ECLI:NL:RBAMS:2020:3384

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
13/285390-19 (verkort vonnis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen en vernielingen in Amsterdam

Op 8 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een verkort vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in een justitieel complex. De zaak betreft meerdere bedreigingen en vernielingen die de verdachte heeft gepleegd. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 24 juni 2020, waar de officier van justitie mr. A. Wagenaar en de raadsman mr. A. Boumanjal aanwezig waren, de feiten beoordeeld. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk vernielen van goederen die toebehoren aan een wooninstelling en het bedreigen van medewerkers van deze instelling en een top1000 begeleider met zware mishandeling en andere misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 november 2019 en 17 maart 2020 bedreigende uitlatingen heeft gedaan, die bij de slachtoffers redelijke vrees voor geweld hebben veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 19 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van zijn agressieproblematiek. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het verleden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/285390-19
Datum uitspraak: 8 juli 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
postadres [adres] , gedetineerd in Justitieel Complex “ [locatie] ” te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Wagenaar, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon 1] en [persoon 2] (medewerkers [wooninstelling] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik kom er achter waar jij en waar jij woont" en/of "Wij zijn nu hier in [wijk] de baas, bij de mocromaffia. Ik ben de slager" en/of "Ik hak jullie benen er af" (en/of daarbij gebaren maken in de richting van zijn, verdachtes, benen) en/of "Ik kan voor 2500 euro een kalashnikov hier in de buurt kopen en ga alle ramen kapot schieten" althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 27 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een televisie en/of een of meer afstandsbedieningen en/of het glas van een tussendeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [wooninstelling] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 26 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, een of meer medewerker(s) van [wooninstelling] (gevestigd [vestigingsplaats] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan een of meer van die medewerker(s) dreigend de woorden toe te voegen dat hij achter het adres van de medewerker(s) kan komen en ze niet raar moeten opkijken als een van zijn vrienden tegen hun aanloopt en de tanden uit haar/hun bek slaat/slaan, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 12 maart 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, (via) [persoon 3] (werkzaam als regisseur in top 1000 aanpak) en/of een of meer personen heeft bedreigd
- met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten kan ontstaan en/of
- met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting en/of
-met een terroristisch misdrijf,
door (via) die [persoon 3] een of meer dreigende whatsapp berichten te sturen met de woorden/tekst; "Overvallen met veel geweld moet ik nu doen, ga mensen in hoofd beginnen te schieten. En voor 30 jaar naar binnen. Of levenslang. Schiet ze door hun hoofdje. Allemaal ga ik roepen Allah Oe Akbar daar. Of met me auto een aanslag plegen op de gemeente gebouw. En dan Semtex naar binnen gooien. Ik ga zoiets doen. Dat op het nieuws gaat komen", althans (telkens) woorden/tekst van gelijke dreigende aard of strekking heeft gestuurd naar voornoemde [persoon 3] , gericht tegen de maatschappij;
5.
hij op of omstreeks 17 maart 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, [persoon 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door die [persoon 3] dreigend een of meer spraakberichten te sturen met de woorden; " [persoon 3] ik ga je verminken, ik ga je kankerhard mishandelen. Ik kom je kantoor sowiezo binnen. Miljoen procent vandaag. En als ik je pak ik haal je oog eruit je kankerhoeremoeder" en/of "Ik ga je moeder neuken en ik ga jouw sowieso verminken, miljoen procent heb jij een kogeltje uhh 1 van deze dagen in je benen dat je dat weet, je kankerhoere moeder, he, kankerstink hollander", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van aangeefsters [persoon 1] en [persoon 2] , in combinatie met de camerabeelden, bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De bewoordingen van de ten laste gelegde uitlatingen zijn geschikt om een bedreiging met zware mishandeling op te leveren. Gezien de aard van de door verdachte gedane uitlatingen en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan is de rechtbank van oordeel dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het risico liepen om slachtoffer te worden van enig misdrijf met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
3.2
Bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde
Op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de deels bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Daarbij is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat ook vernieling van het glas van de tussendeur kan worden bewezen. Aangeefster [persoon 1] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte met zijn vuist tegen het glas sloeg en daarmee een ster in de ruit heeft geslagen, en haar verklaring wordt ondersteund door een foto waarop te zien is dat er een ster in de ruit zit.
3.3.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dat verdachte een medewerker van [wooninstelling] heeft bedreigd.
Het voorgaande leidt ertoe dat het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om de anonieme getuige te horen geen bespreking behoeft.
3.4
Vrijspraak het onder 4 ten laste gelegde
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van feit 4 dient te worden vrijgesproken.
De uitlatingen zoals opgenomen in de tenlastelegging onder 4 zien op (onbepaalde) ‘mensen’. Het door art. 285 Wetboek van Strafrecht beschermde rechtsgoed kan ook op het spel staan ingeval het misdrijf waarmee wordt gedreigd, is gericht tegen een ander dan degene jegens wie de bedreiging is geuit. Een dergelijke bedreiging kan immers een inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid van degene jegens wie de bedreiging is geuit die vergelijkbaar is met een bedreiging die op hem zelf betrekking zou hebben gehad. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. De bedreigde ‘derden’ zijn zo onbepaald benoemd dat niet gesproken kan worden van een inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [persoon 3] . Voor zover het in de tenlastelegging vermelde ‘en/of een of meer personen’ zou zien op een algemene bedreiging rechtstreeks tegen een grote groep mensen of gemeenteambtenaren, oordeelt de rechtbank dat de uitlatingen die mensen niet heeft bereikt. Dit brengt mee dat bij hen redelijkerwijs niet de vrees heeft kunnen ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen.
3.5
Bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde
Op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft via WhatsApp meerdere spraakberichten naar zijn top1000 begeleider gestuurd. De bewoordingen van de ten laste gelegde uitlatingen zijn geschikt om een bedreiging met zware mishandeling op te leveren en de uitlatingen zijn specifiek gericht tegen aangever. Gezien de aard van de door verdachte gedane uitlatingen en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat bij aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het risico liep slachtoffer te worden van enig misdrijf met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 27 november 2019 te Amsterdam [persoon 1] en [persoon 2] (medewerkers [wooninstelling] ) heeft bedreigd met zware mishandeling, door voornoemde [persoon 1] en [persoon 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik kom er achter waar jij en waar jij woont" en "Wij zijn nu hier in [wijk] de baas, bij de mocromaffia. Ik ben de slager" en "Ik hak jullie benen er af" (en daarbij gebaren maken in de richting van zijn, verdachtes, benen) en "Ik kan voor 2500 euro een Kalasjnikov hier in de buurt kopen en ga alle ramen kapot schieten";
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 27 november 2019 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, afstandsbedieningen en het glas van een tussendeur toebehorende aan [wooninstelling] , heeft vernield;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
op 17 maart 2020 te Amsterdam [persoon 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [persoon 3] dreigend spraakberichten te sturen met de woorden; " [persoon 3] ik ga je verminken, ik ga je kankerhard mishandelen. Ik kom je kantoor sowieso binnen. Miljoen procent vandaag. En als ik je pak ik haal je oog eruit je kankerhoeremoeder" en "Ik ga je moeder neuken en ik ga jouw sowieso verminken, miljoen procent heb jij een kogeltje uhh 1 van deze dagen in je benen dat je dat weet, je kankerhoere moeder, he, kankerstink Hollander".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 36 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, waarbij aan het voorwaardelijke deel bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden, te weten: meewerken aan ambulante behandeling en aan een agressieregulatietraining.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) verzocht om maximaal een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 19 dagen voorwaardelijk, aan verdachte op te leggen. Er kan voor gekozen worden om een stok achter de deur te creëren door een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en hieraan de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte mee moet werken aan een agressieregulatietraining.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van twee medewerkers van [wooninstelling] en zijn top1000 regisseur, notabene personen die zich juist inzetten om verdachte te helpen. Door zo te handelen heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling, waarmee hij hinder een materiële schade voor [wooninstelling] heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 juni 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden één keer eerder is veroordeeld wegens bedreiging en vernieling.
Alles overziend acht de rechtbank – afwijkend van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd – een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 19 dagen voorwaardelijk, passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten moet van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden afgetrokken.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het van belang is dat verdachte gaat werken aan zijn agressieproblematiek. De rechtbank zal daarom aan het voorwaardelijke deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht en ambulante behandeling gericht op agressieproblematiek.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
bedreiging met zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
19 (negentien) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Amsterdam melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd onder behandeling stellen van GGZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn agressieproblematiek.
Voorwaarde daarbij is dat de veroordeelde gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en F.C.M. Weijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2020.