4.2.Aanvullende overwegingen
Aanschafprijs cocaïne
In de oorspronkelijke kasopstelling was een bedrag (€ 19.000,-) opgenomen als geschatte aankoopprijs van de cocaïne die op 21 december 2016 in de woning van [verdachte] is aangetroffen. Net als de verdediging en de officier van justitie vindt de rechtbank op basis van het dossier onvoldoende aannemelijk geworden dat [verdachte] degene is geweest die de aanschafprijs heeft gefinancierd. Dit bedrag is daarom niet als contante uitgave in de kasopstelling verwerkt.
Overige legale inkomsten
Door [verdachte] en zijn raadsman zijn verschillende bronnen opgevoerd waaruit [verdachte] en/of zijn partner [partner] legale contante geldbedragen zouden hebben ontvangen:
a. Inkomsten van [verdachte] als zanger van de band [naam band]
(gemiddeld € 1.500,- per maand; in totaal € 54.000,-)
Bijverdiensten van [partner] voor het invlechten van haren
(gemiddeld € 250,- per maand; in totaal € 9.000,-)
Geldlening van de zus van [partner] voor een reis naar Suriname (€ 1.000,-)
Geldlening voor de aanschaf van Rolex (tussen de € 1.500,- en € 2.400,-)
De officier van justitie stelt dat deze inkosten niet meegenomen dienen te worden als legale inkosten in de kasopstelling, omdat de inkomstenbronnen en/of de hoogte van die inkomstenbronnen niet aannemelijk zijn geworden.
De rechtbank is het eens met de officier van justitie en vindt ook dat het bestaan van deze legale inkomsten onvoldoende aannemelijk zijn geworden. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
a.
a) Inkomsten band
Op basis van de door de verdediging overgelegde stukken blijkt dat [verdachte] betrokken is bij de band [naam band] en dat deze band optredens verzorgt. Niet is komen vast te staan hoeveel optredens de band in de periode van 1 februari 2014 tot en met 21 december 2016 heeft gegeven en of [verdachte] daar elke keer bij was. Ook is niet duidelijk geworden wat de band aan inkomsten ontving voor die optredens en welk deel [verdachte] – na aftrek van kosten – daarvan overhield.
Van belang is dat [verdachte] geen administratie heeft bijgehouden van zijn inkomsten en deze inkomsten niet bij de Belastingdienst heeft opgegeven. Ook heeft hij geen stukken of verklaringen overgelegd waaruit de hoogte van deze inkomsten kunnen worden afgeleid. Wel heeft [verdachte] de naam gegeven van de bandleider, die meer over de financiële situatie zou kunnen verklaren. Deze [naam 2] heeft echter geen gehoor gegeven aan een oproep om te verklaren. [verdachte] heeft er – nadat hij hiermee bekend is geworden – zelf voor gekozen [naam 2] niet verder te willen betrekken in deze ontnemingszaak. Op zitting verklaarde [verdachte] wel dat zowel hij als [naam 2] beiden nog lid van de band zijn en dat ze tot aan de coronacrisis nog steeds structureel optraden. De rechtbank leidt daaruit af dat [verdachte] in elk geval in de gelegenheid was om [naam 2] (of een willekeurig ander bandlid) in deze ontnemingszaak te betrekken en daarmee tenminste enig handvat aan te dragen om zijn gestelde legale contante inkomen van € 54.000,- in drie jaar aannemelijk te laten worden.
De omstandigheden waaronder een deel van het geld is aangetroffen, dragen niet bij aan het aannemelijk worden dat het geld is verdiend met bandoptredens. Er is € 10.000,- aangetroffen in 200 biljetten van € 50, in tien stapeltjes van € 1.000,-. Daarnaast is gelijktijdig met het geld een vuurwapen met munitie, een kilogram cocaïne en een geldtelmachine aangetroffen.
De verklaring van [verdachte] dat hij structureel € 1.500,- aan zijn optredens heeft overgehouden is gelet op het voorgaande niet verifieerbaar en niet aannemelijk geworden, terwijl het in deze procedure wel op de weg van [verdachte] had gelegen om hiervoor meer aanknopingspunten aan te dragen.
b) Inkomsten [partner]
De stelling van [verdachte] dat zijn vriendin ( [partner] ) € 250,- per maand aan contante inkomsten verdient door het invlechten van haar wordt alleen ondersteund door de verklaring van [partner] dat zij geld heeft verdiend met het doen van het haar van mensen. Hoe vaak zij dit heeft gedaan en hoeveel geld zij hiermee (structureel) heeft verdiend is echter niet geconcretiseerd en niet verifieerbaar gemaakt. Door [partner] en/of [verdachte] is van deze inkomsten geen administratie bijgehouden en de stelling is ook niet nader onderbouwd door bijvoorbeeld verklaringen van (vaste) klanten van [partner] . Dat [partner] structureel € 250,- aan knipinkomsten heeft overgehouden is daardoor niet aannemelijk geworden, terwijl het in deze procedure wel op de weg van [verdachte] (via [partner] ) had gelegen om hiervoor meer aanknopingspunten aan te dragen.
c) Geldlening Suriname-reis
Dat [partner] en [verdachte] € 1.000,- van een zus van [partner] hebben geleend om een contante aanbetaling voor een reis naar Suriname te doen is evenmin aannemelijk geworden. In het bijzonder is dit niet onderbouwd door een verklaring van de uitlenende zus. Het had echter wel op de weg van [verdachte] gelegen om deze stelling, die alleen wordt bevestigd door de verklaring van [partner] , verder te onderbouwen.
d) Geldlening Rolex
Dat [verdachte] een geldbedrag heeft geleend voor de aanschaf van de Rolex is evenmin aannemelijk geworden. Van belang is dat [verdachte] niet wil verklaren van wie hij het geld heeft geleend. Pas op zitting kwam hij met de toelichting dat hij dit niet wilde omdat de bewuste vriend inmiddels is overleden. Daaruit volgt ook dat de geldlening niet bevestigd kan worden door de uitlener van het geld.
Voor het niet-aannemelijk zijn van de geldlening speelt ook mee dat in het dossier de hoogte van de lening niet eenduidig wordt opgevoerd. Op zitting verklaarde [verdachte] dat hij € 4.500,- voor het horloge heeft betaald en dat daarvan € 1.500,- geleend was. In de conclusies van antwoord en dupliek worden namens [verdachte] leningen van ongeveer € 2.400,- dan wel € 1.800,- opgevoerd. Ook in zijn politieverhoor heeft [verdachte] geen inzicht willen geven over de exacte gang van de aanschaf en financiering van het horloge.
Aanschafprijs Rolex
[verdachte] heeft op zitting verklaard dat hij € 4.500,- had betaald voor het Rolex-horloge. Deze aanschafprijs is verder op geen enkele manier onderbouwd en er zijn ook geen handvatten gegeven om deze aanschafprijs op een andere manier aannemelijk te laten worden. In plaats daarvan zal de rechtbank de aanschafprijs vaststellen op basis van de taxatie van Domeinen Roerende zaken (€ 4.800,-).