ECLI:NL:RBAMS:2020:3595

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
20/1311
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na invordering wegens alcoholgebruik door chauffeur

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 23 april 2020, is het klaagschrift van klager behandeld, die zijn rijbewijs terugvorderde na invordering op 29 februari 2020 wegens overtreding van de Wegenverkeerswet. Klager, werkzaam als chauffeur, had zijn rijbewijs nodig voor zijn werk, vooral gezien de veranderingen in zijn werkzaamheden door de coronamaatregelen. De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave, verwijzend naar de mogelijkheid van een toekomstige onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat, gezien de persoonlijke omstandigheden van klager, er ruimte was voor een kortere inhouding. De rechtbank besloot dat klager zijn rijbewijs terug zou krijgen na drie maanden, met ingang van 29 mei 2020. De beslissing werd gegrond verklaard, voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurde na deze datum. Klager heeft het recht om beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/055898-20
RK: 20/1311
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [gba-adres]
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. E.M. van Schaik,
[adres raadsman] ,
klager.

De procesgang

Het klaagschrift is op 9 maart 2020 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
In verband met de coronamaatregelen heeft klager afstand gedaan van het recht op (aanwezigheid bij) een mondelinge behandeling in raadkamer. In plaats daarvan heeft de rechtbank, met instemming van de raadsman en het Openbaar Ministerie, na schriftelijke rondes, op 23 april 2020 buiten de raadkamer om op het verzoekschrift besloten.

De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in zijn klaagschrift betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben voor zijn werk als chauffeur in vaste dienst bij een klein bedrijf dat ballondecoraties door heel Nederland levert.
In verband met klager’s werkzaamheden is door de raadsman – kort samengevat– per e-mail en met onderbouwing van nadere stukken verder het volgende aangevoerd.
Door de overheidsmaatregelen in verband met het coronavirus ziet het bedrijf waarvoor klager als chauffeur werkt een toename in bestellingen per post ten opzichte van de persoonlijke bezorging aan de deur. Dit heeft tot gevolg dat klager’s werkzaamheden zijn veranderd naar het voorbereiden van postpakketten. Een en ander maakt echter het belang van teruggave van het rijbewijs niet minder, omdat dagelijks die ongeveer 100 pakketten vervolgens naar verschillende postkantoren moeten worden gebracht. Dat betekent dat klager ook in verband met deze nieuwe werkzaamheden zijn rijbewijs nodig heeft.
Verder heeft klager gewezen op de onwenselijke situatie dat hij door inhouding van het rijbewijs genoodzaakt is met het openbaar vervoer te reizen, terwijl dat op dit moment door de overheid wordt afgeraden. Daarbij komt dat klager door de ongunstige verbindingen in het openbaar vervoer tussen zijn woning en zijn werk, doordeweeks weer bij zijn ouders is gaan wonen, terwijl deze op leeftijd zijn en angstig zijn voor het krijgen van het coronavirus.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs op dit moment aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat – gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten van het LOVS – ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager in geval van veroordeling door de rechter dan wel uitvaardiging van een strafbeschikking, een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, van langere duur dan de tijd gedurende die het rijbewijs tot nu toe is ingevorderd en ingehouden geweest.
Vanwege het verkeersonveilige gedrag dat klager heeft veroorzaakt, is de officier van justitie van oordeel dat een inhouding voor de duur van enige maanden op zijn plaats is. In het licht van de nader onderbouwde persoonlijke belangen van klager in deze bijzondere tijden, is zij van oordeel dat het ingehouden rijbewijs per eind mei aan klager kan worden teruggegeven.

De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8, tweede lid, WVW 1994, gepleegd te Amsterdam op 29 februari 2020.
Het proces-verbaal houdt onder meer in dat de uitslag van het bij klager afgenomen ademonderzoek 705 µg/l (microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) bedroeg.
Op 29 februari 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 4 maart 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs uiterlijk – zes maanden – tot 27 augustus 2020 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van 31 maart 2020 blijkt onder meer dat klager niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wegenverkeerswet.
Nog onbekend is wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164, vierde lid, WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van klager hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager – in het bijzonder gelet op zijn werkzaamheden als chauffeur - is niet uitgesloten dat de strafrechter ruimte ziet een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) boete, een taakstraf of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
In dat licht dient klager zijn rijbewijs terug te krijgen vanaf het moment dat het drie maanden ingehouden is geweest, te rekenen vanaf het moment van invordering (29 februari 2020). Dit betekent dat klager zijn rijbewijs dient terug te krijgen met ingang van 29 mei 2020.
De rechtbank merkt op dat de strafrechter later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op kan leggen die de duur van inhouding overtreft.
Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 29 mei 2020.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 29 mei 2020.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager met ingang van 29 mei 2020.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op23 april 2020.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.