3.1Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Inleiding
Verdachte was vanaf 15 december 2012 enig bestuurder van de [naam vereniging] , die op 27 oktober 2014 is uitgeschreven uit het handelsregister.Daarnaast is verdachte enig aandeelhouder en bestuurder van vijf besloten vennootschappen (hierna: BV’s), die zijn opgericht in de periode van 21 oktober 2015 tot en met 5 oktober 2017. Deze BV’s zijn Sportegro BV, Tres Sportconsultancy BV, Columbus Trade BV, Fixit Dienstverlening BVen Tata Events BV.
De Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) Nederland heeft ten aanzien van verdachte en zijn vijf BV’s meerdere meldingen met betrekking tot ongebruikelijke transacties ontvangen van verschillende meldingsplichtige instellingen waaronder de ING en de Rabobank. De FIU heeft soortgelijke meldingen ontvangen ten aanzien van de moeder van verdachte, [naam moeder] , de schoonmoeder van verdachte, [naam schoonmoeder] (hierna: [naam schoonmoeder] ), de zwager van verdachte, [medeverdachte] , en de werknemer van enige BV’s van verdachte, [naam werknemer] (hierna: [naam werknemer] ). De FIU heeft deze verdachte transacties doorgestuurd naar de Fiscale Inlichting en Opsporingsdienst (hierna: FIOD), waarna een onderzoek is gestart.
Feiten 1 en 2
Uit dat onderzoek is gebleken dat er in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 december 2019 op diverse rekeningen van verdachte en aan hem gelieerde (rechts)personen in totaal € 2.560.969,60 in contanten is gestort.
In de periode van 18 november 2015 tot en met 28 januari 2019 zijn de volgende bedragen contant op de volgende rekeningen gestort: € 123.746,80 op drie rekeningen van verdachte, € 248.549,11 op de rekening van Sportegro BV, € 238.015,66 op de rekening van Tres Sportconsultancy BV, € 265.620,- op de rekening van Colombus Trade BVen € 107.390,- op de rekening van Fixit Dienstverlening BV. Bij de contante stortingen is onder meer gebruik gemaakt van coupures van € 200 en € 500.Verdachte heeft verklaard dat alle contante stortingen op zijn rekeningen en zijn bedrijfsrekeningen contante bedragen betreffen die hij van [naam werknemer] heeft gekregen, behalve € 158.403,- dat ten name van Sportegro BV is gestort. Dat zijn volgens verdachte contante bedrijfsinkomsten.
In de periode van 13 december 2017 tot en met 6 mei 2019 is er in totaal € 216.975,- contant op de rekeningen van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) gestort. Op 18 februari 2019 is er voor het eerst een groot bedrag, namelijk € 10.500,-, op de rekeningen gestort. Vanaf die datum is er in totaal € 212.020,- op de rekeningen van [medeverdachte] gestort.Vanaf die bankrekeningen is in totaal € 120.000,- overgemaakt naar bankrekeningen op naam van drie BV’s van verdachte en in totaal € 89.999,- naar bankrekeningen op naam van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) in België.
In de periode van 20 maart 2015 tot en met 14 oktober 2019 is er in totaal € 595.445,- contant op de rekeningen van [naam moeder] gestort. Op 13 oktober 2015 is voor het eerst een groot bedrag, namelijk € 6.000,-, op de rekeningen gestort. Vanaf die datum is er in totaal € 588.110,- op de rekeningen van [naam moeder] gestort. Vanaf die bankrekeningen zijn bedragen overgemaakt naar bankrekeningen van de BV’s van verdachte, bankrekeningen van [naam werknemer] , [naam 2] en [naam 1] en een bankrekening van Aegon Hypotheken BV ter aflossing van een hypothecaire lening van [naam werknemer] .
In de periode van 23 januari 2015 tot en met 11 december 2019 is er in totaal € 430.479,84 contant op de rekeningen van [naam schoonmoeder] gestort. Op 21 januari 2019 is er voor het eerst een groot bedrag, namelijk € 9.130,-, op de rekeningen gestort. Vanaf die datum is er in totaal € 414.050,- op de rekeningen van [naam schoonmoeder] gestort. Vanaf die bankrekeningen zijn bedragen overgemaakt naar bankrekeningen op naam van de BV’s van verdachte en bankrekeningen van [naam werknemer] , [naam 2] en [naam 1] .
Verdachte heeft in een geluidsfragment aan [naam 2] uitleg gegeven over de ‘plukzewet’ in Nederland. Verdachte heeft daarin verklaard dat hij jongens een contract geeft, dat zij in dienstverband komen, dat zij hem 2750 euro per maand voor een contract betalen en dat zij daar 1500 euro netto aan over houden. Als de jongens dan gepakt worden, kunnen zij de arbeidsovereenkomst laten zien en aantonen dat zij aan het werk zijn. Zo kunnen zij plausibel verklaren waar het geld vandaag komt, anders wordt het vermogen afgepakt.
Verdachte heeft verklaard dat hij contant geld kreeg van [naam werknemer] en dat hij dit geld naar [naam werknemer] moest overmaken als salaris. [naam werknemer] wilde huizen kopen met het geld. Verdachte heeft verklaard dat hij daartoe valse convenanten heeft opgemaakt, waarin stond dat [naam werknemer] een bonus of een uitkering kreeg. Verdachte heeft verklaard dat hij verschillende verhalen heeft gehoord over de herkomst van het geld van [naam werknemer] : het zou afkomstig zijn uit de verkoop van horloges, van zijn vader en van een erfenis. Later heeft verdachte gehoord dat [naam werknemer] handelde in Bitcoins en dat [naam werknemer] de handel van verdovende middelen in wilde.Vanaf de bankrekeningen van verdachte en aan hem gelieerde (rechts)personen is in totaal € 1.069.512 overgemaakt naar [naam werknemer] .
Op de laptop die op het verblijfadres van verdachte is aangetroffen, zijn niet alleen arbeidsovereenkomsten en convenanten met [naam werknemer] aangetroffen, maar ook met [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .Naar deze personen zijn vanaf de bankrekeningen van verdachte en aan hem gelieerde (rechts)personen, in totaal onderscheidenlijk € 382.888,50, € 129.990,- en € 28.143,60 overgemaakt.Verdachte heeft verklaard dat de convenanten met [naam 2] wel echt waren. Verdachte heeft verklaard dat Tres Sportconsultancy het merk- en portretrecht van [naam 2] heeft en dat [naam 2] promotionele activiteiten voor zijn bedrijven verzorgt. De convenanten met [naam 3] waren ook echt, maar daar is niets van terechtgekomen. Verdachte heeft verklaard niets te weten over de convenanten met [naam 1] .
Verdachte heeft verklaard dat hij de bankrekening van [medeverdachte] , [naam moeder] en [naam schoonmoeder] heeft gebruikt om contante stortingen te doen.
[medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte hem om hulp vroeg met het storten van geld omdat verdachte zelf te druk was. Verdachte gaf [medeverdachte] een aantal keer, zeker drie of vier keer, een schoenendoos met daarin geld en facturen. In de schoenendoos zat dan elke keer 50.000 of 60.000 euro. Verdachte gaf aan waar [medeverdachte] het geld naartoe moest overmaken.[medeverdachte] heeft verklaard dat hij de opdracht kreeg om het geld in gedeeltes van 10.000 euro per keer op zijn rekening te storten.
Feit 3
Tijdens de doorzoeking van de berging behorende bij de woning van verdachte is een wapen aangetroffen. De toegangsdeur van de berging was afgesloten en is geopend met de sleutel die door de partner van verdachte ter beschikking is gesteld.
Het betreft een semi automatisch pistool, van het merk Fabrique Nationale, type Baby, kaliber 6.35mm. Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3o, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1o van de Wet wapens en munitie. In het wapen bevond zich een patroonmagazijn met daarin drie patronen, die geschikt waren om met het wapen te worden verschoten.
Verdachte heeft verklaard dat het wapen niet van hem is. Verdachte vermoedt dat het wapen van [naam werknemer] is en dat die het heeft achtergelaten toen hij bij verdachte heeft gelogeerd.
In een chatconversatie met [naam vader] , de vader van [naam werknemer] , heeft verdachte gezegd dat als [naam vader] van de schietijzers af wil, hij ze op het kantoor van verdachte kwijt kan.