ECLI:NL:RBAMS:2020:3385

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
13/054634-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging woninginbraak en autodiefstal met vrijspraak voor woninginbraak

Op 8 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000 en gedetineerd in een justitieel complex. De zaak betreft een poging tot woninginbraak en autodiefstal, waarbij de verdachte op 25 december 2019 samen met anderen een Audi heeft gestolen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie mr. A. Wagenaar de vordering heeft ingediend. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.M.F.R. Ketwaru, heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door verbalisanten beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen voor de autodiefstal. Echter, voor de woninginbraak was het bewijs onvoldoende, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van de woninginbraak was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/054634-20 (Promis)
Datum uitspraak: 8 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1], gedetineerd in Justitieel Complex “[locatie]” te [plaats].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Wagenaar en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.M.F.R. Ketwaru naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 december 2019, althans in of omstreeks de periode van 24 december 2019 tot en met 26 december 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning, gelegen aan/bij het [adres 2] een groot hoeveelheid goederen, waaronder een autosleutel en/of sieraden en/of apparatuur en/of kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [pesroon] en/of diens huisgenoten, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een (slot van een)deur van die woning;
2.
hij op of omstreeks 25 december 2019, althans in of omstreeks de periode van 24 december 2019 tot en met 26 december 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Audi (kenteken [kenteken])), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [pesroon] en/of [persoon 1] heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen auto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een autosleutel, welke niet aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n);
3.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 31 december 2019 vanaf ongeveer 01.44 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amstelveen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop voornoemde woning staat, gelegen aan/bij [adres 3]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer voorwerpen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen voorwerpen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), althans een of meer van hen over een schutting van voornoemde woning is/zijn geklommen en/of gegaan en/of met een of meer bakste(e)n(en), althans een voorwerp, een ruit van een deur van voornoemde woning heeft/hebben ingegooid en/of ingeslagen en/of voornoemde woning is/zijn binnengegaan en/of voornoemde woning heeft/hebben doorzocht (zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) zich bevond(en)).

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft – kort gezegd – gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigd bewijs. De kwaliteit van de beelden is onvoldoende om daaruit een herkenning af te leiden, zodat de herkenningen van de verbalisanten als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en deze niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van herkenningen behoedzaamheid betracht dient te worden. Dit geldt te meer, indien herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij de ten laste gelegde feiten kunnen aantonen. Het komt bij de beoordeling van het bewijs erop aan dat kan worden getoetst of de aan de hand van (al dan niet bewegende) beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning zijn onder meer de kwaliteit van foto’s en camerabeelden en de zichtbaarheid van de dader op deze beelden van groot belang. Voorts kan relevant zijn in welke hoedanigheid de waarnemer en de dader elkaar eerder getroffen hebben, of de herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke onderscheidende kenmerken en speelt eveneens het aantal herkenningen een rol bij de beoordeling.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen aan de hand van beelden in de eerste plaats beoordeeld of deze van voldoende kwaliteit zijn (qua helderheid, duidelijkheid en zichtbaarheid van de daarop voorkomende daders) om daarop een herkenning te kunnen baseren. Voor zover dit het geval is heeft de rechtbank voorts mee gewogen hoe goed de herkenner de verdachte kent, alsmede het aantal in aanmerking komende herkenningen.
3.3.1
Bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde en vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Tussen 24 december 2019 en 26 december 2019 is er ingebroken in de woning van [pesroon] gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam. Daarbij zijn een groot aantal goederen weggenomen, waaronder een autosleutel van een witte Audi A6 met kenteken [kenteken]. Op 25 december 2019 wordt de witte Audi A6 met kenteken [kenteken], door een drietal personen weggenomen uit de parkeergarage ‘[naam parkeergarage]”, behorende bij de appartementen gelegen aan de [straat]. Het kentekenbewijs van de auto lag in het handschoenenvak van de auto. Wanneer verdachte op 4 januari 2020 wordt staande gehouden wordt het kentekenbewijs van het gestolen voertuig bij hem aangetroffen. Tijdens een doorzoeking van de box van de woning van verdachte op 13 januari 2020 wordt een groot aantal goederen in de box aangetroffen die afkomstig zijn uit de woning van [pesroon].
De rechtbank stelt vast dat de camerabeelden van 25 december, die op zitting zijn bekeken, van voldoende kwaliteit zijn om daarop een betrouwbare herkenning te kunnen baseren. Hoewel de gezichtskenmerken van verdachte slechts kort in beeld komen, wordt verdachte door maar liefst vijf verbalisanten herkend. De verbalisanten hebben duidelijk omschreven waaraan zij verdachte herkennen en hoe zij verdachte kennen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de afzonderlijke herkenningen. Daar komt bij dat het kentekenbewijs van het voertuig, dat in het voertuig lag ten tijde van het de autodiefstal, kort na de autodiefstal bij verdachte wordt aangetroffen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Vastgesteld is dus dat verdachte betrokken was bij de autodiefstal, waarbij zeer waarschijnlijk gebruik is gemaakt van de autosleutel die is weggenomen bij de woninginbraak. De auto is kort na de inbraak in de woning gestolen. Daar komt bij dat er uit de woning gestolen goederen in een box zijn aangetroffen die hoort bij de woning waarin verdachte woont. Dit maakt dat er sterke vermoedens zijn dat verdachte betrokken is bij de woninginbraak. Er is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Dit komt met name omdat de broer van verdachte in dit dossier ook in beeld is gekomen én dat niet is gebleken dat verdachte als enige toegang had tot de betreffende box. De rechtbank zal verdachte om deze redenen dan ook vrijspreken van feit 1.
3.2.
Bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden van de poging woninginbraak, die op zitting zijn bekeken, van voldoende kwaliteit zijn om daarop herkenningen te baseren. Ook de gezichtskenmerken van verdachte die in beeld komen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende om een herkenning op te kunnen baseren. Verdachte is op deze beelden door drie verbalisanten herkend en de verbalisanten hebben duidelijk omschreven waaraan zij verdachte herkennen en hoe zij verdachte kennen. Van feiten of omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken is niet gebleken. Daar komt bij dat verdachte samen met één van de medeverdachten drie dagen voor de poging woninginbraak in dezelfde straat door de politie is gecontroleerd, hetgeen doet vermoeden dat zij op voorverkenning waren. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de herkenningen. De herkenningen worden als voldoende dragend geacht voor het bewijs en zullen niet terzijde worden gesteld, zoals de raadsman heeft bepleit.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 25 december 2019, tezamen en in vereniging met anderen een personenauto (merk Audi, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [pesroon] heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een autosleutel, welke niet aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 31 december 2019 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Amstelveen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning gelegen aan [adres 3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen voorwerpen en/of geld toebehorende aan [persoon 2] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming, opzettelijk met zijn mededaders naar die woning is toegegaan, waarna verdachte en zijn mededaders over een schutting van voornoemde woning zijn geklommen en met bakstenen een ruit van een deur van voornoemde woning hebben ingegooid en voornoemde woning zijn binnengegaan, zulks terwijl verdachte en zijn mededaders zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbenden bevonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen. Wat betreft de strafmaat heeft de raadsman, onder verwijzing naar jurisprudentie, verzocht de eis van de officier van justitie te matigen een gevangenisstraf aan verdachte op te leggen bestaande uit een groot voorwaardelijk strafdeel.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in slechts één week tijd schuldig gemaakt aan een poging woninginbraak en een autodiefstal. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken hinder, schade en gevoelens van angst en onveiligheid bij de gedupeerden en in de maatschappij. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 15 mei 2020. Hieruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensdelict.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de verschillende reclasseringsrapportages over verdachte. Uit het meest recente reclasseringsadvies van 20 mei 2020 volgt dat geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte heeft de rechtbank toepassing van het adolescentenstrafrecht overwogen. Nu de reclassering aangeeft dat zij geen mogelijkheden meer ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken en het gedrag van verdachte te veranderen en verdachte zelf, ook op zitting, heeft aangegeven niet open te staan voor reclasseringsbemoeienis, is de rechtbank van oordeel dat er vanuit het perspectief van pedagogische beïnvloeding onvoldoende grond is voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. De reclassering adviseert ook geen toepassing van het adolescentenstrafrecht. Op zitting heeft verdachte aangegeven om na detentie zelfstandig – zonder reclasseringsbemoeienis – zijn leven weer op te willen bouwen en hiertoe zelf in staat te zijn. Nu uit de reclasseringsadviezen blijkt dat er weinig zorgen zijn over de persoon van verdachte, wil de rechtbank hem die kans geven, zodat een straf zonder bijzondere voorwaarden zal worden opgelegd.
Alles overziend en rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten voor woninginbraken en autodiefstallen acht de rechtbank – afwijkend van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd – een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten moet van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden afgetrokken.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [pesroon] vordert €8.534,47 aan vergoeding van materiële schade en
€ 700,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen als is bewezen is dat verdachte het strafbaar feit heeft begaan dat met de schade verband houdt. Verdachte zal door de rechtbank worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1. Daarom wordt [pesroon] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Dat betekent dat de gelede schade niet in deze strafzaak wordt vergoed. De vordering kan bij de burgerlijke rechten worden aangebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart
[pesroon]niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en F.C.M. Weijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2020.
[...]