ECLI:NL:RBAMS:2020:3501

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
13/751883-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van Europees Aanhoudingsbevel leidt tot niet-ontvankelijkheid officier van justitie

Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 23 oktober 2018, betreft het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 22 mei 2018 door de regionale rechtbank in Kielce, Polen, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 in Polen, was in Nederland in afwachting van de overlevering.

Tijdens de zitting op 16 juni 2020, waar de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern aanwezig was, bleek dat de opgeëiste persoon en zijn advocaat niet aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De officier van justitie stelde dat zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering, omdat de Poolse autoriteiten het EAB hadden ingetrokken.

De rechtbank oordeelde dat met de intrekking van het EAB de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen. De rechtbank volgde het standpunt van de officier van justitie en verklaarde haar niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Tevens werd vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie was beëindigd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. H.J. Fehmers en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, in aanwezigheid van griffier mr. S. Drent.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751883-18
RK-nummer: 18/7185
Datum uitspraak: 16 juni 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 oktober 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 mei 2018 door
the Regional Court in Kielce (Sąd Okręgowy w Kielcach)(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

Zitting 13 december 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 december 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek op die zitting geschorst voor onbepaalde tijd om – kort gezegd – de uitspraak van deze rechtbank van 4 januari 2019 in het kader van de Poolse rechtstaat af te wachten.
Zitting 12 maart 2020
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de openbare zitting van 12 maart 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak
moet doen met dertig dagen verlengd en vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van
artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 26 maart 2020
De rechtbank heeft op 26 maart 2020 het onderzoek heropend en geschorst om de verdediging en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om hun schriftelijke zienswijze te geven op de recente ontwikkelingen binnen de Poolse rechtsstaat en de vraag hoe deze punten concreet (moeten) doorwerken in de op de rechtbank rustende plicht tot beantwoording van de vragen die voortvloeien uit het arrest LM (C-126/18PPU).
Zitting 16 juni 2020
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 16 juni 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon en zijn advocaat waren hierbij niet aanwezig.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van
the Local Court (Sąd Rejonowy) in Kielcevan 3 augustus 2017 (II Kp 263/17, (PR 2 Ds. 134.2017.Sp(c)).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Polen strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op de zitting van 16 juni 2020 op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat de Poolse autoriteiten het EAB hebben ingetrokken.
De rechtbank overweegt dat met de intrekking van het EAB de grondslag aan de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van onderhavig overleveringsverzoek, is komen te ontvallen. De rechtbank volgt de officier van justitie dan ook in haar standpunt dat zij niet kan worden ontvangen in haar vordering.

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. H.J. Fehmers, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.