ECLI:NL:RBAMS:2020:3390

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
13/045826-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwensbeginsel in strafvervolging; niet-ontvankelijkheid officier van justitie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2020, is de verdachte beschuldigd van heling van een scooter op 20 februari 2020 te Amsterdam. Tijdens de zitting heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging, omdat het vertrouwensbeginsel zou zijn geschonden. De raadsvrouw stelde dat de verdachte gerechtvaardigd vertrouwen had gekregen dat er geen strafvervolging zou volgen, gebaseerd op eerdere communicatie met het Openbaar Ministerie waarin was aangegeven dat de zaak zou worden geseponeerd. De officier van justitie heeft dit verweer verworpen en aangegeven te zullen pleiten voor vrijspraak.

De rechtbank heeft de e-mailcorrespondentie tussen de raadsvrouw en de officier van justitie in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdediging twee keer was geïnformeerd dat de zaak zou worden geseponeerd. De rechtbank oordeelde dat dit vertrouwen bij de verdachte was gewekt en dat de officier van justitie, ondanks een administratieve vergissing, niet had moeten overgaan tot vervolging. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/045826-20
Datum uitspraak: 17 juni 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kurniawan-Ayre en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.S.E. Bruinen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – samengevat – tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
heling van een scooter op 20 februari 2020 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Voorvragen

3.1.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft als preliminair verweer aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte, omdat de beginselen van een behoorlijke procesorde – meer specifiek het vertrouwensbeginsel – zijn geschonden. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij – naar aanleiding van de ingetrokken verklaring van aangeefster – twee maal contact heeft opgenomen met het Openbaar Ministerie. Beide keren is haar door een officier van justitie medegedeeld dat de zaak zou worden geseponeerd. Op basis van deze mededelingen is bij verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen ontstaan dat geen strafvervolging zou volgen. Daar komt bij dat verdachte – tot 12 juni 2020 – in deze zaak niet was gedagvaard voor de zitting van 17 juni 2020, terwijl hij voor zeven andere parketnummers wél was gedagvaard voor deze zitting.
3.1.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsvrouw moet worden verworpen. Gelet op de aard van de schending ligt het niet in de rede om het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging van verdachte. Zij heeft aangegeven te zullen rekwireren tot een vrijspraak.
3.1.3.
Oordeel van de rechtbank
Uit de e-mail correspondentie van de raadsvrouw en de officier van justitie van 16 juni 2020 blijkt dat aan de verdediging twee maal is medegedeeld dat deze zaak zou worden geseponeerd. Hierdoor is bij verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat tegen hem geen strafvervolging zou worden ingesteld. Daarbij komt dat de officier van justitie bij e-mail van 16 juni 2020 aan de rechtbank (met kopie aan de raadsvrouw) heeft bericht dat het inderdaad de bedoeling was om deze zaak alsnog te seponeren en dat verdachte kennelijk ten gevolge van een administratieve vergissing alsnog is gedagvaard. Zij heeft de rechtbank daarbij bericht dat zij, gezien het late tijdstip, niet zal overgaan tot intrekking van de dagvaarding, maar op de zitting zal rekwireren tot vrijspraak. De rechtbank acht strafvervolging onder deze omstandigheden in strijd met het vertrouwensbeginsel en zal de officier van justitie daarom niet ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de
officier van justitie niet-ontvankelijkin de vervolging van verdachte.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2020.
Bijlage I – Tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een scooter (kenteken [kentekennummer] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.