ECLI:NL:RBAMS:2020:3770

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
8490827 EA VERZ 20-314
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens diefstal van Yamaha-versterkers en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [verzoeker], en zijn werkgever, [verweerster] B.V. Het geschil betreft een ontslag op staande voet dat door de werkgever is gegeven op basis van diefstal van Yamaha-versterkers. De werknemer, die sinds 2015 in dienst was, werd beschuldigd van betrokkenheid bij de verduistering van goederen uit het magazijn van de werkgever. De werkgever had camerabeelden overgelegd waaruit zou blijken dat de werknemer op verdachte wijze handelingen had verricht met betrekking tot de versterkers. De werknemer ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat er geen direct bewijs was voor zijn betrokkenheid.

De kantonrechter heeft de camerabeelden bekeken en de verklaringen van de werknemer gewogen. De rechter oordeelde dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan onlogische en verdachte gedragingen, die niet adequaat konden worden verklaard. De kantonrechter concludeerde dat er voldoende grond was voor het ontslag op staande voet, omdat de werknemer het vertrouwen van de werkgever had geschonden door zijn handelen. De verzoeken van de werknemer om vergoedingen, waaronder een transitievergoeding en een billijke vergoeding, werden afgewezen. Tevens werd de werknemer veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding aan de werkgever.

De uitspraak benadrukt het belang van vertrouwen in de relatie tussen werkgever en werknemer, vooral in situaties waar waardevolle goederen in het spel zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag rechtsgeldig was en dat de werknemer niet in zijn verzoeken kon worden ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 8490827 EA VERZ 20-314
beschikking van: 29 juli 2020
func.: 245

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker, nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. R. de Rijk
t e g e n

de besloten vennootschap [verweerster] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats]
verweerster, nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. A. Birkhoff

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 6 mei 2020 een verzoek met producties ingediend dat primair strekt tot betaling van een billijke vergoeding, met nevenverzoeken. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend, met producties tevens houdende een tegenverzoek.
Het verzoek is mondeling behandeld op 25 juni 2020. [verzoeker] is verschenen, vergezeld van de gemachtigde en namens [verweerster] zijn verschenen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , eveneens vergezeld van de gemachtigde en mr S.S. Wahab. Partijen hebben hun standpunt toegelicht, [verzoeker] mede aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

Feiten en omstandigheden

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verweerster] is een technisch bedrijf dat diverse installaties ontwikkelt en installeert aan boord van schepen (voornamelijk luxe jachten).
1.2.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1969 en thans derhalve 51 jaar oud, is sinds 3 augustus 2015 in dienst van werkgever als [functie] . Het salaris bedraagt € 2.898,95 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. [verzoeker] werkt 40 uur per week.
1.3.
In het magazijn van [verweerster] (tussen partijen ook het Warehouse genoemd) verdwijnen al geruime tijd op grote schaal waardevolle goederen van [verweerster] . De schade van [verweerster] beloopt ongeveer € 300.000,- per jaar. [verweerster] heeft daarom voor de bestelling en verzending van goederen uit het magazijn en het registreren van de goederen in het magazijn in hoofdstuk 3 van het geldende handboek (ook wel genoemd: LEAP 42 Business Process of LEAP Manual), een zeer precieze werkwijze opgesteld.
1.4.
[verzoeker] was van deze werkwijze goed op de hoogte. Hij is verantwoordelijk voor de gang van zaken in het magazijn en heeft recentelijk van de werkwijze een PowerPoint presentatie gemaakt. [verweerster] heeft [verzoeker] als supervisor warehouse meer dan eens bij de jaarlijkse beoordeling gevraagd streng toe te zien op het naleven van de regels.
1.5.
[verweerster] heeft in verband met de vermissingen van de goederen in het magazijn diverse camera’s geplaatst. Volgens het protocol rond de cameraopnames kan [verweerster] de beelden alleen met toestemming van een daarop voorkomende medewerker bekijken.
1.6.
Op 11 februari 2020 is opdracht gegeven om twee dozen met Yamaha versterkers vanuit het magazijn verzendklaar te maken. De versterkers zouden volgens de werkwijze (de zogenoemde Pick List daarvan) in het magazijn in stelling 10D4 behoren te liggen. [verzoeker] was op het moment van het verzoek tot verzending van de versterkers wegens vakantie afwezig. De werkzaam-heden werden door een collega verricht, die constateerde dat de versterkers niet (meer) in het magazijn aanwezig waren. [verweerster] heeft daarop een onderzoek gestart en heeft camerabeelden van het magazijn bekeken. De beelden zijn door [verweerster] in de procedure gebracht.
1.7.
Op de beelden is te zien dat [verzoeker] op 10 januari 2020 twee dozen met de omvang van de Yamaha versterkers uit stelling 10D4 haalt en naar de stelling 11A3 brengt. Deze stelling is tegenover de balie. Naderhand die dag heeft [verzoeker] overleg met een collega (dhr [naam] , die inmiddels in verband met diefstal van een laptop op staande voet is ontslagen) en vervolgens worden de dozen door deze collega [naam] geseald met ondoorzichtige tape. De dozen worden vervolgens niet-bestickerd, zoals de werkwijze voorschrijft en worden op een andere - onlogische - plek weggezet. Op de beelden is tevens te zien dat [verzoeker] enkele dagen later om ongeveer 06.00 uur - geruime tijd voor aanvang van zijn dienst - een van de twee dozen over de balie tilt en met zijn voet buiten beeld schuift, vervolgens bukt om iets groots en zwaars op te pakken en met zijn rug naar de camera gekeerd naar buiten gaat. [verzoeker] komt vervolgens met lege handen en rechtop terug.
1.8.
[verzoeker] is in verband met het onderzoek op 27 februari 2020 geschorst. Op 6 maart 2020 is met [verzoeker] over de bevindingen van [verweerster] en de camerabeelden gesproken. Dezelfde dag heeft [verweerster] [verzoeker] telefonisch op staande voet ontslagen. Het ontslag op staande voet is bij brief van 11 maart 2020 schriftelijk bevestigd. Deze brief heeft [verweerster] naar een oud woonadres van [verzoeker] en per e-mail verzonden. Bij het ontslag op staande voet heeft [verweerster] aanspraak gemaakt op de schadevergoeding als bedoeld in artikel 7: 677 BW.
1.9.
[verzoeker] heeft inmiddels een nieuw dienstverband (voor bepaalde tijd) elders gesloten.

Verzoek en verweer

2. [verzoeker] berust in het einde van het dienstverband en verzoekt [verweerster] te veroordelen tot betaling van:
A. een transitievergoeding ex artikel 7:673 BW van € 4.696,30 bruto,
B. een billijke vergoeding ex art 7:681 BW van € 18.785,16 bruto of een door de kantonrechter te bepalen bedrag,
C. de vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 10 BW van
€ 3.916,07 bruto,
D. de wettelijke rente over het bedrag onder A van de dag van het ontslag en over B vanaf een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst;
E. buitengerechtelijke kosten tot het bedrag van € 968,- en
F. deugdelijke specificaties binnen 5 dagen na betekening van de beslissing,
alles met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure.
3. [verzoeker] heeft ter onderbouwing hiervan - samengevat - aangevoerd dat hij altijd goed heeft gefunctioneerd. [verzoeker] heeft steeds ontkend betrokken te zijn geweest bij de verdwijning of verduistering van twee Yamaha-versterkers. Er wordt door [verweerster] daar ook geen direct bewijs van geleverd. [verweerster] baseert zich op vage stellingen, waaronder dat [verzoeker] voor bepaald gedrag geen verklaring zou hebben gegeven, maar dit is onjuist. Hij heeft die verklaringen wel gegeven. De opnames van de camerabeelden heeft [verzoeker] pas in de procedure gekregen. Op die opnames is [verzoeker] te zien, die zijn dagelijkse werkzaamheden verricht op de reguliere werkwijze. Bij het gesprek op 6 maart 2020 heeft [verzoeker] zo goed mogelijk en naar eer en geweten antwoord gegeven op de vragen van [verweerster] , waarbij het ging om een periode die al twee maanden achter hem lag. Het voorraadbeheersysteem van [verweerster] is ernstig vervuild. Volgens het systeem moeten er goederen aanwezig zijn, die al lang zijn afgehaald. Op de inhoud kan gelet op de vele mutaties die overhaast worden aangebracht, niet worden vertrouwd.
4. Er is geen sprake van een dringende reden en ook is [verzoeker] van mening dat de arbeidsovereenkomst niet onverwijld is opgezegd dan wel hem niet onverwijld is meegedeeld. De redenen van het ontslag zijn [verzoeker] niet op 6 maart 2020 verteld . Pas bij brief van 11 maart 2020 heeft [verzoeker] een schriftelijk bericht ontvangen. Die brief is gestuurd naar een oud adres van [verzoeker] , terwijl het nieuwe adres bij [verweerster] bekend was. Dat maakt dat de reden niet onverwijld is bekend gemaakt. Bovendien heeft [verweerster] op geen enkele wijze rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] en is hij niet in staat gesteld zich tegen de aantijgingen te verweren; wederhoor heeft niet plaats gevonden.
5. [verweerster] verweert zich tegen de gevraagde vergoedingen en meent dat sprake is (geweest) van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Zij verwijst naar de ingebrachte camera-beelden. Daaruit volgt volgens [verweerster] dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een van de twee Yamaha-versterkers; de collega [naam] is reeds eerder op staande voet ontslagen in verband met de diefstal van een laptop. Voor de verdachte en niet logische gedragingen van [verzoeker] op de camera-beelden rond de Yamaha-versterkers heeft hij geen plausibele verklaring kunnen geven. Dat heeft [verweerster] op 6 maart 2020 met [verzoeker] besproken en vervolgens heeft zij [verzoeker] diezelfde dag telefonisch op staande voet ontslagen. De bevestiging daarvan is enkele dagen later per brief bevestigd. Die brief is ook per mail aan [verzoeker] toegestuurd.
6. [verweerster] voert verder - samengevat - aan dat nu sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet het verzoek om een billijke vergoeding dient te worden afgewezen. Daarnaast is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten zijdens [verweerster] op grond waarvan een vergoeding zou kunnen worden toegekend. [verzoeker] heeft door zijn handelen en het uitblijven van plausibele verklaringen het noodzakelijke vertrouwen van [verweerster] ernstig geschonden. [verweerster] moet kunnen vertrouwen op haar personeel, helemaal nu er in het magazijn kostbare producten worden geleverd en verstuurd. En [verzoeker] is leidinggevende en hij weet wat de werkwijze behoort te zijn. Waarom hij daarvan aldoor is afgeweken, heeft [verzoeker] niet kunnen verklaren.
7. Ook de transitievergoeding is [verweerster] niet verschuldigd, omdat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Bovendien is hij al elders in dienst getreden en ook daarom is een transitievergoeding niet op zijn plaats.
8. Nu op goede gronden het dienstverband met [verzoeker] met onmiddellijke ingang is opgezegd, is voor de gefixeerde schadevergoeding geen plaats. Zo deze toch zou worden toegekend, dient de vergoeding in mindering te worden gebracht op de eventueel toe te kennen billijke vergoeding. Er zijn geen buitengerechtelijke kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen; de werkzaamheden zijn verricht ter voorbereiding van deze procedure.
9. De overige stellingen van partijen komen waar nodig bij de beoordeling aan de orde.

Tegenverzoek

10. [verweerster] verzoekt voorts veroordeling van [verzoeker] tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. [verzoeker] heeft [verweerster] een geldige dringende reden gegeven. [verweerster] maakt aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW van één maand, derhalve een bedrag van € 3.130,87 (bruto), zijnde een maandloon inclusief vakantietoeslag.
10. [verzoeker] voert tegen het tegenverzoek geen apart verweer.

Beoordeling

12. De kantonrechter dient te beoordelen of de reden die de werkgever aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd als een dringende reden kwalificeert als bedoeld in artikel 7:677 BW en of er onverwijld is opgezegd. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag moeten de omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang worden bezien. De aard en de ernst van het gedrag van de werknemer spelen daarbij een rol, evenals de duur van de arbeidsovereenkomst, als ook de (persoonlijke) omstandigheden van de werknemer en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor de werknemer heeft.
12. Met [verweerster] is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet voldoende voortvarend is gegeven, waarmee aan de eis van onverwijldheid is voldaan. Daartoe wordt overwogen dat na het gesprek van 6 maart 2020 het voor [verzoeker] overduidelijk was waar het bij [verweerster] om draaide, als hij dat al niet uit het onderzoek begrepen had. Toen hij vrijwel direct na het gesprek telefonisch ontslag op staande voet kreeg aangezegd, kan er voor [verzoeker] in alle redelijkheid geen onduidelijkheid zijn geweest over de reden van het ontslag. Dat vervolgens de schriftelijke bevestiging van enkele dagen later naar een verkeerd adres is gestuurd is ongelukkig, maar nu de brief toen ook per e-mail naar [verzoeker] is gestuurd - zoals door [verweerster] gesteld en door [verzoeker] onvoldoende betwist - wordt geoordeeld dat aan de eis van onverwijldheid is voldaan.
12. Vervolgens moet worden beoordeeld of de handelwijze van [verzoeker] rond het verdwij-nen van de Yamaha-versterkers het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt. Duidelijk is dat indien komt vast te staan dat [verzoeker] bij de verdwijning van de Yamaha-versterkers betrokken is geweest, dit voldoende reden voor een ontslag op staande voet vormt. Een werkgever moet immers er op kunnen vertrouwen dat zij niet wordt bestolen, niet door haar medewerkers en door een leidinggevende al helemaal niet.
12. De kantonrechter heeft de camerabeelden bekeken en heeft daarbij de verklaringen van [verzoeker] over zijn gedrag betrokken. Naar haar oordeel volgt uit de beelden dat [verzoeker] op opmerkelijke tijdstippen onnodige en door hem niet met een redelijke verklaring onderbouwde handelingen heeft verricht. Zo was er geen opdracht of reden om de Yamaha-versterkers uit stelling 10D4 te halen en te verplaatsen naar stelling 11A3 tegenover de balie. Daarnaast is niet duidelijk geworden waarom de dozen zijn geseald, waardoor niet meer zichtbaar is wat er in zit, en waarom ze niet werden bestickerd voor de beoogde inbouw van [verweerster] . Ook daar is geen opdracht voor gegeven. Vervolgens is te zien dat [verzoeker] (net als [naam] ) een paar dagen later één van de dozen meeneemt, al tracht hij dit enigszins met zijn lichaam af te schermen en verschuift hij de doos met zijn voet. Dat gebeurt op een tijdstip (06.00 uur) dat [verzoeker] in het magazijn nog niets te zoeken had. Tot slot heeft [verzoeker] verklaard dat op dat ongebruikelijk vroege tijdstip een collega buiten op de doos stond te wachten, van wie hij niet meer weet wie het was of welk project het betrof, en dat hij deze collega zonder een daartoe strekkend formulier of wat dan ook te (laten) tekenen, zoiets waardevols als één, maar niet de bestelde twee Yamaha-versterkers heeft overhandigd. Voor deze verklaring is geen enkel bewijs in de systemen terug te vinden en er heeft zich ook geen enkele collega gemeld. De verklaringen zijn derhalve zo ongeloofwaardig, dat de kantonrechter ze niet voor waar kan aan nemen.
12. Naar het oordeel van de kantonrechter is uit de camerabeelden voldoende gebleken dat [verzoeker] bij de verduistering van de Yamaha-versterker betrokken is geweest; daar tegenover zijn de verklaringen van [verzoeker] voor zijn ongebruikelijke gedrag niet geloofwaardig en leggen onvoldoende gewicht in de schaal. Omtrent zijn persoonlijke omstandigheden heeft [verzoeker] onvoldoende gesteld om dit anders te doen zijn. [verzoeker] is over de gebeurtenissen door [verweerster] (op 6 maart 2020) gehoord, nog los van het feit dat het horen van een werknemer geen vereiste is voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
12. Dit betekent dat met het ontslag op staande voet aan de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] bij [verweerster] rechtsgeldig een einde is gekomen. Daarmee dienen de vorderingen/ verzoeken van [verzoeker] ten aanzien van de diverse vergoedingen sub B-C) te worden afgewezen.
12. [verzoeker] heeft verzocht (sub A) om [verweerster] te veroordelen een transitievergoeding te betalen op grond van artikel 7:673 BW. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is en het verzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen.
12. Ook de overige verzoeken/vorderingen van [verzoeker] komen niet voor toewijzing in aanmerking.
12. Het tegenverzoek van [verweerster] is door [verzoeker] slechts weersproken met de stelling dat er geen sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Nu hierboven anders is geoordeeld, dient de vordering van [verweerster] met betrekking tot de gefixeerde schadevergoeding te worden toegewezen. Het bedrag is in hoogte door [verzoeker] niet weersproken, zodat als schadevergoeding aan [verweerster] wordt toegewezen het bedrag van € 3.130,87.
12. De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] als de in het ongelijk gestelde partij.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan [verweerster] van het bedrag van € 3.130,87;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verweerster] begroot op € 480,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [verzoeker] in de na dit beschikking ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van de beschikking, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [verzoeker] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan deze beschikking heeft voldaan en betekening van de beschikking pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M V Ulrici, kantonrechter en op 29 juli 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter