In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], wonende in Almeria, en de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over een herzieningsverzoek van het AOW-pensioen van [eiser]. De Svb had op 25 januari 2018 het verzoek van [eiser] om herziening van zijn AOW-pensioen afgewezen, en op 27 juli 2018 het daartegen ingediende bezwaar eveneens afgewezen. Hierop heeft [eiser] beroep ingesteld bij de rechtbank. Beide partijen hebben toestemming gegeven voor een uitspraak zonder zitting, waarna de rechtbank vragen heeft gesteld aan partijen en schriftelijke antwoorden heeft ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] sinds 2007 een AOW-pensioen ontvangt met een korting van twaalf procent, omdat de Svb van mening is dat hij in bepaalde perioden niet verzekerd was, aangezien hij niet in Nederland woonde of werkte. [eiser] betwist deze stelling en stelt dat hij in de betreffende perioden wel in Nederland woonde en werkte, en dat hij altijd AOW-premie heeft betaald. Hij heeft echter geen documenten of getuigenverklaringen kunnen overleggen die zijn beweringen ondersteunen.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] niet heeft aangetoond dat hij in de relevante perioden in Nederland woonde of werkte. De rechtbank wijst erop dat de Svb zich in principe mag baseren op de Basisregistratie personen, tenzij er bewijs is dat deze registratie onjuist is. Aangezien [eiser] niet in staat is geweest om overtuigend bewijs te leveren, wordt zijn beroep ongegrond verklaard. Er is geen reden voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.