In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, een fastfoodrestaurant, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiseres had een last onder dwangsom opgelegd gekregen om het gebruik van haar pand als fastfoodrestaurant te staken en om dakopeningen te verwijderen. De eiseres en omwonenden maakten bezwaar tegen de besluiten van het college, waarbij het college op 6 maart 2020 het bezwaar van de eiseres ongegrond verklaarde en dat van de omwonenden gegrond. De eiseres verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar deze werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld door handhavend op te treden, gezien het strijdige gebruik van het pand met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter concludeerde dat de handhaving niet onevenredig was in verhouding tot de belangen van de eiseres, ondanks de grote gevolgen voor haar bedrijf en de werkgelegenheid. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en oordeelde dat de belangen van de omwonenden en het algemeen belang zwaarder wogen. De beroepen van de eiseres werden ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen.