ECLI:NL:RBAMS:2020:375

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5672
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek AOW-pensioen en bewijsvoering van ingezetenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], wonende in Almeria, en de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over een herzieningsverzoek van het AOW-pensioen van [eiser]. De Svb had op 25 januari 2018 het verzoek van [eiser] om herziening van zijn AOW-pensioen afgewezen, en op 27 juli 2018 het daartegen ingediende bezwaar eveneens afgewezen. Hierop heeft [eiser] beroep ingesteld bij de rechtbank. Beide partijen hebben toestemming gegeven voor een uitspraak zonder zitting, waarna de rechtbank vragen heeft gesteld aan partijen en schriftelijke antwoorden heeft ontvangen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] sinds 2007 een AOW-pensioen ontvangt met een korting van twaalf procent, omdat de Svb van mening is dat hij in bepaalde perioden niet verzekerd was, aangezien hij niet in Nederland woonde of werkte. [eiser] betwist deze stelling en stelt dat hij in de betreffende perioden wel in Nederland woonde en werkte, en dat hij altijd AOW-premie heeft betaald. Hij heeft echter geen documenten of getuigenverklaringen kunnen overleggen die zijn beweringen ondersteunen.

De rechtbank oordeelt dat [eiser] niet heeft aangetoond dat hij in de relevante perioden in Nederland woonde of werkte. De rechtbank wijst erop dat de Svb zich in principe mag baseren op de Basisregistratie personen, tenzij er bewijs is dat deze registratie onjuist is. Aangezien [eiser] niet in staat is geweest om overtuigend bewijs te leveren, wordt zijn beroep ongegrond verklaard. Er is geen reden voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/5672

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te Almeria, eiser,

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: W. van den Berg).

Procesverloop

Op 25 januari 2018 heeft de Svb een verzoek van [eiser] om herziening van zijn AOW-pensioen afgewezen. [1]
Op 27 juli 2018 heeft de Svb het bezwaar van [eiser] afgewezen. [eiser] heeft daartegen beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder dat een zitting plaatsvindt. Bij brieven van 3 september 2019 heeft de rechtbank vragen gesteld aan partijen. [eiser] heeft daarop geantwoord met brieven van 27 september 2019, oktober 2019 en 13 november 2019. De Svb heeft daarop geantwoord met een brief van 30 september 2019. De rechtbank sluit het onderzoek en doet uitspraak.

Overwegingen

[eiser] ontvangt sinds 2007 een AOW-pensioen met een korting van twaalf procent. Volgens de Svb was hij zes jaar niet verzekerd, omdat hij niet in Nederland woonde of werkte in de perioden van 8 april 1993 tot en met 16 januari 1995 en van 20 juni 1997 tot en met 29 augustus 2002. De Svb baseert zich erop dat [eiser] in deze perioden niet in Nederland stond ingeschreven bij de Basisregistratie personen.
[eiser] wil dat de Svb de korting herziet omdat hij in die perioden wel in Nederland woonde en werkte en omdat hij altijd AOW-premie heeft betaald. Hij zegt dat hij in de eerste periode een korte tijd in de Verenigde Staten is geweest, dat hij zich daar alleen heeft ingeschreven om een Cadillac te kopen en dat hij na terugkomst vergeten is zich meteen weer in Nederland in te schrijven. [eiser] zegt dat hij in de tweede periode kort in Spanje is geweest, dat hij daar een hartaanval heeft gekregen en dat hij zich na terugkeer vanwege echtelijke onenigheid niet meer thuis kon inschrijven. Hij benadrukt dat er getuigen zijn die alles kunnen bevestigen, waaronder zijn accountant, zijn ex-echtgenote en zijn kinderen.
De rechtbank beoordeelt de zaak als volgt. Iemand is voor de AOW verzekerd als hij ingezetene is of in Nederland werkt en aan de loonbelasting is onderworpen. Dat staat in artikel 6 van de AOW. Iemand is ingezetene als hij in Nederland woont. Dat staat in artikel 2 van de AOW. Waar iemand woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Dat staat in artikel 3 van de AOW. Volgens vaste rechtspraak mag de Svb zich daarvoor in principe baseren op de Basisregistratie personen, tenzij blijkt dat deze niet juist is. Als [eiser] wil dat de Svb de korting van twaalf procent herziet, zal hij dus zelf moeten aantonen dat hij in de twee genoemde perioden in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] daarin niet is geslaagd. [eiser] beschikt niet meer over documenten die zijn verklaringen kunnen bevestigen. Ook is hij niet in staat geweest getuigenverklaringen op papier te krijgen, nog afgezien van de vraag of deze getuigen voldoende onpartijdig zijn om te overtuigen. De rechtbank heeft dus alleen de eigen verklaringen van [eiser] . Deze zijn te weinig om de informatie uit de Basisregistratie personen te weerleggen.
Hetzelfde geldt voor de stelling van [eiser] dat hij altijd AOW-premie heeft betaald. De belastingdienst bewaart deze gegevens maar vijf jaar. Daarom vallen de premiebetalingen niet meer aan te tonen.
De rechtbank geeft [eiser] dus geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor vergoeding van proceskosten of van griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Gayir, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.AOW: Algemene Ouderdomswet.