3.3Het oordeel van de rechtbank
Het oordeel over de bewijsuitsluiting
De (on)rechtmatigheid van het politieoptreden
De rechtbank overweegt het volgende. Naar aanleiding van de melding op 29 juni 2019 heeft de politie allereerst contact opgenomen met het telefoonnummer van [slachtoffer] , dat was genoemd door de anonieme melder. De telefoon wordt opgenomen door een man met de naam ‘ [verdachte] ’, die direct daarna de verbinding verbreekt. Uit onderzoek van de politie blijkt verder dat de belwinkel uit de melding vermoedelijk ‘ [naam belwinkel] ’ betreft. De eigenaar van deze belwinkel heet [verdachte] en heeft antecedenten voor geweldsmisdrijven. Als politieambtenaren vervolgens bij de belwinkel gaan kijken, zien zij meerdere breedgeschouderde mannen de belwinkel in en uit lopen. Ook zien zij rondom de belwinkel enkele auto’s geparkeerd staan, die op naam staan van personen die antecedenten met betrekking tot vuurwapens hebben. Op het moment dat opvallende politievoertuigen het plein op komen rijden, rent één van de mannen hard weg. Op dat moment gaat het arrestatieteam over tot aanhoudingen.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat, anders dan de raadsman heeft gesteld, de politie naar aanleiding van de telefonische melding wel degelijk onderzoek heeft verricht om de anonieme melding, voor zover mogelijk, te verifiëren. De resultaten van dat onderzoek gaven geen aanleiding aan de inhoud van de anonieme melding te twijfelen. In tegendeel, er bestond een reële mogelijkheid van een gijzelingssituatie die al geruime tijd aan de gang was en waarbij het slachtoffer acuut gevaar liep. De politie moest dus snel optreden en heeft dat ook gedaan.
Daar komt nog bij dat het optreden van het arrestatieteam naar aanleiding van de melding als zodanig geen bewijs heeft opgeleverd. Van enige bewijsuitsluiting, zoals door de verdediging is bepleit, kan ook om die reden geen sprake zijn. De doorzoeking van de belwinkel heeft pas op een later moment plaatsgevonden, nadat [slachtoffer] zich bij de politie als slachtoffer van een gijzeling kenbaar had gemaakt en van een gerechtvaardigde verdenking zonder meer sprake was. De daaropvolgende doorzoeking in de belwinkel heeft plaatsgevonden onder leiding van een officier van justitie. Voor het doorzoeken van verdachtes computer, waarop de hieronder beschreven Google Translate conversatie is aangetroffen, heeft verdachte bovendien zelf toestemming gegeven. Ook de overige bewijsmiddelen in deze zaak, de verklaringen van [slachtoffer] en andere getuigen, zijn evenmin direct resultaat van het optreden van het arrestatieteam.
De verklaring van [slachtoffer]
Volgens verdachte is de aanleiding voor alle gebeurtenissen de diefstal van zijn telefoon geweest. [slachtoffer] verklaart dat hij niets weet van een gestolen telefoon. Uit het dossier komen diverse aanwijzingen naar voren dat [slachtoffer] wel degelijk betrokken was bij de diefstal van de telefoon van verdachte. Verdachte is, op aanwijzing van zijn buurvrouw, achter drie mannen aangerend die zijn telefoon uit het kantoor van de belwinkel hadden gestolen. Van die drie mannen is uiteindelijk alleen [slachtoffer] overgebleven en meegenomen naar de belwinkel. Op de computer van verdachte is verder een (getypt) gesprek via Google Translate aangetroffen, over en weer vertaald uit het Nederlands en het Spaans. In deze conversatie wordt door beide gespreksdeelnemers veelvuldig over de gestolen telefoon gesproken.
Anders dan de verdediging stelt, maakt de vermoedelijke betrokkenheid van [slachtoffer] bij de diefstal van de telefoon van verdachte nog niet dat daarmee ook de volledige verklaring van [slachtoffer] als leugenachtig moet worden bestempeld en niet als bewijsmiddel zou kunnen worden gebruikt. Te meer niet nu die verklaring van [slachtoffer] op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de Google Translate gesprekken, zoals hieronder zal worden beschreven.
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 1, 2 en 3: wederechtelijke vrijheidsberoving, dwang en bedreiging
[slachtoffer] verklaart – kort gezegd – dat hij op 29 juni 2019 is vastgepakt en meegesleept naar de belwinkel van verdachte. Daar is hij op een stoel gezet, geslagen en bedreigd. [slachtoffer] is gedurende enkele uren vastgehouden in de belwinkel. In de belwinkel waren meerdere mannen aanwezig die informatie en een telefoon van hem wilden hebben, anders zouden zijn botten worden gebroken. Er kwamen steeds meer mensen in de winkel en [slachtoffer] heeft dit alles als zeer dreigend ervaren. [slachtoffer] wijst daarbij verdachte aan als de grootste agressor.
Uit het gesprek dat via Google Translate is gevoerd, blijkt dat tegen [slachtoffer] onder meer is gezegd “ geloof me.. gaat niet goed aflopen...”, “ik ga je botten breken tot dat je me zijn adres geeft”, “Als jij dat niet zegt, ga ik door tot je het zegt”, “Geef hem mag je weg” en “Maar omdat ik hem alleen via jou kan bereiken hou ik jou hier”. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] uit zichzelf is meegelopen naar de belwinkel en daar uit vrije wil, gedurende enkele uren, is gebleven, valt met deze uitlatingen niet te rijmen. Daar komt bij dat de politie op het lichaam van [slachtoffer] letsel heeft waargenomen. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van [slachtoffer] .
De wederrechtelijkheid
De verdediging heeft nog bepleit dat verdachte een ‘titel’ had om [slachtoffer] vast te houden in zijn winkel en de vrijheidsberoving dus niet wederrechtelijk was. In artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat een ieder bij betrapping op heterdaad bevoegd is de verdachte aan te houden. Uit ditzelfde artikel volgt echter ook de verplichting om na die aanhouding de verdachte zo spoedig mogelijk aan een opsporingsambtenaar over te leveren. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte [slachtoffer] gedurende enkele uren heeft vastgehouden in zijn winkel. Alleen daarmee al heeft verdachte de grenzen van zijn bevoegdheid ver overschreden en was de vrijheidsberoving wel degelijk wederrechtelijk.
Conclusie
Op grond van de verklaring van [slachtoffer] , in samenhang met de andere bewijsmiddelen, vindt de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederechtelijke vrijheidsberoving, dwang en bedreiging van [slachtoffer] (feit 1, 2 en 3). Met betrekking tot het onder dwang laten afgeven van een telefoon en een geldbedrag geldt daarbij dat dat niet is gelukt en dus bij een poging is gebleven.
Feit 4: voorhanden hebben van een revolver en munitie
In de winkel van verdachte zijn een revolver en een zak met munitie aangetroffen. De revolver zat verstopt achter een losse plafondplaat in het toilet. De zak met munitie was verborgen achter een kapotte plafondplaat in het halletje van de winkel. Verdachte heeft verklaard dat hij het revolver kort daarvoor gevonden had, maar dat hij niets afweet van de munitie.
De rechtbank vindt de verklaring over de munitie niet aannemelijk. De revolver, waar verdachte wel van wist, en de tas met munitie zijn beide op een soortgelijke verstopplek aangetroffen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte wist van de aanwezigheid van zowel de revolver als de munitie en dat hij daar de beschikkingsmacht over heeft gehad. De rechtbank komt daarmee eveneens tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van een revolver en munitie.