3.3.Oordeel van de rechtbank
Aangever [slachtoffer] is op 12 november 2018 bij café [naam] op het [adres] te Amsterdam in zijn buik geschoten, waarbij hij levensgevaarlijk gewond is geraakt.
Op basis van het dossier kan als vaststaand worden aangenomen dat kort daarvoor een ruzie heeft plaatsgevonden tussen aangever en verdachte. Over de aanleiding van het conflict lopen de verklaringen uiteen, maar de rechtbank acht dit voor de beoordeling van het tenlastegelegde van ondergeschikt belang. Aangever heeft verdachte in het gezicht geslagen, waardoor de ruzie escaleerde en ook [medeverdachte] betrokken raakte. [medeverdachte] droeg op dat moment een vuurwapen bij zich. Hij heeft dit vuurwapen op enig moment tijdens de ruzie tevoorschijn gehaald en heeft met dit vuurwapen geschoten. Het staat bovendien vast dat de kogel die aangever [slachtoffer] heeft getroffen afkomstig is uit het vuurwapen van [medeverdachte] .
Aangever en verdachte hebben verklaard dat zij gezien hebben dat [medeverdachte] gericht op aangever heeft geschoten. Aangever heeft daarnaast verklaard dat verdachte, nadat [medeverdachte] twee schoten had gelost, in de Surinaamse taal aan [medeverdachte] om het wapen vroeg. Meteen daarna hoorde hij weer een schot, waarop hij voelde dat hij geraakt was. Aangever heeft niet gezien dat verdachte het wapen in handen heeft gehad en heeft geschoten, maar heeft dit geconcludeerd.
[medeverdachte] heeft aanvankelijk niet over het feit willen verklaren. Pas tijdens de behandeling van zijn eigen strafzaak op de terechtzitting van 19 december 2019 heeft hij een verklaring afgelegd, die erop neerkomt dat hij op het moment dat aangever op hem af kwam met het vuurwapen twee keer in de lucht heeft geschoten. Vervolgens zou verdachte om het wapen hebben gevraagd, waarna [medeverdachte] het wapen aan verdachte heeft gegeven. [medeverdachte] heeft gehoord dat er na zijn vertrek nog is geschoten.
In het dossier zitten diverse verklaringen van personen die zich ten tijde van het schietincident op het [adres] of in woningen aan het plein dan wel de onmiddellijke omgeving bevonden. Het gaat om onafhankelijke getuigen, waarvan kan worden aangenomen dat zij niet bij het conflict bij café [naam] betrokken waren.
Zo heeft de getuige [getuige 3] verklaard dat hij geschreeuw hoorde en mensen uit elkaar zag rennen. Eén van de wegrennende mannen draaide zich om en strekte een arm uit, waarna kort na elkaar drie knallen te horen waren. Het leek alsof de man al rennend naar achteren schoot. De getuige is onlangs opnieuw gehoord bij de rechter-commissaris, waar hij zijn eerder afgelegde verklaring heeft bevestigd. Daarnaast heeft hij desgevraagd verklaard dat hij niet heeft gezien dat er een voorwerp werd overgedragen van een persoon naar een ander.
Ook de getuige [getuige 4] heeft zowel bij de politie als tegenover de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Hij heeft bij café [naam] twee groepjes mannen tegenover elkaar zien staan. Er werd geschreeuwd en ineens vielen er schoten. De mannen gingen vervolgens alle kanten op. Hij denkt drie schoten gehoord te hebben, maar is niet helemaal zeker van zichzelf omdat zijn vriendin denkt dat het twee schoten waren. Er zat heel weinig tijd tussen de schoten.
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij drie schoten heeft gehoord met tussenpozen van ongeveer 1 tot 2 seconden.
Ook getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij drie keer kort achter elkaar schoten hoorde.
De getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij een man met een gestrekte arm zag staan, alsof hij met iets op iemand richtte. Deze man had dunne dreads tot in zijn nek. Op datzelfde moment was er commotie en ging iemand in paniek achter een boom staan. De rechtbank constateert dat [medeverdachte] op het moment van zijn aanhouding op 17 september 2019 korte, dunne dreads had.
Ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij drie knallen heeft gehoord, maar zij denkt dat tussen het tweede en het derde schot iets meer tijd zat dan tussen het eerste en tweede schot. Zij heeft het schieten zelf niet gezien, maar zag kort daarna vanuit het raam van haar woning wel iemand op straat staan met een zwart object in zijn hand.
Hoewel de waarnemingen van de diverse onafhankelijke getuigen op veel punten uiteenlopen, zeker waar het betreft de signalementen van de door hen waargenomen personen, is de rechtbank niettemin van oordeel dat in deze verklaringen sterke aanwijzingen zijn te vinden dat er drie keer is geschoten door één schutter.
De rechtbank constateert dat noch in de verklaringen van de getuigen noch in andere stukken in het dossier ondersteuning is te vinden voor de stelling van [medeverdachte] dat met het vuurwapen eerst twee keer in de lucht zou zijn geschoten. Deze verklaring is bovendien in strijd met de verklaring van aangever en de getuigen [getuige 3] en [getuige 7] . Ook voor de bewering van [medeverdachte] dat hij op verzoek van verdachte het wapen aan verdachte heeft afgestaan, bevat het dossier onvoldoende steun. Uit verschillende getuigenverklaringen volgt immers dat de drie schoten kort na elkaar zijn gelost, wat moeilijk uitvoerbaar zou zijn indien het wapen na twee schoten van de een naar de andere persoon wordt overgedragen. Bovendien hebben noch aangever, noch getuigen een overdracht van het wapen gezien.
[medeverdachte] is pas op zijn eigen terechtzitting met deze verklaring gekomen, op het moment dat hij bekend was met de volledige inhoud van het dossier. Mogelijk wilde hij met deze verklaring inspelen op de verklaring van aangever, dat hij verdachte in de Surinaamse taal om het wapen heeft horen vragen. De rechtbank houdt er rekening mee dat [medeverdachte] met zijn verklaring zichzelf probeert te ontlasten door een deel van de schuld in de schoenen van verdachte te schuiven.
Naast de onafhankelijke getuigen, zoals hiervoor genoemd, bevat het dossier getuigenverklaringen, tapgesprekken en WhatsApp-berichten met betrekking tot de kring van personen rond verdachte, [medeverdachte] en aangever. Deze getuigenverklaringen en conversaties zien voornamelijk op informatie ‘van horen zeggen’, en zijn om die reden niet goed bruikbaar voor de waarheidsvinding. Opvallend is wel dat de toenmalige vriendin van [medeverdachte] , de getuige [getuige 8] , heeft verklaard dat zij gehoord heeft dat [medeverdachte] eerst een waarschuwingsschot heeft gelost en daarna gericht heeft geschoten.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte] onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en bovendien in strijd is met onder andere de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 7] . De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte] daarom niet voor het bewijs gebruiken. Het dossier bevat daarmee onvoldoende bewijs dat verdachte het vuurwapen van [medeverdachte] in handen heeft gehad en op aangever heeft geschoten.
De rechtbank merkt in dit verband op dat zelfs indien de verklaring van aangever wordt gevolgd dat verdachte aan [medeverdachte] om het wapen zou hebben gevraagd, daarmee nog niet vaststaat dat verdachte dit wapen ook daadwerkelijk van [medeverdachte] heeft gekregen en dat verdachte daarmee zou hebben geschoten.
De rechtbank acht aldus het tenlastegelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken, kan het subsidiair door de verdediging opgeworpen verweer, dat de verklaring van [medeverdachte] op grond van post-Vidgen-jurisprudentie van de Hoge Raad van het bewijs moet worden uitgesloten, onbesproken blijven.