Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond.
gelast de teruggavevan het rijbewijs aan klager [naam klager] .
Rechtbank Amsterdam
Op 29 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994, ingediend door een klager wiens rijbewijs was ingevorderd na een snelheidsovertreding. Het klaagschrift werd op 17 februari 2020 ingediend, maar de zitting op 4 juni 2020 kon niet doorgaan vanwege de coronacrisis. De rechtbank besloot buiten raadkamer op het verzoekschrift, omdat klager niet op de hoogte kon worden gesteld van de zitting door het ontbreken van zijn contactgegevens. Klager verzocht om teruggave van zijn rijbewijs, dat door de officier van justitie was ingevorderd na een overtreding van de maximumsnelheid met 53 kilometer per uur op 1 februari 2020.
In zijn klaagschrift gaf klager aan dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk in het garagebedrijf van zijn vader en voor het vervoer van zijn drie dochters. De officier van justitie steunde de teruggave van het rijbewijs, ondanks de eerdere snelheidsovertreding van klager. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat rekening gehouden moest worden met de persoonlijke omstandigheden van klager. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager.
Deze beslissing werd genomen door mr. M.A.E. Somsen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.