ECLI:NL:RBAMS:2020:3555

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
13/156199-19 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor vrijheidsberoving, dwang, bedreiging en wapenbezit

Op 28 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 37-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan vrijheidsberoving, (poging tot) dwang, bedreiging en het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De zaak kwam aan het licht na een melding van een gijzeling in een belwinkel in Amstelveen op 29 juni 2019. De politie arresteerde de verdachte en andere betrokkenen na een melding dat een vriend van de melder werd vastgehouden door meerdere mannen. Tijdens het onderzoek bleek dat het slachtoffer, [slachtoffer], gedurende enkele uren was vastgehouden, bedreigd en geslagen. De rechtbank oordeelde dat de politie rechtmatig had gehandeld en dat de verdachte niet kon aantonen dat zijn handelen gerechtvaardigd was. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en andere getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor de immateriële schade van € 1.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de gevolgen voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/156199-19 (Promis)
Datum uitspraak: 28 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 14 juli 2020. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.D. Kupelian naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De feiten op de tenlastelegging worden verkort weergegeven. De volledige tenlastelegging staat in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich op 29 juni 2019 (samen met anderen) heeft schuldig gemaakt aan:
1. vrijheidsberoving van [slachtoffer] ;
2. dwang en/of poging tot dwang van [slachtoffer] ;
3. bedreiging van [slachtoffer] ;
4. het voorhanden hebben van een revolver en munitie.

3.Waardering van het bewijs

Feiten en omstandigheden
Op 29 juni 2019 rond 20.32 uur kwam bij de politie een telefonische melding over een gijzeling in een belwinkel in Amstelveen binnen. Volgens de anonieme melder zou zijn vriend ‘ [slachtoffer] ’ al enige uren in een belwinkel in het stadshart van Amstelveen worden vastgehouden door vijf tot zes mannen. Deze mannen zouden met messen bewapend zijn. De politie kwam ter plaatse en hield uiteindelijk 9 mannen aan, onder wie verdachte (de eigenaar van de belwinkel) en [slachtoffer] . Onderweg naar het politiebureau verklaarde [slachtoffer] dat hij de gegijzelde was.
3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van onrechtmatig politieoptreden waardoor alle daaruit verkregen bewijsmiddelen moeten worden uitgesloten. De politie heeft namelijk nagelaten de anonieme melding nader te onderzoeken en is direct in actie gekomen. Er was op dat moment geen grond voor een verdenking die een doorzoeking rechtvaardigde. Daar komt bij dat verdachte het slachtoffer op heterdaad heeft betrapt op het stelen van zijn telefoon, zodat hij een titel had om het slachtoffer aan te houden. Van wederechtelijke vrijheidsberoving was dus geen sprake en de inzet van het arrestatieteam was niet rechtmatig. De raadsman heeft verder aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] , [naam 1] en [naam 2] leugenachtig zijn en daarom niet kunnen bijdragen aan enig bewijs.
Omdat het dossier verder onvoldoende bewijs bevat moet verdachte van alle ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 stelt de raadsman zich, zo begrijpt de rechtbank, subsidiair op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op gijzeling of wederechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer, omdat het dwangelement ontbreekt. Ook om die reden moet vrijspraak volgen, aldus de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het oordeel over de bewijsuitsluiting
De (on)rechtmatigheid van het politieoptreden
De rechtbank overweegt het volgende. Naar aanleiding van de melding op 29 juni 2019 heeft de politie allereerst contact opgenomen met het telefoonnummer van [slachtoffer] , dat was genoemd door de anonieme melder. De telefoon wordt opgenomen door een man met de naam ‘ [verdachte] ’, die direct daarna de verbinding verbreekt. Uit onderzoek van de politie blijkt verder dat de belwinkel uit de melding vermoedelijk ‘ [naam belwinkel] ’ betreft. De eigenaar van deze belwinkel heet [verdachte] en heeft antecedenten voor geweldsmisdrijven. Als politieambtenaren vervolgens bij de belwinkel gaan kijken, zien zij meerdere breedgeschouderde mannen de belwinkel in en uit lopen. Ook zien zij rondom de belwinkel enkele auto’s geparkeerd staan, die op naam staan van personen die antecedenten met betrekking tot vuurwapens hebben. Op het moment dat opvallende politievoertuigen het plein op komen rijden, rent één van de mannen hard weg. Op dat moment gaat het arrestatieteam over tot aanhoudingen.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat, anders dan de raadsman heeft gesteld, de politie naar aanleiding van de telefonische melding wel degelijk onderzoek heeft verricht om de anonieme melding, voor zover mogelijk, te verifiëren. De resultaten van dat onderzoek gaven geen aanleiding aan de inhoud van de anonieme melding te twijfelen. In tegendeel, er bestond een reële mogelijkheid van een gijzelingssituatie die al geruime tijd aan de gang was en waarbij het slachtoffer acuut gevaar liep. De politie moest dus snel optreden en heeft dat ook gedaan.
Daar komt nog bij dat het optreden van het arrestatieteam naar aanleiding van de melding als zodanig geen bewijs heeft opgeleverd. Van enige bewijsuitsluiting, zoals door de verdediging is bepleit, kan ook om die reden geen sprake zijn. De doorzoeking van de belwinkel heeft pas op een later moment plaatsgevonden, nadat [slachtoffer] zich bij de politie als slachtoffer van een gijzeling kenbaar had gemaakt en van een gerechtvaardigde verdenking zonder meer sprake was. De daaropvolgende doorzoeking in de belwinkel heeft plaatsgevonden onder leiding van een officier van justitie. Voor het doorzoeken van verdachtes computer, waarop de hieronder beschreven Google Translate conversatie is aangetroffen, heeft verdachte bovendien zelf toestemming gegeven. Ook de overige bewijsmiddelen in deze zaak, de verklaringen van [slachtoffer] en andere getuigen, zijn evenmin direct resultaat van het optreden van het arrestatieteam.
De verklaring van [slachtoffer]
Volgens verdachte is de aanleiding voor alle gebeurtenissen de diefstal van zijn telefoon geweest. [slachtoffer] verklaart dat hij niets weet van een gestolen telefoon. Uit het dossier komen diverse aanwijzingen naar voren dat [slachtoffer] wel degelijk betrokken was bij de diefstal van de telefoon van verdachte. Verdachte is, op aanwijzing van zijn buurvrouw, achter drie mannen aangerend die zijn telefoon uit het kantoor van de belwinkel hadden gestolen. Van die drie mannen is uiteindelijk alleen [slachtoffer] overgebleven en meegenomen naar de belwinkel. Op de computer van verdachte is verder een (getypt) gesprek via Google Translate aangetroffen, over en weer vertaald uit het Nederlands en het Spaans. In deze conversatie wordt door beide gespreksdeelnemers veelvuldig over de gestolen telefoon gesproken.
Anders dan de verdediging stelt, maakt de vermoedelijke betrokkenheid van [slachtoffer] bij de diefstal van de telefoon van verdachte nog niet dat daarmee ook de volledige verklaring van [slachtoffer] als leugenachtig moet worden bestempeld en niet als bewijsmiddel zou kunnen worden gebruikt. Te meer niet nu die verklaring van [slachtoffer] op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de Google Translate gesprekken, zoals hieronder zal worden beschreven.
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 1, 2 en 3: wederechtelijke vrijheidsberoving, dwang en bedreiging
[slachtoffer] verklaart – kort gezegd – dat hij op 29 juni 2019 is vastgepakt en meegesleept naar de belwinkel van verdachte. Daar is hij op een stoel gezet, geslagen en bedreigd. [slachtoffer] is gedurende enkele uren vastgehouden in de belwinkel. In de belwinkel waren meerdere mannen aanwezig die informatie en een telefoon van hem wilden hebben, anders zouden zijn botten worden gebroken. Er kwamen steeds meer mensen in de winkel en [slachtoffer] heeft dit alles als zeer dreigend ervaren. [slachtoffer] wijst daarbij verdachte aan als de grootste agressor.
Uit het gesprek dat via Google Translate is gevoerd, blijkt dat tegen [slachtoffer] onder meer is gezegd “ geloof me.. gaat niet goed aflopen...”, “ik ga je botten breken tot dat je me zijn adres geeft”, “Als jij dat niet zegt, ga ik door tot je het zegt”, “Geef hem mag je weg” en “Maar omdat ik hem alleen via jou kan bereiken hou ik jou hier”. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] uit zichzelf is meegelopen naar de belwinkel en daar uit vrije wil, gedurende enkele uren, is gebleven, valt met deze uitlatingen niet te rijmen. Daar komt bij dat de politie op het lichaam van [slachtoffer] letsel heeft waargenomen. De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van [slachtoffer] .
De wederrechtelijkheid
De verdediging heeft nog bepleit dat verdachte een ‘titel’ had om [slachtoffer] vast te houden in zijn winkel en de vrijheidsberoving dus niet wederrechtelijk was. In artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat een ieder bij betrapping op heterdaad bevoegd is de verdachte aan te houden. Uit ditzelfde artikel volgt echter ook de verplichting om na die aanhouding de verdachte zo spoedig mogelijk aan een opsporingsambtenaar over te leveren. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte [slachtoffer] gedurende enkele uren heeft vastgehouden in zijn winkel. Alleen daarmee al heeft verdachte de grenzen van zijn bevoegdheid ver overschreden en was de vrijheidsberoving wel degelijk wederrechtelijk.
Conclusie
Op grond van de verklaring van [slachtoffer] , in samenhang met de andere bewijsmiddelen, vindt de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederechtelijke vrijheidsberoving, dwang en bedreiging van [slachtoffer] (feit 1, 2 en 3). Met betrekking tot het onder dwang laten afgeven van een telefoon en een geldbedrag geldt daarbij dat dat niet is gelukt en dus bij een poging is gebleven.
Feit 4: voorhanden hebben van een revolver en munitie
In de winkel van verdachte zijn een revolver en een zak met munitie aangetroffen. De revolver zat verstopt achter een losse plafondplaat in het toilet. De zak met munitie was verborgen achter een kapotte plafondplaat in het halletje van de winkel. Verdachte heeft verklaard dat hij het revolver kort daarvoor gevonden had, maar dat hij niets afweet van de munitie.
De rechtbank vindt de verklaring over de munitie niet aannemelijk. De revolver, waar verdachte wel van wist, en de tas met munitie zijn beide op een soortgelijke verstopplek aangetroffen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte wist van de aanwezigheid van zowel de revolver als de munitie en dat hij daar de beschikkingsmacht over heeft gehad. De rechtbank komt daarmee eveneens tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van een revolver en munitie.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 29 juni 2019 te Amstelveen, tezamen en in vereniging anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] opzettelijk op straat vast te pakken en mee te nemen naar een belwinkel aan het [adres belwinkel] en door die [slachtoffer] in die belwinkel op een stoel te zetten en door die [slachtoffer] gedurende enige uren in die belwinkel vast te houden;
2.
op 29 juni 2019 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld gericht tegen die ander ( [slachtoffer] ) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen en te dulden te weten in de hierna te noemen belwinkel te blijven en te vertellen waar hij woonde en waar zijn vrienden waren en contact met derden op te nemen,
immers hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders
die [slachtoffer] op straat vastgepakt en meegenomen naar een belwinkel aan het [adres belwinkel] en
die [slachtoffer] in die belwinkel op een stoel gezet en
die [slachtoffer] meermalen geslagen en
die [slachtoffer] gedurende enige uren in die belwinkel vastgehouden en
tegen die [slachtoffer] gezegd dat het niet goed met hem zou aflopen en dat hij, verdachte, de botten van die [slachtoffer] zou breken, en
meermalen aan die [slachtoffer] dwingend gevraagd waar de telefoon was en waar hij woonde en waar zijn vrienden waren;
en
op 29 juni 2019 te Amstelveen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld gericht tegen die ander ( [slachtoffer] ) wederrechtelijk te dwingen iets te doen en te dulden te weten een telefoon te laten terugbrengen en 1200 euro te regelen,
met zijn mededaders,
die [slachtoffer] op straat heeft vastgepakt en meegenomen naar een belwinkel aan het [adres belwinkel] en
die [slachtoffer] in die belwinkel op een stoel heeft gezet en
die [slachtoffer] meermalen heeft geslagen en
die [slachtoffer] gedurende enige uren in die belwinkel heeft vastgehouden en
tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat het niet goed met hem zou aflopen en
dat hij, verdachte, de botten van die [slachtoffer] zou breken, en
meermalen aan die [slachtoffer] dwingend heeft gevraagd waar die telefoon was en waar hij woonde en waar zijn vrienden waren;
3.
op 29 juni 2019 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer] meermalen te slaan en door tegen die [slachtoffer] te zeggen: “geloof me…gaat niet goed aflopen” en “maar daarvoor …ik breek botten van jou” en door meermalen met een of meer van zijn mededaders om, in elk geval bij, die [slachtoffer] te gaan staan en te blijven staan;
4.
op 29 juni 2019 te Amstelveen, een wapen van categorie III, te weten een zwartkruitrevolver van het merk F.Lli Pietta Firearms, kaliber .36, en munitie van categorie III, te weten 35 patronen, kaliber 7.62x25mm Tokarev, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Bij de strafeis heeft de officier van justitie, vanwege de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, afgeweken van de richtlijnen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat bij een eventuele strafoplegging rekening moet worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval, te weten dat verdachte slachtoffer is geworden van diefstal. Daarnaast heeft verdachte door deze zaak zijn bedrijf, baan en toekomst verloren en heeft hij inmiddels hoge schulden. Op grond daarvan zou aan verdachte hooguit een voorwaardelijk straf moeten worden opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Bij de keuze voor een vrijheidsbenemende straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende meegewogen.
De verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer] van zijn vrijheid beroofd door hem langere tijd in een belwinkel te houden. Tijdens de vrijheidsberoving is het slachtoffer geslagen en bedreigd. Door het handelen van verdachte is het slachtoffer belemmerd in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid en is een grove inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke en geestelijke integriteit. Uit de verklaring van [slachtoffer] bij de politie en de onderbouwing bij zijn vordering benadeelde partij, volgt dat het een voor hem zeer beangstigende ervaring is geweest. Na een doorzoeking in de belwinkel zijn daarnaast een vuurwapen en munitie aangetroffen. Een vuurwapen vormt in handen van een daartoe niet bevoegde een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Vuurwapenbezit draagt bovendien bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Tegen onbevoegd wapenbezit moet dan ook streng te worden opgetreden.
De rechtbank stelt vast dat de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht alleen al voor het voorhanden hebben van een vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden noemen. Voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, in combinatie met dwang en bedreiging, worden doorgaans eveneens onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van meerdere maanden opgelegd. Evenals de officier ziet de rechtbank echter aanleiding om in dit geval een lagere straf op te leggen, gelet op het hierna volgende.
De rechtbank stelt vast dat er grote aanwijzingen zijn dat verdachte bestolen is van zijn telefoon en dat de strafbare feiten die zijn gepleegd in relatie tot [slachtoffer] daarvan het (onmiddellijke) gevolg zijn geweest. De rechtbank heeft begrip voor de frustratie die bij verdachte is ontstaan toen hij bemerkte dat hij zijn telefoon kwijt was.
Daar staat tegenover dat verdachte in zijn reactie op de diefstal veel te ver is gegaan en gedurende de lange tijd dat hij het slachtoffer van zijn vrijheid heeft beroofd niet tot inkeer is gekomen en de politie heeft gebeld voor de verdere afwikkeling. Ook op de zitting heeft verdachte niet de volle verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en vooral de voor hem nadelige kant van de gebeurtenissen naar voren gebracht. Dit gebrek aan inzicht in het onaanvaardbare van zijn handelen de nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer] baart de rechtbank zorgen.
De rechtbank vindt dat de ernst van de feiten in de strafeis van de officier van justitie onvoldoende naar voren komen. De rechtbank zal daarom een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal wel aansluiting zoeken bij de door de officier van justitie geëiste strafmodaliteiten omdat de rechtbank niet vindt dat verdachte terug hoeft naar de gevangenis.
Redenen daarvoor zijn gelegen in het navolgende. Met betrekking tot het vuurwapen is niet gebleken dat verdachte het vuurwapen heeft gebruikt of enig intentie daartoe had. De aangetroffen munitie was ook niet geschikt voor gebruik in het aangetroffen vuurwapen. De rechtbank weegt dit in het voordeel van verdachte mee bij het bepalen van de hoogte van de straf. Daarnaast weegt de rechtbank in strafverminderende zin mee dat gebeurtenissen forse nadelige gevolgen voor het persoonlijk leven van verdachte hebben gehad. De winkel van verdachte is op last van de burgemeester enige tijd gesloten geweest waarna verdachte in de financiële problemen is geraakt en zijn winkel heeft moeten opgeven. Verdachte heeft hier grote schulden aan overgehouden. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 maart 2020 is de verdachte recent niet veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijk taakstraf een passende en geboden reactie vormt. Aan verdachte zal daarom worden opgelegd een gevangenisstraf van 124 dagen met aftrek, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een maximale taakstraf voor de duur van 240 uur.
Beslag
Onder verdachte zijn een revolver, een holster, een tas en munitie in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwerpen aan het verkeer te onttrekken.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 4 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, deze voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 1.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (zonder daarbij een bedrag te noemen), met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen omdat de benadeelde partij op zijn minst medeplichtig is geweest aan diefstal. De raadsman heeft geen verweer gevoerd over de hoogte van de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, welke kosten door de rechtbank worden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 282, 284, 285 Wetboek van Strafrecht;
26, 55 Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Ten aanzien van feit 2 eerste cumulatief/alternatief:
medeplegen van een ander door geweld, een feitelijkheid en bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden
Ten aanzien van feit 2 tweede cumulatief/alternatief:
medeplegen van poging tot een ander door geweld, een feitelijkheid en bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie IIIenhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
124 (honderdvierentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
120 (honderdtwintig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1. STK Revolver (5772344);
2. 1 STK Tas Aktie sport (5772360);
3. 1 STK Holster Bruin (5772350);
4. 1 DV Munitie (57723967).
Wijst de vordering van de
benadeelde partij[slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juli 2020.