ECLI:NL:RBAMS:2020:3567

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
13/272379-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen met DNA-bewijs

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 14 november 2019 in Amsterdam een doorgeladen vuurwapen en patronen voorhanden had. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard op basis van DNA-bewijs dat op het vuurwapen is aangetroffen. De verdachte ontkende het wapen te hebben aangeraakt en stelde dat het DNA mogelijk door secundaire overdracht op het wapen terecht was gekomen. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was, vooral omdat het DNA van de verdachte op verschillende plekken op het wapen was aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclassering en behandeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vuurwapenbezit. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke ernst van wapenbezit in Amsterdam en de noodzaak van strenge straffen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/272379-19 (Promis)
Datum uitspraak: 10 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2000,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
opgegeven verblijfadres: [adres] in [woonplaats] ,
gedetineerd in [naam PI] in [plaats detentie] .

1.Afsplitsing feit 1

De rechtbank heeft op de zitting van 1 mei 2020 feit 1 op de tenlastelegging afgesplitst van de feiten 2 tot en met 5 en bepaalt dat dit feit afzonderlijk kan worden behandeld.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 26 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P. Lootsma, naar voren hebben gebracht.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 november 2019 te Amsterdam , in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Grand Power, type pistool, kaliber 9mm Luger zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad en/of een of meer patronen van categorie III van het kaliber 9mm Luger voorhanden heeft gehad.
2 tot en met 5:
afgesplitst

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Verdachte ontkent dat hij het wapen voorhanden heeft gehad. De verklaring van getuige [getuige] kan niet bijdragen aan het bewijs, omdat die verklaring onbetrouwbaar is. Verder is niet uitgesloten dat het DNA-materiaal van verdachte door secundaire overdracht op het wapen terecht is gekomen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Het vuurwapen is gevonden in een tas waarin ook het paspoort van verdachte zat. Deze tas lag in een ruimte waar verdachte uitkwam toen de politie de woning betrad. Verdachte heeft op de zitting bevestigd dat hij in deze ruimte was en dat hij wist dat de tas daar lag.
Op het vuurwapen is op verschillende plekken DNA-materiaal aangetroffen. Van de bemonstering in en aan de voorzijde van de loop is het DNA-profiel van één man vastgesteld. Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat dit het DNA van verdachte is dan het DNA van iemand anders. Van de bemonstering van de scherpe delen en de vulopening van het patroonmagazijn is het DNA-mengprofiel van minimaal drie personen vastgesteld. Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat dit het DNA van verdachte en twee onbekende anderen betreft dan het DNA van drie onbekende anderen.
Verdachte betwist dat hij het wapen heeft gezien en aangeraakt. Verdachte heeft verklaard dat de tas en het vuurwapen van een persoon genaamd “ [naam] ” zijn. Zijn paspoort zou verdachte twee weken eerder in de auto van [naam] zijn verloren en [naam] zou het die dag komen afgeven. [naam] was op het moment van de aanhouding zelf niet in de woning omdat hij naar Almere moest. De verdediging stelt dat het, vanwege deze situatie, niet is uitgesloten dat het DNA van verdachte door secundaire overdracht op het wapen terecht is gekomen. De mengprofielen ondersteunen dat scenario.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte pas in een laat stadium, ongeveer drie maanden na de aanhouding, met deze verklaring is gekomen en dat hij de naam [naam] pas tijdens de zitting van 26 juni 2020 heeft genoemd. Over deze [naam] heeft verdachte bovendien geen gegevens verstrekt. Reeds hierom acht de rechtbank de verklaring van verdachte over deze [naam] niet geloofwaardig. Daarbij komt dat door de verdediging geen handelingen zijn omschreven die hebben kunnen leiden tot secundaire overdracht van het DNA van verdachte. Verdachte heeft immers verklaard dat hij [naam] in de twee weken tussen het moment dat hij zijn paspoort is vergeten en de dag van de aanhouding niet heeft gezien. Op de dag van de aanhouding heeft [naam] het vuurwapen volgens verdachte niet vastgehad in zijn aanwezigheid. Het is ook niet waarschijnlijk dat het DNA via het paspoort van verdachte op het wapen terecht is gekomen. Er is immers ook DNA van verdachte aangetroffen op de vulopening van het patroonmagazijn, dat zich in het wapen bevond. Zodoende is niet aannemelijk gemaakt wanneer en hoe de secundaire overdracht dan zou hebben plaatsgevonden. Daar komt bij dat in en aan de voorzijde van de loop ( [nummer] ) alleen het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen en geen mengprofiel. Dit ondersteunt het scenario dat verdachte in direct contact is geweest met het wapen.
Het DNA-onderzoek toont volgens de rechtbank dan ook aan dat verdachte wist van het vuurwapen en dat hij het heeft vastgehouden. Dat verdachte ook beschikkingshandelingen heeft uitgevoerd, kan worden afgeleid uit het DNA-materiaal van verdachte dat is aangetroffen op de vulopening van het patroonmagazijn. Het patroonmagazijn zat in het wapen en verdachte moet dit er dus uit hebben gehaald.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de bewijsmiddelen in de
bijlage, bewezen dat verdachte:
op 14 november 2019 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Grand Power, type pistool, kaliber 9mm Luger zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad en patronen van categorie III van het kaliber 9mm Luger voorhanden heeft gehad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, het reclasseringsadvies, de omstandigheid dat verdachte dagbesteding heeft en de (lange) duur van het voorarrest. De verdediging vindt verder dat de landelijke oriëntatiepunten, in plaats van de Amsterdamse oriëntatiepunten, als uitgangspunt moeten dienen. De verdediging verzoekt primair om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en subsidiair om het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gelijk te stellen aan het voorarrest en de resterende straf voorwaardelijk op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoon van verdachte en overweegt daartoe het volgende.
Uitgangspunt
Verdachte heeft in een woning in Amsterdam een doorgeladen, schietklaar vuurwapen voorhanden gehad. Het bezit van vuurwapens is, in het bijzonder in Amsterdam, een groot maatschappelijk probleem. De rechters in de rechtbank Amsterdam hebben daarom eigen oriëntatiepunten vastgesteld voor wapenbezit. In deze oriëntatiepunten worden zwaardere straffen gehanteerd dan in de LOVS-richtlijnen. Dit vindt zijn rechtvaardiging in de bijzondere – afwijkende – situatie in Amsterdam. Nu verdachte het feit in Amsterdam heeft gepleegd, zal de rechtbank de Amsterdamse oriëntatiepunten als uitgangspunt nemen.
De Amsterdamse oriëntatiepunten vermelden een gevangenisstraf van zes maanden voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning. Strafverzwarende omstandigheden, die per omstandigheid kunnen leiden tot 3 tot 6 maanden extra gevangenisstraf, zijn onder meer de omstandigheid dat het vuurwapen is doorgeladen en dat sprake is van recidive.
Bij de afweging welke straf in dit geval passend is, houdt de rechtbank rekening met de volgende omstandigheden.
Ernst van het feit
Het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen is een ernstig feit. Verdachte heeft hiermee een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd. Verdachte is eerder veroordeeld voor vuurwapenbezit en liep nog in de proeftijd van de deels voorwaardelijke straf die hem daarvoor is opgelegd. Dat dit hem er niet van heeft weerhouden zich weer in te laten met vuurwapens, vergroot de ernst van het feit.
Persoon van de verdachte
In de adviezen van 28 april en 18 juni 2020 schrijft de reclassering dat verdachte zelf de ernst van de situatie niet lijkt in te zien. Verdachte schrikt er niet van dat mensen in zijn omgeving een vuurwapen hebben. De muziekwereld is volgens hem een milieu met drugs, alcohol en wapens. Gelet hierop volgt de rechtbank de raadsman niet in zijn standpunt dat het werk van verdachte als tourmanager een positief effect op de strafmaat moet hebben. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte een omgeving waarin vuurwapens voorkomen beter vermijden. De rechtbank merkt de jonge leeftijd van verdachte wel aan als een strafverlagende omstandigheid.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank is een gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank ziet in de jonge leeftijd van verdachte aanleiding om deze gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal daaraan de voorwaarden verbinden zoals de reclassering die heeft geadviseerd, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat inzicht wordt verkregen in het functioneren van verdachte en de mogelijkheden om zijn houding ten opzichte van dergelijke delicten te veranderen. De rechtbank zal alleen het geadviseerde contactverbod niet opleggen, omdat zij de officier van justitie volgt in het standpunt dat dit in de praktijk moeilijk te handhaven is.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, zoals door de officier van justitie geëist, in dit geval passend.

9.Beslag

Onder verdachte zijn, voor zover van toepassing op feit 1, de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. goednummer 5836978 1 STK Pistool
2. goednummer 5837173 12 STK Patronen
3. goednummer 5837002 1 STK Tas, zwart, merk: Gucci
Verbeurdverklaring
Het onder 3 genummerde voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu de onder 1 en 2 genoemde voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het bewezen geachte en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling (22-004463-18)

De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 22-004463-18 ingediend. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in deze vordering, aangezien niet gebleken is dat de vordering aan verdachte betekend is.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij reclassering: veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen, nadat hij in vrijheid is gesteld, tussen 9.00 uur en 12.00 uur bij Reclassering Nederland te Amsterdam op het adres Wibautstraat 12. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- Ambulante behandeling: veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich, indien nodig, behandelen door de Forensische Polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- Volgen van opleiding: veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen van dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk.
Geeft aan Stichting reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd:
3. goednummer 5837002 1 STK Tas, zwart, merk: Gucci
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. goednummer 5836978 1 STK Pistool
2. goednummer 5837173 12 STK Patronen
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22-004463-18.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. J. Knol en M.M. Breugem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2020.
[...]
  • [...]
  • [...]