ECLI:NL:RBAMS:2020:3518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2145
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om extra toetskans in beroepsopleiding advocaten na drie mislukte examens

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de beroepsopleiding advocaten volgde, en de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten. De eiser had drie keer niet geslaagd voor het examenonderdeel 'major burgerlijk recht' en verzocht de Orde om een extra toetskans. De Orde wees dit verzoek af op basis van haar regels, die een hardheidsclausule bevatten. De rechtbank oordeelde dat de Orde in redelijkheid kon besluiten dat er geen sprake was van een onbillijkheid van overwegende aard die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. De rechtbank benadrukte dat de kwaliteit van de advocatuur gewaarborgd moet blijven en dat de Orde de vrijheid heeft om restrictief om te gaan met het toekennen van extra toetskansen. De eiser voerde aan dat zijn persoonlijke omstandigheden, zoals examenvrees en de gevolgen voor zijn gezin, in de belangenafweging meegewogen moesten worden. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser zelf verantwoordelijk was voor zijn situatie en dat hij eerder maatregelen had kunnen nemen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de eiser in het ongelijk, waardoor hij geen recht had op vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2145

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amstelveen, eiser

(gemachtigde: mr. J.J.M. Sluijs),
en
Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten,verweerder (hierna: de Orde)
(gemachtigde: mr. M.E. Veenboer).

Conclusie

1. De rechtbank stelt [eiser] (eiser) niet in het gelijk. De Orde mocht eisers aanvraag om een extra toetskans voor een examenonderdeel - dat hij drie keer niet haalde - afwijzen. De rechtbank legt hieronder uit waar deze zaak over gaat en hoe zij tot haar oordeel is gekomen.

Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?

2.1.
Eiser volgde de beroepsopleiding advocaten. Hij werd op 10 februari 2016 beëdigd als advocaat en voorwaardelijk ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van Advocaten. Hij werkte bij [bedrijf] . Voor de beroepsopleiding moest eiser toetsen afleggen. Voor ieder examenonderdeel had eiser drie kansen. Het examenonderdeel major burgerlijk recht haalde eiser na drie keer niet. De regels zijn zo dat als een opleideling een examenonderdeel drie keer niet haalt, hij in principe niet slaagt voor de beroepsopleiding en geen advocaat kan worden.
2.2.
Eiser vroeg bij de Orde om een extra toetskans voor het examenonderdeel dat hij niet haalde. De Orde wees deze aanvraag af in het besluit op bezwaar van 5 maart 2019. [1] Eiser is het hier niet mee eens en startte daarom deze procedure bij de rechtbank. De Orde schrapte eiser als advocaat van het tableau op 2 juli 2019, omdat hij de beroepsopleiding niet haalde. Eiser kon niet blijven werken bij [bedrijf] en heeft inmiddels anders juridisch werk. De rechtbank hield een Skypezitting in deze zaak op 3 juni 2020, waarbij eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de Orde aanwezig waren.

Waarom wees de Orde eisers verzoek om een extra toetskans af?

3. De Orde wijst een verzoek om een extra toetsmoment in de meeste gevallen af op
basis van haar regels. [2] In de regels is een hardheidsclausule opgenomen op basis waarvan de Orde van de algemene regel van drie kansen kan afwijken als er sprake is van
een onbillijkheid van overwegende aard. De Orde voert bij het toepassen van de hardheidsclausule een restrictief beleid om de kwaliteit van de advocatuur te bewaken en daarmee een goede rechtsbedeling te bevorderen. Voor de kwaliteit van de advocatuur is het volgens de Orde van belang dat in principe alleen opleidelingen die binnen drie keer alle examenonderdelen halen, advocaat kunnen worden. Een opleideling kan alleen een extra toetskans krijgen, als het niet geven van een extra toetskans zou leiden tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat voor de opleideling. Dat is bij eiser niet het geval. Eiser had op een eerder moment iets kunnen doen aan zijn examenvrees en zijn omstandigheden zijn niet zo bijzonder dat er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard.

Wat is het standpunt van eiser?

4. Samengevat voert eiser aan dat de Orde de hardheidsclausule op de verkeerde manier toepast. De Orde zou een afweging moeten maken tussen de belangen van de opleideling en het algemeen belang (de kwaliteit van de advocatuur). De individuele belangen van eiser zijn in dit geval de verstrekkende persoonlijke gevolgen voor hem. Eiser moest als gevolg van het niet halen van één examenonderdeel stoppen met zijn werk, terwijl hij een gezin met jonge kinderen moet onderhouden. Bij het maken van de belangenafweging speelt ook een rol dat eiser net is gezakt voor het examen. Eiser werd verder in de praktijk bij zijn kantoor juist heel goed beoordeeld en heeft dit ook onderbouwd. In dit kader is ook van belang dat nieuwe beroepsopleiding advocaten vanaf 2020 minder academisch is ingericht en veel meer gericht is op praktische vaardigheden en minder. Ten slotte is van belang dat eiser zijn tentamens niet heeft gehaald vanwege tentamenangst. Hij is hiervoor in therapie gegaan. Hij heeft deze therapie nu afgerond en zou nog een kans moeten krijgen.

Wat is het beoordelingskader?

5. De Orde heeft bij het toepassen van de hardheidsclausule zowel beleids- als beoordelingsruimte. Dit betekent dat de Orde relatief veel vrijheid heeft en dat de rechtbank de keuzes van de Orde op dit gebied daarom terughoudend moet toetsen. De achterliggende gedachte van deze terughoudende toets is dat de Orde, dat als bestuursorgaan betrokken is bij de beroepsopleiding voor advocaten, beter in staat is dit soort vraagstukken en de daarbij te maken keuzes te beoordelen dan de rechtbank. De hoger beroepsrechter oordeelde dat het niet onredelijk is dat de Orde bij het toepassen van de hardheidsclausule een restrictief beleid voert. [3]

Waarom stelt de rechtbank de Orde in het gelijk?

6.1.
De rechtbank begrijpt dat het voor eiser ontzettend vervelend is dat hij de beroepsopleiding voor de advocatuur op één examenonderdeel niet heeft gehaald. Te meer omdat hij de stage wel met gunstig gevolg heeft voltooid. De onvoorwaardelijke inschrijving als advocaat vindt echter pas plaats wanneer de gehele beroepsopleiding en de stage met goed gevolg zijn doorlopen. Deze eisen beogen volgens de wetgever te waarborgen dat de advocaat over voldoende juridische en andere kwaliteiten beschikt om het beroep naar behoren te kunnen uitoefenen. [4] Opleidingen krijgen drie toetskansen per examenonderdeel en kunnen om uitstel van een toetsmoment vragen. Hierop wordt alleen in heel uitzonderlijke gevallen een uitzondering gemaakt.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de Orde in redelijkheid kon concluderen dat er in eisers geval geen sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard, waardoor de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. Op de zitting legde de Orde uit waarom het belang van het vasthouden aan de algemene regels van drie toetsmoment om de kwaliteit van de advocatuur te waarborgen, zwaarder weegt dan eisers persoonlijke belang. De wetgever heeft in de Advocatenwet al invulling gegeven aan deze belangenafweging. De kwaliteit van de advocatuur wordt gewaarborgd door de twee vereisten dat opleidelingen de beroepsopleiding moeten halen
eneen goede stagebeoordeling moeten hebben. Hierbij heeft wetgever ook rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de opleidelingen door drie kansen per examenonderdeel te bieden. Om toepassing te geven aan de hardheidsclausule moet er sprake zijn van een overmachtsituatie. De Orde legde op de zitting uit dat hier bijvoorbeeld sprake van was bij een opleideling die was gediagnosticeerd met kanker vlak voor het examen en bij iemand van wie de vader vlak voor het examen was overleden.
6.3.
In eisers situatie was er geen sprake van zo’n overmachtsituatie. Eiser had een eigen verantwoordelijkheid. Hij had op een eerder moment maatregelen kunnen nemen ten aanzien van zijn examenvrees. Eiser had nog een jaar om het laatste examenonderdeel te halen en had op dat moment in therapie kunnen gaan. Hij koos er echter zelf voor om het laatste examen al eerder te doen en pas daarna in therapie te gaan. Ook al is het te begrijpen dat eiser last had van schaamte over zijn examenvrees en het heel druk had met zijn gezin, het was zijn eigen verantwoordelijkheid om op een eerder moment adequaat te handelen op de situatie zoals die zich voordeed. Eiser kon weten dat het derde toetsmoment in principe zijn laatste kans was. Verder is op de zitting gebleken dat de Orde rekening heeft gehouden met het verzoek van eiser om zijn laatste examen af te laten leggen in een speciale, rustige en kleine zaal. Wat betreft het gevolg dat eiser nu geen advocaat kan worden, geldt dit risico voor iedereen die begint aan de beroepsopleiding en deze (net) niet haalt. Ook buiten de advocatuur kan eiser de kost verdienen voor zijn gezin. Concluderend heeft de orde in redelijkheid kunnen overwegen dat eisers situatie niet zo bijzonder is dat hij een extra toetsmoment zou moeten krijgen.
6.4.
Het beroep van eiser is ongegrond.

Krijgt eiser de kosten van deze procedure vergoed?

7. Omdat de rechtbank eiser niet in het gelijk stelt, heeft hij geen recht op een vergoeding van de kosten die hij maakte voor deze procedure door de Orde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. A. Teggelaar, gerechtsjurist.
Gerechtsjurist (griffier op zittingen)
Rechter
Niet aanwezig om te tekenen
Verzonden op:

Bent u het niet eens met deze beslissing?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019 2500 EA Den Haag. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen (www.raadvanstate.nl).
Als hoger beroep is ingesteld, kunnen partijen bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening. Aan het instellen van hoger beroep en het indienen van een voorlopige voorziening zijn kosten verbonden.

BIJLAGE I Procesverloop

Aanvraag extra toetsingskans 28 september 2018
Primaire besluit 7 november 2018
Bezwaar 7 november 2018
Hoorzitting 22 januari 2019
Besluit op bezwaar 5 maart 2019
Beroep 11 april 2019
Zitting bij de rechtbank 16 april 2020

BIJLAGE II

Wettelijk kader

Verordening op de Advocatuur

Artikel 3.19 Examinering
1. Aan de beroepsopleiding advocaten is een examen verbonden dat bestaat uit een aantal per onderdeel af te nemen toetsen.
6. De stagiaire kan per onderdeel ten hoogste drie maal een toets afleggen.
9. De algemene raad kan afwijken van het derde tot en met achtste lid in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Voetnoten

1.In de bijlage bij deze uitspraak staan de belangrijkste data van het procesverloop.
2.De relevante regels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4184). Uitspraken zijn te vinden op: www.rechtspraak.nl.
4.Kamerstuk II 32382, 2009-2010 nr. 3, p.17.