In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2020 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, België. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een persoon die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, witwassen van opbrengsten van misdrijven en informaticacriminaliteit. De opgeëiste persoon, geboren in 1993 en met de Nederlandse nationaliteit, was gedetineerd in Nederland en heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia correct zijn.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 9 juli 2020. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. P.H.L.M. Souren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten geaccepteerd dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan en heeft daarom de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.