjes op 16 november 2018 zouden worden geleverd en heeft gezegd dat hij die komt ophalen. Vervolgens komt hij net na de bezorging van de pakketten het huis op adres [adres buurvrouw] binnenlopen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met zijn medeverdachte zich bij Vodafone heeft voorgedaan als (een medewerker) van [naam autobedrijf]
en het adres van dit bedrijf heeft laten wijzigen in ‘ [adres buurvrouw] ’, via het account van dit bedrijf drie abonnementen heeft verlengd en drie iPhones heeft besteld om vervolgens deze iPhones op het adres [adres buurvrouw] te laten afleveren. Ook hier is Vodafone bewogen tot afgifte van telefoons en derhalve kan ook dit feit worden bewezen.