Op 16 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij een moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding wordt gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. De rechtbank oordeelt dat de omschrijving van het feit in het EAB voldoende is om de overlevering te rechtvaardigen, ondanks dat de rol van de opgeëiste persoon minder duidelijk is.
De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is en er geen reëel gevaar is voor onmenselijke behandeling in Belgische detentie-instellingen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Belgische autoriteiten.