Op 16 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 22 mei 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek in België naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij een moord die op 6 december 2018 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de stukken van het overleveringsverzoek beoordeeld.
Tijdens de zitting op 2 juli 2020 heeft de raadsvrouw van de opgeëiste persoon betoogd dat de stukken niet genoegzaam zijn en dat onduidelijk is wat de rol van de opgeëiste persoon is geweest. De officier van justitie daarentegen stelde dat de feiten voldoende zijn omschreven en dat de opgeëiste persoon door de Belgische autoriteiten als mededader is aangeduid. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en dat de opgeëiste persoon voldoende duidelijkheid had over de reden van zijn overlevering.
De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Belgische autoriteiten is gegeven, dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België terug zal keren naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank concludeerde dat aan de voorwaarden van de Overleveringswet is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten toegestaan.