ECLI:NL:RBAMS:2020:3509

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
13/751348-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Litouwen gedeeltelijk toegestaan

Op 16 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 24 april 2020, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 11 februari 2020 door de Litouwse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 in Litouwen, was op dat moment gedetineerd in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 2 juli 2020 was de officier van justitie aanwezig, maar de raadsman van de opgeëiste persoon was niet ter zitting. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Litouwse nationaliteit heeft. In het EAB werd melding gemaakt van strafbare feiten die de opgeëiste persoon naar Litouws recht zou hebben gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor de meeste feiten de overlevering kon worden toegestaan, omdat voldaan was aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). Echter, voor feit 2, dat betrekking had op vernieling van een goed van geringe waarde, werd de overlevering geweigerd omdat niet was aangetoond dat hierop een vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden stond.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan voor de feiten 1 en 3 tot en met 10, maar te weigeren voor feit 2. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751348-20
RK nummer: 20/2549
Datum uitspraak: 16 juli 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 februari 2020 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
(uit anderen hoofde) gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 juli 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. Raadsman van de opgeëiste persoon, mr. R.E. Drenth, advocaat te Breda, was niet ter zitting aanwezig, maar heeft voorafgaand aan de zitting zijn standpunt schriftelijk aan de rechtbank overgelegd. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. De afstandsverklaring is gevoegd in het dossier.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
1. Een
order to impose detention as the measure of coercionvan 16 januari 2020 door
the Klaipėda city Chamber of the Klaipėda District Court(referentie: 01-1-16828-19);
2.Een
order to impose detention as the measure of coercionvan 5 februari 2020
by the Klaipėda city Chamber of the Klaipėda District Court(referentie: 04-2-00084-19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Litouws recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De rechtbank merkt op dat ter zitting verwarring is ontstaan, omdat op het bij de vordering van 24 april 2020 bijgesloten P formulier ten onrechte staat vermeld dat er sprake zou zijn van een EAB afkomstig van de Spaanse autoriteiten, onder vermelding van een andere datum. De rechtbank stelt vast dat er enkel sprake is van een EAB afkomstig van de Litouwse autoriteiten en gaat er van uit dat sprake is van een kennelijke verschrijving.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit 10 waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dat strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Litouws recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten 1 tot en met 9 niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
Ten aanzien van feit 2, vernieling van een goed van geringe waarde, is volgens het EAB artikel 187, paragraaf 3 van het Litouwse Wetboek van Strafrecht toepassing.
Artikel 187, paragraaf 3 luidt als volgt:
“A person who destroys or damages another's property of a low value shall be considered to have committed a misdemeanour and shall be punished by community service or by a fine or by restriction of liberty or by arrest.”
De rechtbank is van oordeel dat uit dat artikel niet blijkt dat op feit 2 een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld. Dit is evenmin op andere wijze gebleken. Feit 2 voldoet zodoende niet aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd. De overlevering zal ten aanzien van dit feit worden geweigerd.
De rechtbank stelt vast dat voor de overige feiten wel aan de vereisten van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Ten aanzien van feit 1
in staat van dronkenschap verkerend eens anders veiligheid bedreigen;
Ten aanzien van feit 3
mishandeling begaan tegen zijn moeder;
Ten aanzien van feit 4
opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken;
Ten aanzien van feit 5
medeplegen van mishandeling;
Ten aanzien van feit 6
diefstal;
Ten aanzien van feit 7
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 8
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; en
Ten aanzien van feit 9
valsheid in geschrift en opzettelijk gebruikmaken van een geschrift als ware het echt en onvervalst.

5.Slotsom

Nu ten aanzien van feit 1 en feiten 3 tot en met 10, waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 225, 285, 300, 304, 310, 350 en 426 Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) ten behoeve van het in Litouwen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de in het EAB onder 1 en 3 tot en met 10 omschreven feiten en waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft de in het EAB onder 2 geschreven feit, waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juli 2020.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.