ECLI:NL:RBAMS:2020:3395

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
13/281838-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mobiel banditisme door een groep van zes vrouwen, betrokken bij diefstallen en pogingen daartoe gericht op kwetsbare slachtoffers in Amsterdam

Op 8 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Frankrijk in 1991, die samen met vijf medeverdachten betrokken was bij een reeks diefstallen en pogingen daartoe in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededaders in de periode van 18 tot en met 23 november 2019 een georganiseerd plan hebben uitgevoerd om kwetsbare slachtoffers, waaronder oudere mensen en toeristen, te beroven. De verdachte werd herkend op camerabeelden en er waren getuigenverklaringen die haar betrokkenheid bij de diefstallen bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met haar medeverdachten, op verschillende momenten in de stad actief was in het zakkenrollen en het afkijken van pincodes bij pintransacties. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten van diefstal en poging tot diefstal, waarbij gebruik werd gemaakt van gestolen pinpassen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een straf op van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/281838-19 (Promis)
Datum uitspraak: 8 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.M. van Ditzhuyzen, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich in de periode van 18 november 2019 tot en met 23 november 2019 te [locatie 1] en/of [locatie 2] , tezamen met vijf vrouwelijke mededaders, schuldig heeft gemaakt aan drie diefstallen en één poging daartoe (op de tenlastelegging vermeld als zaken A, B, D en H). Bij twee van deze diefstallen (zaken D en H) werden portemonnees en/of pinpassen - buitgemaakt waarna met de pinpassen met behulp van afgekeken pincodes geldbedragen werden opgenomen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten gevorderd. Daartoe heeft zij – samengevat – het volgende naar voren gebracht. Verdachte is op camerabeelden herkend door meerdere verbalisanten en deze herkenningen zijn betrouwbaar. Van sommige diefstallen zijn er camerabeelden, in andere gevallen zijn er alleen beelden van het afkijken van de pincode of van de pintransacties. In alle zaken is binnen een kort tijdsbestek na de diefstal gepind, variërend van een aantal minuten tot een half uur. De tijdstippen van het pinnen komen overeen met de beelden en de bankafschriften. Geen van de verdachten heeft een aannemelijke verklaring gegeven voor haar aanwezigheid. Steeds is sprake van de kenmerkende samenstelling van zes personen of een aantal van hen. De modus operandi van de groep is het uitzoeken van kwetsbare oudere mensen of toeristen die net zijn aangekomen. De bewijzen in de verschillende zaken ondersteunen elkaar. Ten aanzien van het medeplegen heeft de officier van justitie gewezen op het afleiden, het praten met de caissière, het praten tegen het slachtoffer, het vragen om de jas te passen, het in de hotellobby aanwezig zijn, het scannen van interessante slachtoffers, het zorgen dat anderen niet gesnapt worden. Met betrekking tot de individuele zaken heeft de officier van justitie verwezen naar het op schrift gestelde zaaksoverzicht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat uit de rechtspraak volgt dat voor medeplegen de enkele aanwezigheid van een verdachte op de plaats van het misdrijf niet voldoende is en dat per feit moet worden vastgesteld dat de verdachte daaraan een zodanige bijdrage heeft geleverd, dat sprake is van strafbare betrokkenheid. Bij zaak A (feit 1) is niets bekend over wat er in de lift is gebeurd. Als er in de lift iets gestolen is, dan weten we niet wie dat heeft gedaan. Je kunt niet zeggen dat er sprake is van medeplegen, want er is niets bekend over concrete handelingen zoals afschermen, alleen van de aanwezigheid van verdachte. Ook de handelingen bij het wisselen van het geld zeggen niets over wie het geld van aangever heeft weggenomen. Daarom dient verdachte voor feit 1 te worden vrijgesproken. Bij de zaken B, D, en H zijn ook geen concrete strafbare handelingen van verdachte beschreven. Er blijkt ook niet van een betrokkenheid bij de diefstal van de pinpassen of bij het pinnen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Zaak A (feit 1, ook ten laste gelegd aan alle medeverdachten)
Op 23 november 2019 rond 16.30 uur ontving de politie een melding dat een Chinese toerist was gerold in [naam hotel 1] in Amsterdam. [2] [aangever 3] ontdekte onmiddellijk na aankomst in zijn hotelkamer dat de rits van zijn heuptasje open stond en dat zijn paspoort, ID-kaart, visum voor Duitsland, creditcard, 600 euro en 700 RMB (Chinees geld) waren weggenomen. Hij verklaarde dat hij daaraan voorafgaand met zes Oost-Europese vrouwen in de lift had gestaan. [3] Op camerabeelden van het hotel is te zien dat zes vrouwen kort na binnenkomst in het hotel met het slachtoffer mee de lift in gingen en dat zij in totaal ongeveer drie minuten in het hotel zijn geweest. [4] Op basis van herkenningen door agenten en ook verklaringen van twee van de verdachten zelf [5] is vast komen te staan dat dit de groep van zes vrouwen was, waar ook verdachte deel van uitmaakte. Op dezelfde dag om 17.35 uur zag een verbalisant bij grenswisselkantoor [naam] op het [adres 1] zes vrouwen staan, die voldeden aan het signalement. De verbalisant zag dat één van hen een blauwe portemonnee met bankbiljetten vast had, waaronder enkele groene, die onder de vrouwen werden verdeeld. Twee van hen deden een transactie bij de medewerkster van het wisselkantoor. Eén van hen - later bleek dit medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn - had biljetten in handen. De vrouwen bleken Thais, Koreaans en Chinees geld (701 CNY) te hebben gewisseld. [6]
Zaak B (feit 2, ook ten laste gelegd aan alle medeverdachten)
Verbalisanten van het doelgroepenteam volgden hierna de groep vrouwen. Gezien werd dat dat zij op het [adres 1] een supermarkt inkeken waar een oudere vrouw stond die bij de kassa werd geholpen door een medewerker. De zes verdachten keken naar de vrouw en gingen na onderling overleg de winkel in. Zij liepen direct naar de kassa’s waar zij onnodig dicht schuin achter de vrouw gingen staan waardoor zij zicht hadden op handelingen van de oudere vrouw tijdens het pinnen. Na onderling overleg verlieten zij de winkel weer. Vervolgens zagen verbalisanten de zes vrouwen over het [adres 1] achter drie vrouwen met Aziatisch uiterlijk aanlopen, waarvan één later aangeefster [aangeefster 1] bleek te zijn. Voordat aangeefster de draaideur van de [winkel 1] binnen wilde gaan, zag een verbalisant dat de zes vrouwen zich rondom aangeefster positioneerden, dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) pal achter aangeefster ging lopen en dat de anderen zich rond [medeverdachte 2] bewogen. Aangeefster werd door de groep van verdachten gescheiden van haar twee vriendinnen. [medeverdachte 2] ging met haar handen naar de rugzak van aangeefster en opende de ritssluiting. Vlak voor de draaideur opende [medeverdachte 2] de tas, [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) liep pal links naast [medeverdachte 2] en trok haar grijze lange sjaal met twee handen uit elkaar naast de rugzak van aangeefster. De verbalisant zag dat de zwarte rugzak van aangeefster helemaal open stond op het moment dat aangeefster, [medeverdachte 2] en de overigen de draaideur uit kwamen en de winkel in liepen. [7] Aangeefster werd er direct door haar vriendinnen op geattendeerd dat haar rugzak open stond en bekeek de inhoud van haar rugzak. Zij miste geen spullen. [8] Op camerabeelden van de [winkel 1] is binnen te zien dat [medeverdachte 2] de rugzak van aangeefster met de rechterhand vasthoudt en haar linkerhand in de tas doet. Verder is op deze beelden te zien dat [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) in hetzelfde kwart van de draaideur waren met aangeefster en dat uit het kwart daarachter [medeverdachte 3] en verdachte kwamen. [9]
Na de observaties in zaak B werd verdachte aangehouden tezamen met de vijf genoemde medeverdachten. Verbalisanten stelden vast dat een aantal verdachten deels andere kleding droeg dan eerder op de dag in de Albert Heijn op het [adres 2] . [10]
Naar aanleiding van verschillende aandachtsvestigingen is de groep een aantal malen als geheel herkend op (stills van) camerabeelden van vier andere gevallen van zakkenrollen, al dan niet gepaard gaand met
shouldering,dat wil zeggen het (over de schouder) meekijken bij pintransacties, waarna de pinpas afhandig wordt gemaakt om er geld mee op te nemen. Deze zaken zijn in het dossier aangeduid met de letters C, D, F en I. In een geval (zaak H) werd verdachte herkend tezamen met één ander uit deze groep en met een vrouw die niet goed herkenbaar was. Het dossier bevat ook de zaken E en G waarbij enkele anderen uit de groep zijn herkend door verbalisanten.
Zaak C (niet aan verdachte ten laste gelegd)
De groep van zes vrouwen werd door verbalisanten herkend op camerabeelden van het [naam hotel 2] te Amsterdam van 15 november 2019. [11] [aangever 1] heeft verklaard dat hij op die dag in de lift van dat hotel stond met zes vrouwen en dat hij, toen hij uitstapte op de vierde verdieping, voelde dat zijn tas lichter was dan bij het instappen en toen ontdekte dat twee paspoorten, een portemonnee, rijbewijs, vier creditcards en 200 euro waren weggenomen. [12] Verbalisanten hebben op de beelden waargenomen dat omstreeks 18.17 uur zes vrouwen het hotel binnenkwamen. Uit het eerste compartiment van de draaideur kwamen drie van de verdachten, uit het tweede twee en uit het derde één. Deze laatste verdachte werd herkend als verdachte, maar zij komt daarna niet meer in beeld. De vijf anderen bevonden zich kort daarna in de lobby. Daar stonden drie mannen bij de incheckbalie, waaronder aangever. Op het moment dat één van de mannen in de richting van de lift liep, liep [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] toe. Zij liepen naar de lift en de drie mannen kwamen ook naar de lift. [13] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] liepen vervolgens voor de mannen uit naar de lift. [medeverdachte 2] liet de drie mannen passeren en liep achter hen aan naar de lift. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] gingen voor de drie mannen de lift in. [medeverdachte 2] liep pal achter de mannen op het moment dat zij achter de drie mannen de lift instapte. Te zien is dat zij één hand omhoog doet ter hoogte van de rits van de rugzak van het slachtoffer en naar rechts beweegt. Vervolgens sluiten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , die even tevoren waren opgestaan ook aan in de lift. [14] Omstreeks 18:28 uur kwamen de vijf vrouwen weer uit dezelfde lift en vervolgens verdwenen zij uit beeld.
Zaak D (feiten 3 en 4, ook ten laste gelegd aan alle medeverdachten)
Vervolgens werd de groep van zes vrouwen herkend op camerabeelden die eerder op de dag van aanhouding waren opgenomen in de Albert Heijn aan het [adres 2] . [15] Op die beelden is te zien dat [aangeefster 2] (geboren in 1932), daar was in haar scootmobiel en dat zij na binnenkomst, om 12:35 en 12:37 uur, tweemaal 300 euro pinde bij de geldautomaat in de entreeruimte. Later werd in de winkel haar portemonnee met pinpas gestolen die zij in de tas had gedaan die zij op haar buik droeg. [16] Met deze pinpas werd vanaf 12.57 uur ruim 1.800 euro opgenomen. [17] Op de later uitgekeken camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] tijdens het pinnen achter aangeefster gingen staan en dat zij elkaar omhelsden waardoor [medeverdachte 3] zich had op de handelingen van aangeefster. Vervolgens ging [medeverdachte 2] tegelijkertijd met aangeefster door de klappoortjes de winkel in, [medeverdachte 3] volgde even later. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bleven in de buurt van [aangeefster 2] en op heuphoogte van [aangeefster 2] kijken, naar daar waar haar tas hing. [medeverdachte 2] sprak aangeefster op de groenteafdeling kort aan. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] sloten zich aan bij [medeverdachte 3] en gingen in gesprek met elkaar. Vervolgens begaven zij zich direct naast aangeefster. [medeverdachte 2] ging hierna opnieuw in gesprek met aangeefster. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] gingen schouder aan schouder voor aangeefster staan, waardoor aangeefster werd ingesloten. [medeverdachte 3] ging kort achter op aangeefster staan. Terwijl [medeverdachte 1] iets uit het schap pakte, ging [medeverdachte 2] weer in gesprek met aangeefster en boog daarbij iets voorover. [medeverdachte 5] leidde aangeefster af door met haar in gesprek te gaan. [medeverdachte 2] pakte een zak uit het schap , hield dat tegen haar buik en hield haar rechterhand onder de zak. Omdat [medeverdachte 3] het zicht op verdachten belemmerde is niet of nauwelijks te zien welke handelingen plaatsvinden. Even later liepen de vier verdachten weg van aangeefster en verlieten twee minuten later de winkel, tezamen met [medeverdachte 4] en verdachte. [18]
Zaak F (niet aan verdachte ten laste gelegd)
[aangeefster 3] , geboren in 1938, deed op 16 november 2019 boodschappen bij de Albert Heijn aan het [straatnaam] te [locatie 2] . Bij de kassa stonden drie vrouwen achter haar die hun boodschappen bij haar op de band zetten. Eén van de dames sprak met de caissière. Aangeefster beschreef de situatie als een beetje chaotisch. In de parkeergarage kwam aangeefster dezelfde vrouwen weer tegen en gaf hen haar winkelkarretje. Toen aangeefster bij haar auto kwam ontdekte ze dat ze haar pinpas kwijt was. Om 11.15 uur liet zij haar pas blokkeren. [19] Om 11.07 uur was er 1.200 euro van haar rekening opgenomen. [20] Verbalisanten herkennen op (stills) van de camerabeelden van de Albert Heijn de groep van zes vrouwen, waaronder verdachte. Zij zien verder dat op het moment dat aangeefster haar pincode ging intoetsen, [medeverdachte 3] in gesprek ging met de caissière en dat [medeverdachte 2] achter aangeefster stond en over haar schouder meekeek bij het pinnen. Op de camerabeelden van de geldautomaat herkennen verbalisanten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] , en zien zij hen naar de pinterminal lopen. [medeverdachte 2] toetst kennelijk met haar rechterhand de toetsen in. [21]
Zaak H (feiten 3 en 4, ook ten laste gelegd aan medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] )
[aangever 2] was op 18 november 2019 in de [winkel 2] in [locatie 2] en rekende omstreeks 13.59 uur af met zijn bankpas, waarna hij deze in zijn portemonnee en in de binnenzak van zijn jas heeft gedaan. Toen hij met de roltrap beneden kwam, werd hij aangesproken door drie vrouwen. Zij spraken slecht Nederlands, maar aangever begreep na een paar minuten dat ze wilden dat hij een herenjas voor hen paste. Bij de herenkledingafdeling gaf een van de vrouwen hem een jas om aan te passen. Aangever heeft zijn eigen jas uitgedaan en over een rek gehangen. Na ongeveer 30 seconden heeft aangever de jas weer uitgedaan en zijn eigen jas weer aangetrokken. In de avond zag aangever dat om 14:12 uur € 302,70 van zijn bankrekening was afgeschreven. Later in de avond ontdekte hij dat zijn bankpas niet meer in zijn portemonnee zat en vervolgens kreeg hij bericht van de ING-bank dat zijn rekening was geblokkeerd in verband met mogelijke fraude. [22] Een verbalisant herkende [medeverdachte 5] op de camerabeelden van de [winkel 2] als de vrouw die aangever als eerste aansprak. Dit deed zij samen met een vrouw met een hoed die niet herkenbaar was, en op anderhalve meter afstand stond verdachte. Vervolgens is te zien dat aangever met de vrouwen in gesprek ging, zijn jas uitdeed en een andere jas paste. Kort hierna liepen de drie vrouwen weg. [23]
Zaak I (niet aan verdachte ten laste gelegd)
[aangeefster 4] , geboren in 1938, was op 18 november 2019 in de [winkel 1] in [locatie 2] en rekende een aankoop bij de chocolaterie af met haar bankpas af die zij vervolgens in haar handtas opborg. Daarna is zij naar de cosmetica-afdeling gegaan, waar een vrouw naast haar stond die iets in gebroken Engels zei. Er stonden drie andere vrouwen om aangeefster heen die niets zeiden. De vier vrouwen waren plotseling verdwenen. Toen aangeefster een crème wilde afrekenen, kon zij haar bankpas niet meer vinden. Er bleek € 700 (€ 20 om 15.03 uur en € 680 om 15.17 uur) van haar bankrekening te zijn opgenomen. [24] Op de camerabeelden zagen verbalisanten dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] , waarvan zij stellen eerder een proces-verbaal van herkenning te hebben opgemaakt, kwamen aanlopen op het moment dat aangeefster bij de kassa stond (om 14.54 uur) en dat zij een meter achter haar gingen staan. Op het moment dat aangeefster de pinpas in de terminal stopte, ging [medeverdachte 5] op ongeveer één meter afstand aan de rechterzijde van aangeefster staan en keek naar de pinterminal. Na een mislukte pintransactie bediende aangeefster weer de toetsen. [medeverdachte 5] ging dichter op aangeefster staan en keek weer naar de terminal. [medeverdachte 1] stond op dat moment nog steeds links achter aangeefster. Na het pinnen, om 14.57 uur, liepen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] achter aangeefster aan. Om 15:00 uur stond aangeefster bij de make-up producten. [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en vier andere vrouwen die leken op verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] liepen in de richting van aangeefster. Alle zes vrouwen stonden in de buurt van aangeefster. Verdachte ging links van het schap staan, [medeverdachte 3] ging rechts van het schap staan en blokkeerde zo het zicht op de handelingen van de groep. De overige vier dames gingen erg dicht tegen aangeefster aan staan. De diefstal is niet te zien. [25] Op de camerabeelden van de opname met de bankpas van aangeefster heeft een verbalisant [medeverdachte 5] herkend en een persoon sterk gelijkend op [medeverdachte 1] . [26]
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenningen van de verdachten betrouwbaar zijn. Daarnaast kan in alle zaken op basis van de waarnemingen op de camerabeelden in samenhang met de aangiftes en bankafschriften worden geconcludeerd dat verdachte, samen met één of meer van de vijf medeverdachten, de gestolen goederen zoals vermeld in de tenlastelegging heeft weggenomen en de geldopnames heeft gedaan met de gestolen bankpassen. In alle gevallen is het tijdsbestek tussen het moment waarop de aangevers het de weggenomen goederen hadden opgeborgen en het wegnemen van de goederen ontdekten (in de zaken A en C) dan wel het moment waarop de aangevers voor het laatst hun bankpassen hebben gebruikt en de daarna gedane geldopnames (in de zaken D en H) is zodanig kort, dat in de zaken waarin camerabeelden van een deel van de ten laste gelegde feiten ontbreken, geen enkele aanleiding bestaat te veronderstellen dat anderen dan verdachte en haar mededaders dit zouden kunnen hebben gedaan. Zo werd bij het wisselkantoor onder meer Chinees geld gewisseld waarvan - gelet op het bedrag en het ontbreken van een verklaring van de verdachten over hoe zij aan dit geld zijn gekomen - mag worden aangenomen dat dit het in het [naam hotel 1] gestolen geld van [aangever 3] betrof. Voor zover de verdediging heeft gesteld dat niet bij alle feiten vaststaat dat verdachte deel uitmaakte van de groep van verdachten, verwerpt de rechtbank dit verweer.
Het verweer van de verdediging komt erop neer dat verdachte niet, in elk geval niet als medepleger, verantwoordelijk kan worden gehouden voor de ten laste gelegde feiten nu bij die feiten niet kan worden vastgesteld dat zij concrete handelingen heeft verricht die daaraan een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot het tenlastegelegde het volgende af.
Op 23 november 2019 is verdachte aangehouden tezamen met de vijf medeverdachten bij de [winkel 1] aan het [adres 1] te [locatie 1] , nadat één van hen de rugtas van een Aziatische vrouw had geopend. Verbalisanten hadden de groep naar aanleiding van de verdenking van de diefstal in het [naam hotel 1] al een tijdje gevolgd en uit hun waarnemingen blijkt dat de groep met zijn zessen gezamenlijk optrok. De groep stond eerst als geheel bij het geldwisselkantoor [naam] waar zij geld in ontvangst hebben genomen, en daarna zijn zij met zijn allen naar een AH to Go aan het [adres 1] gegaan waar zij volgens verbalisanten een pincode bij een oudere vrouw probeerden af te kijken. Vervolgens zagen verbalisanten dat de verdachten een aantal malen met elkaar overleg voerden en gezamenlijk achter de beoogde slachtoffers aanliepen.
Vervolgens is gebleken dat de gehele groep vanaf 15 november 2019 tot hun aanhouding ook op vier andere momenten gezamenlijk is gezien op plekken waar diefstallen hebben plaatsgevonden. Op 15 november 2019 waren zij alle zes in het [naam hotel 2] . Op 16 en 18 november 2019 waren zij in [locatie 2] in respectievelijk een Albert Heijn en in de [winkel 1] . En op 23 november 2019 waren zij in het begin van de middag met zijn allen in de Albert Heijn aan het [adres 2] . Op 18 november 2019 (zaak H) was verdachte met twee medeverdachten, waarvan in ieder geval één uit dezelfde groep, in de [winkel 2] te [locatie 2] . Op basis daarvan kan worden vastgesteld dat die groep, anders dan verdachte heeft verklaard, al vanaf 15 november 2019 met in totaal zes personen als groep met elkaar optrokken met het enkele doel diefstallen te plegen. Daarbij richtten zij zich op het zakkenrollen bij toeristen en oudere mensen. De toeristen werden alleen bestolen van waardevolle spullen, terwijl de diefstallen bij de oudere mensen in de winkels plaatsvonden via het door
shoulderingafkijken van de pincodes bij pintransacties om vervolgens met de daarna gestolen bankpassen grote geldbedragen op te nemen.
In de beide hotels (zaken A en C) heeft de groep verdachten een vrijwel identieke werkwijze toegepast, met als verschil in detail dat in het [naam hotel 2] verdachte niet meer in de lobby is gezien en niet mee de lift in is gegaan. In beide gevallen volgde de groep in de hotels een toerist die zojuist had ingecheckt en die met de lift naar zijn kamer ging, en in beide gevallen vergezelden de vrouwen die toerist in de lift. De vrouwen waren in totaal slechts drie minuten in het [naam hotel 1] en in het [naam hotel 2] ongeveer elf minuten. Na het verlaten van de lift in de lobby vertrokken zij direct uit het hotel. Geen van de verdachten heeft een verklaring afgelegd over het doel van deze korte bezoeken, en de ontkenning van alle zes verdachten dat zij in het [naam hotel 2] zijn geweest moet zelfs als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt. Uit de beelden van het [naam hotel 2] blijkt verder dat medeverdachte [medeverdachte 2] zich tijdens het lopen naar de lift afscheidde van haar vriendinnen om vervolgens dicht achter de aangever de lift in te lopen waarbij zij haar hand op de plaats van rits van de rugzak naar rechts bewoog. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] betraden kort daarna de lift en draaiden zich om waardoor het zicht op de personen erachter werd onttrokken en zij zelf zicht op de lobbyruimte hielden. Deze omstandigheden duiden erop dat de vrouwen als groep opereerden waarbij ieder een inwisselbare rol had en waarbij zij gezamenlijk met een vooropgezet plan handelden. Ook leverden de vrouwen door hun gezamenlijke aanwezigheid in de lift ieder een substantiële bijdrage aan de diefstal door met veel mensen in een kleine ruimte een situatie te creëren waardoor het slachtoffer omringd wordt en onvoldoende afstand van de vrouwen kon houden. In zaak A bevond verdachte zich wel tezamen met de anderen en het slachtoffer in de lift. Een vergelijkbare tactiek hanteerden zij bij de vrouw die zij volgden naar de [winkel 1] in [locatie 1] (zaak B). Nadat verdachten het slachtoffer hadden afgescheiden van haar vriendinnen door met een aantal verdachten tussen het slachtoffer en haar vriendinnen te gaan lopen, bevonden zij zich immers met zijn vijven – het slachtoffer en vier verdachten – in één kwart van de draaideur. Ook de bevindingen van de verbalisant bij het geldwisselkantoor [naam] dragen bij aan de conclusie dat telkens sprake was van een gezamenlijk plan. Op de beelden is te zien dat er geld tussen de verdachten werd verdeeld.
Bij de overige feiten (zaken D, F, H en I) is blijkens de observaties van verbalisanten en de beschrijvingen van de camerabeelden ook sprake van een vooropgezet plan, zij het dat bij
shoulderingde werkwijze anders is dan bij het eenvoudige zakken- of tassenrollen. Bij
shoulderingbestaat dit uit drie basiselementen, te weten het afkijken van de pincode, de diefstal van de bankpas en de opname van het geld met de gestolen bankpas. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachten hun slachtoffers - telkens personen die op leeftijd zijn - uitzochten en achtervolgden waarbij sprake was van een bepaalde taakverdeling tussen de verdachten. Bij het afkijken van de pincode waren meestal één of twee verdachten betrokken, bij de diefstal van de portemonnee soms één of zoveel als nodig was om het slachtoffer in te sluiten, af te schermen en/of af te leiden. Bij de geldopnames waren zij voor zover bekend altijd met zijn tweeën. De rolverdeling was inwisselbaar en kon per feit per verdachte verschillen. Zo werd het afkijken in zaak D gedaan door [medeverdachte 3] met behulp van [medeverdachte 2] , in zaak F door [medeverdachte 2] , en in zaak I door [medeverdachte 5] en (vermoedelijk) [medeverdachte 1] . In de zaken H en I kan worden vastgesteld dat verdachte ook direct bij de diefstal van de portemonnee betrokken was, nu zij op dat moment samen met haar medeverdachten rondom het slachtoffer is gaan staan. Ook de geldopnames werden bij verschillende zaken door verschillende verdachten gedaan. Uit de observaties bij de Albert Heijn op het [adres 1] blijkt verder dat de verdachten bij het
shoulderenallen met elkaar overleg voerden.
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de rollen tussen de verdachten in de groep inwisselbaar waren en dat telkens sprake was van een gezamenlijk vooropgezet plan met geen ander doel dan diefstallen te plegen van kwetsbare slachtoffers. Hiermee is sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten om gezamenlijk die diefstallen te plegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen in de zaken A, B, D en H bewezen, ook bij die feiten waarbij uit het dossier niet blijkt van specifieke uitvoeringshandelingen van verdachte.
De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
(zaak A)
op 23 november 2019 te [locatie 1] , tezamen en in vereniging met anderen, een Chinees paspoort en paspoorthoesje en een Chinese identiteitskaart en een visum en een creditcard en 600 euro en 700 RMB (Chinees geld), dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
(zaak B)
op 23 november 2019 te [locatie 1] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om goederen van hun gading, dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [aangeefster 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die [aangeefster 1] zijn genaderd en vervolgens die [aangeefster 1] hebben gescheiden van het gezelschap van die [aangeefster 1] en vervolgens met twee handen naar de rits van de rugzak van die [aangeefster 1] zijn gegaan en die rits hebben opengemaakt en vervolgens een hand in die geopende rugzak hebben gestoken terwijl zij het zicht voor omstanders hebben geblokkeerd met behulp van een sjaal en hun lichamen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
in de periode van 18 november 2019 tot en met 23 november 2019 te Amsterdam en [locatie 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
- ( zaak D) een geldbedrag van 600 euro en een pinpas, die toebehoorden aan [aangeefster 2] (1932) en
- ( zaak H) een pinpas, die toebehoorde, aan [aangever 2] (1945)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
in de periode van 18 november 2019 tot en met 23 november 2019 te [locatie 1] en [locatie 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
- ( zaak D) een geldbedrag van ongeveer 1800 euro, dat toebehoorde aan [aangeefster 2] (1932) en
- ( zaak H) een geldbedrag van 302,70 dat toebehoorde aan [aangever 2] (1945)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader(s) telkens die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik
hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas tot het gebruik
waarvan zij niet gemachtigd waren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat voor zakkenrollen doorgaans in Nederland tussen de twee of drie maanden gevangenisstraf wordt opgelegd en dat het niet gebruikelijk is om bij de straftoemeting voor elk feit evenveel straf bij te tellen. Ook heeft de officier van justitie er geen rekening mee gehouden dat één feit een poging betreft.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder ten nadele van verdachte het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van ruim één week tezamen met vijf mededaders schuldig gemaakt aan drie diefstallen van portemonnees en één poging daartoe. In twee van die gevallen is door verdachte en haar mededaders gebruik gemaakt van de gestolen pinpassen en zijn er forse geldbedragen weggenomen. Verdachte heeft daarmee laten zien totaal geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Verdachte heeft uit eigen gewin de slachtoffers schade berokkend en overlast bezorgd. Wat de feiten naar het oordeel van de rechtbank extra kwalijk maakt, is dat de slachtoffers van het
shoulderenallemaal op vergevorderde leeftijd zijn en dat de overige zakken/tassenrollen gericht zijn op toeristen . Verdachte heeft zich daarmee bewust gericht op kwetsbare slachtoffers. Daarvoor zij is zij tezamen met haar mededaders die ook allen in Frankrijk woonachtig zeggen te zijn, naar Nederland gekomen, blijkbaar met het enkele doel om deze diefstallen te plegen. Door alert optreden van het doelgroepenteam heeft de politie verdachte en haar mededaders kunnen aanhouden en zijn mogelijk meer diefstallen of pogingen daartoe voorkomen. Het spreekt in het nadeel van verdachte dat zij geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van wat zij heeft gedaan en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar daden.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Op basis van de Amsterdamse oriëntatiepunten voor straftoemeting bij zakkenrollen van 15 januari 2018 is het uitgangspunt voor een voltooide zakkenrollerij bij een kwetsbaar slachtoffer, zoals bijvoorbeeld een toerist, voor een
first offendertwee maanden gevangenisstraf. Nu in dit geval bovendien sprake is van zakkenrollerij in georganiseerd verband/mobiel banditisme gaat de rechtbank uit van drie maanden gevangenisstraf per feit. De rechtbank vindt voor deze strafmaat bovendien steun in de nieuwe oriëntatiepunten van het LOVS, waarin voor zakkenrollerij in georganiseerd verband waaronder mobiel banditisme, bij een first offender ook een gevangenisstraf van twee maanden per feit als uitgangspunt wordt genomen en kwetsbare slachtoffers en diefstallen op onoverzichtelijke plekken als strafvermeerderende omstandigheden gelden. In het geval van verdachte weegt de rechtbank ook mee dat zij zich naast de vier gevallen van zakkenrollerij twee maal medeschuldig heeft gemaakt aan het pinnen met de gestolen pinpassen waarbij forse geldbedragen zijn weggenomen. Dit zijn afzonderlijke strafbare feiten, waarvoor ook straf kan worden opgelegd.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, moet van de gevangenisstraf worden afgetrokken.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangeefster 2] vordert € 600,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in rubriek 4 (zaak D) bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2019.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [aangeefster 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1

diefstal door twee of meer verenigde personen

2
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen
3
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
4
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij het weg te nemen goed door de schuldige onder zijn bereik is gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2] toe tot een bedrag van € 600,00 (zeshonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2019 tot de dag van de algehele vergoeding.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 2] , aan de Staat € 600,00 (zeshonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2019 tot de dag van de algehele vergoeding, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 12 (twaalf) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2020.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
[......]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2019, PL1300-20190247473-16, p. 19-34
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2019, PL1300-2019247473-1, p. 266-268
4.Zie voetnoot 2
5.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d. 24 november 2019, p. 82-87, PL1300-2019247473-23, en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] d.d. 24 november 2019, p. 101-107, PL1300-2019247473-25
6.Zie voetnoot 2 en de bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen PL1300-2019247473-43, p. 61
7.Zie voetnoot 2
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2019, PL1300-2019247473-21, p. 39-41
9.Proces-verbaal bevindingen camerabeelden, PL1300-2019247473-44, p. 65-68
10.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2019, PL1300-2019247473-54, p. 1-25 einddossier
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2019 met fotobijlagen, PL1300-2019241539-3, p. 70-75 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2020, PL1300-2019241539-4, p. 72-78 einddossier
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2019, PL1300-2019241539-1, p. 42-43
13.Zie voetnoot 11.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2020, PL1300-2019241539-4, p. 72-78 einddossier
15.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2019, PL1300-2019247473-54, p. 1-25 einddossier
16.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2019, PL1300-2019247378-1, p. 44-45
17.Een kopie van een bankafschrift ING-bank voor de periode 13-11-2019 t/m 26-11-2019, p. 61-64 einddossier
18.Proces-verbaal van bevindingen van 4 december 2019, PL2019247378-5 p. 26-28 einddossier
19.Proces-verbaal van aangifte d.d. 21 november 2019, PL1300-2019245486-1, p. 55-57 einddossier
20.Kopie van bankafschrift Rabobank d.d. 12 december 2019, p. 63-64 einddossier
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2019, PL1300-2019247473-59, p. 269-274
22.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 november 2019, PL1300-201924 9233-1, p. 93-95
23.Zie voetnoot 15.
24.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2019, PL1300-2019243546-1, p. 110-112 einddossier
25.Zie voetnoot 21
26.Proces verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2020, PL1300-2019243546-6, p 113-119 einddossier