ECLI:NL:RBAMS:2020:3468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
13/751395-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 7 mei 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 20 februari 2020 door het Circuit Court Warszawa – Praga in Warschau is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1996, die momenteel gedetineerd is in Nederland.

De behandeling van de vordering vond plaats op 26 juni 2020, waarbij de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om ter zitting te worden gehoord. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. L.H.M. van Rosendaal, heeft schriftelijk haar standpunt ingediend. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en geconcludeerd dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De opgeëiste persoon was tijdig op de hoogte van de zitting en de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de informatie over de kennisgeving van de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht kwalificeert als diefstal door middel van braak. Aangezien het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. M.T.C. de Vries, voorzitter, en mrs. A.K. Glerum en H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.M.G. Thijssen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751395-20
RK nummer: 20/2342
Datum uitspraak: 10 juli 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 mei 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 februari 2020 door
the Circuit Court Warszawa – Praga in Warsaw(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 juni 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting te worden gehoord. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. L.H.M. van Rosendaal, advocaat te Eindhoven, heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk haar standpunt ingediend.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
decision of the District Court in Otwock of 4.02.2016, reference number II K 308/15, and decision of the District Court in Otwock of 12.06.2018, reference number Ko 421/18.
Daarbij is tevens vermeld:
Persuant to the decision of the District Court in Otwock dated 12 June 2018 number II K 308/15, Ko 421/18, the sentence of 1 (one) year imprisonment imposed on the defendant was ordered to be executed.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van een jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis van 4 februari 2016.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1.
Inhoud van de stukken
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
No, this person did not appear at the hearing in which the decision was rendered.
The person concerned has been summoned in person to the hearing on 30 December 2015 and thus informed of the date and place of the hearing in which the decision was rendered, and was informed that the decision may be rendered in absentia.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 20 mei 2020 het volgende verklaard:
With reference to previous correspondence regarding [opgeëiste persoon], please be informed that in case IIK 308/15 of the District Court in Otwock;
Re. a [opgeëiste persoon] was personally notified of the date and place of the court hearing at which the merits of the case were examined. [opgeëiste persoon] personally confirmed the acceptance of the notification by signing by hand the acknowledgement of receipt on 30 December 2015, which is in the files of case IIK 308/15.
Re. b [opgeëiste persoon] was not represented by an attorney or legal counsel during the hearing at which the judgment was delivered. [opgeëiste persoon] did not appoint a defense attorney in the case, and there was no case of obligatory participation of a defense attorney obliging the court to appoint a public defense attorney.
Re. c [opgeëiste persoon] received his sentence personally. He confirmed receipt of the judgment personally by signing the acknowledgement of receipt on 9 February 2016, which is in the case files.
Re. d A judgement is final in the sense that it is final and enforceable and cannot be set aside or amended by ordinary means of appeal. [opgeëiste persoon] was instructed about the manner and date of appealing against the judgment.
3.1.2
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW.
De raadsvrouw heeft allereerst aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de dagvaarding noch van het vonnis. Hij kan zich niet herinneren dat hij voor ontvangst daarvan heeft getekend.
De raadsvrouw heeft verzocht de zaak aan te houden om de officier van justitie de opdracht te geven de hiervoor genoemde kennisgevingen van 30 december 2015 en 9 februari 2016 op te vragen. Verder blijkt volgens de raadsvrouw onvoldoende wat de straf is die is opgelegd of die ten uitvoer zou kunnen worden gelegd, nu de reden van de omzetting van een voorwaardelijke naar een onvoorwaardelijke straf niet duidelijk is.
3.1.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – anders dan de raadsvrouw en met de officier van justitie – van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
De rechtbank stelt vast dat het vonnis strekt de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling van de terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, maar dat – kort gezegd – sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW. De opgeëiste persoon is in persoon en tijdig op de hoogte gesteld van de datum en plaats van de zitting. De enkele opmerking van de opgeëiste persoon dat hij zich niet kan herinneren dat hij voor ontvangst van de oproeping heeft getekend is onvoldoende om aan de juistheid van deze informatie te twijfelen. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden en de uitvaardigende justitiële autoriteit te verzoeken om aanvullende stukken.
Uit het EAB blijkt niet of de opgeëiste persoon op de hoogte is geraakt van de omzetting van zijn straf in 2018. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak
Ardic(ECLI:EU:C:2017:1026) volgt echter dat een omzetting van een voorwaardelijke vrijheidsstraf in een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt, wanneer noch de aard noch de hoogte van die vrijheidsstraf bij die omzettingsbeslissing is gewijzigd. Niet is gebleken dat de aard en/of de hoogte van de voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf bij de omzetting zijn gewijzigd.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing is. De rechtbank ziet immers geen grond om te betwijfelen dat er een omzetting in een onvoorwaardelijke straf heeft plaatsgevonden.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court Warszawa – Praga in Warsaw(Polen).
Aldus gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.