ECLI:NL:RBAMS:2020:3335

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
13/090724-94
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van voorwaardelijk beëindigde TBS met één jaar en afwijzing verzoek tot aanhouding voor zorgmachtiging

Op 10 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de terbeschikkinggestelde, die in 1994 ter beschikking werd gesteld voor verpleging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijk beëindigde TBS met één jaar te verlengen toegewezen. De terbeschikkinggestelde, die onder toezicht staat van FPC en begeleid wordt door GGZ Reclassering Inforsa, heeft een psychiatrische stoornis en heeft begeleiding nodig. De rechtbank heeft de deskundigen en betrokken partijen gehoord en kennisgenomen van verschillende adviezen en rapporten. De deskundige bevestigde dat de terbeschikkinggestelde, ondanks de mogelijkheid van een zelfstandige woning, begeleiding en toezicht nodig heeft. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eist dat de TBS wordt verlengd, gezien de risico's bij beëindiging van de maatregel. Het verzoek van de raadsman om de behandeling van de vordering aan te houden voor onderzoek naar een zorgmachtiging werd afgewezen. De rechtbank benadrukte het belang van monitoring tijdens de overgang naar zelfstandigheid en verzocht de reclassering om tijdig te rapporteren over de mogelijkheden voor zorgmachtiging in de toekomst.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/090724-94
Beslissing op de op 10 februari 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 7 februari 2020 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959 ,
wonende op het adres [adres] ,
onder toezicht van FPC [naam kliniek] te [plaats] ,
begeleidende instantie: GGZ Reclassering Inforsa te [plaats] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 14 november 1994 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, waarvan de verpleging van overheidswege bij beslissing van 12 maart 2018 voorwaardelijk werd beëindigd. De terbeschikkingstelling (hierna: tbs) werd laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 4 april 2019 voor de tijd van twee jaar verlengd. Deze beslissing werd op 11 juli 2019 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd, waarbij de tbs werd verlengd met één jaar.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde voorwaardelijke beëindigde tbs met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het proces-verbaal van de in verband met coronamaatregelen “niet gehouden zitting” van 23 maart 2020;
  • het op 29 januari 2020 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van GGZ Reclassering Inforsa, strekkende tot verlenging van deze tbs met één jaar en verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
  • de voortgangsverslagen van de reclasseringsinstelling van 10 april 2019, 27 juni 2019, 18 september 2019 en 8 januari 2020;
  • het op 29 december 2019 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van de psychiater M.M. Sprock, strekkende tot verlenging van deze tbs met één jaar;
De rechtbank heeft op 10 juni 2020 de officier van justitie mr. J. Ang, de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde] en diens raadsman mr. S. Burmeister, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige M. Wegbrans, verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan het advies van GGZ Reclassering Inforsa van 29 januari 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
De verwachting van HvO Querido ten tijde van de verlengingszitting van april 2019 was dat betrokkene binnen zes maanden een huis toegewezen zou gaan krijgen. Doordat de huizenmarkt in Amsterdam echter steeds meer dicht slibt, kan HvO Querido niet zeggen wat de wachttijd is voor de te verkrijgen woning. Wel staat betrokkene vrijwel bovenaan de wachtlijst. Wanneer de tbs-maatregel van betrokkene stopt, zal HvO Querido de woningaanvraag opnieuw moeten indienen omdat de financiering dan via de gemeente Amsterdam loopt. Betrokkene zal dan niet meer boven aan de wachtlijst komen te staan waardoor de wachttijd kan oplopen tot vijf/zes jaren.
Betrokkene is nog steeds woonachtig bij HVO Querido en ontvangt aldaar woonbegeleiding. Tevens heeft hij contactmomenten met de begeleiding wanneer hij zijn medicatie moet halen op kantoor. Ook heeft hij een persoonlijk begeleider met wie hij een begeleidingsplan en doelen heeft opgesteld (praktische doelen zoals financiën). Hij komt zijn afspraken na, hij houdt zijn leefomgeving schoon en hij is correct/beleefd tegen de begeleiders van HvO Querido. Zijn woonbegeleider heeft aangeven dat betrokkene voldoende vaardigheden heeft om zelfstandig te wonen, echter is begeleiding op afstand nodig. Betrokkene heeft een psychiatrische stoornis wat hem dagelijks belemmert waardoor hij begeleiding nodig blijft hebben.
Betrokkene vindt de negatieve effecten van medicatiegebruik nog te groot. Hij voelt zich afgevlakt en ondervindt lichamelijk klachten zoals overgewicht. Zucht naar middelen blijft een aandachtspunt. Binnen de structuur van de tbs en de urinecontroles gaat dit goed. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig/laag.
Betrokkene werkt bij [naam] . Dit is een werkplek in [regio 1] Amsterdam, waar jong en oud uit de regio [regio 2] Amsterdam welkom is voor een praatje, een kop koffie of om deel te nemen aan activiteiten.
Bij betrokkene is er sprake van bewindvoering. Betrokkene werkt goed mee aan de afspraken met de toezichthouder. Betrokkene doet het goed binnen de structuur van de tbs en de begeleiding die hij heeft van HvO Querido.
De risico’s zijn het afgelopen jaar onveranderd gebleven. Een verhuizing naar een zelfstandige woning gaat vaak gepaard met stress en het is het nog onzeker hoe betrokkene hierop gaat reageren. Betrokkene heeft nog nooit eerder een zelfstandige woning gehad. Betrokkene zal tijd nodig hebben om zich zonder intensieve begeleiding te integreren in de maatschappij, gezien hij al jaren in een maatregel verblijft waarin structuur geboden werd.
Gezien het feit dat betrokkene eerder in gesprek met de reclassering heeft aangeven dat hij niet zeker weet of hij medicatietrouw zal blijven wanneer hij geen tbs-maatregel meer heeft, betrokkene tijd nodig heeft om zich aan te passen wanneer hij over een eigen woning kan gaan beschikken, controle en monitoring van zijn huidige abstinentie noodzakelijk blijft en momenteel slechts binnen het bestaande strafrechtelijke kader op adequate vorm gegeven kan worden aan een adequaat risicomanagement, adviseert de reclassering de tbs met één jaar te verlengen.
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. De deskundige heeft verklaard dat, ondanks het feit dat de terbeschikkinggestelde binnen korte termijn daadwerkelijk over een zelfstandige woning kan beschikken, dit zijn advies niet verandert.
Aan het advies van de psychiater M.M. Sprock van 29 december 2019 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Bij betrokkene wordt een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie vastgesteld. Daarbij is sprake van een verslaving aan diverse middelen in de voorgeschiedenis, waarbij betrokkene momenteel inmiddels langdurig abstinent is. Er is momenteel geen onderbouwing meer om persoonlijkheidsproblematiek, namelijk de antisociale trekken, te diagnosticeren aangezien deze vervat zitten in de schizofrene stoornis.
Er is een laag risico op recidive bij voortzetting van de tbs. Bij beëindiging van de tbs vallen er belangrijke beschermende factoren weg en komen een aantal risicofactoren (zoals staken medicatie, uit zorg raken, risico terugval in middelengebruik en kans op maatschappelijke teloorgang) in beeld zodat het recidiverisico (op een zedendelict) kan oplopen naar hoog bij een recidief van een psychotische episode op de langere termijn.
Het risicomanagement wordt extern vormgegeven. Er zal toezicht moeten zijn op zijn antipsychotische behandeling. Ook zal het psychiatrisch toestandsbeeld gemonitord dienen te worden zoals dit nu ook gebeurt. Zicht op eventueel middelengebruik is van belang zodat tijdig ingegrepen wordt. Zijn ziekte-inzicht is matig. Een stabiel leven in de vorm van gezonde financiën, adequate huisvesting en passende dagbesteding met voldoende sociale contacten is eveneens van belang aangezien hier een belangrijke bescherming vanuit gaat.
De psychiater adviseert de tbs met één jaar te verlengen om betrokkene perspectief te bieden, de overgang naar een zelfstandige woning te maken en te evalueren, na te gaan hoe de zorgsituatie eruit zal zien na beëindiging van de maatregel en hoe dit geborgd kan worden.
De rechtbank is – gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de tbs en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met één jaar wordt verlengd.
De terbeschikkinggestelde krijgt op korte termijn, voor het eerst in zijn leven, de beschikking over een zelfstandige woning. De komende periode zal gericht zijn op het maken van de overstap naar deze nieuwe woonsituatie. De rechtbank acht het van belang dat de terbeschikkinggestelde tijdens en na deze belangrijke stap in zijn resocialisatie wordt gemonitord. Zo kan worden bezien welk effect de veranderende omstandigheden op hem hebben en eventueel begeleiding worden geboden of tijdig worden ingegrepen indien nodig. Ter zitting heeft de terbeschikkinggestelde zelf ook aangegeven nog wel behoefte te hebben aan enige zorg en begeleiding als hij zijn woning heeft betrokken.
De rechtbank acht het te onzeker dat deze begeleiding en dit toezicht op dit moment of in de nabije toekomst in het kader van een zorgmachtiging zal kunnen worden geboden. Gelet op de Wet verplichte ggz (Wvggz) is een zorgmachtiging gereserveerd voor die situaties waarin vrijwillige zorg niet mogelijk is. Bij aanvraag van een zorgmachtiging voor de terbeschikkinggestelde zal het gegeven dat hij al enige tijd vrijwillig medicatie krijgt toegediend dan ook zwaar wegen. Dat maakt dat de rechtbank het kader van de tbs nodig acht.
De raadsman heeft verzocht om de behandeling van de vordering tot verlenging van de tbs aan te houden, om te onderzoeken in hoeverre het nodige risicomanagement in het kader van een zorgmachtiging kan worden voortgezet. Dit verzoek wordt gelet op het voorgaande afgewezen.
De rechtbank verzoekt de reclassering nadrukkelijk om, indien de vervolgstap naar zelfstandig wonen in het komende jaar positief verloopt en volgens de reclassering het verlenen van een zorgmachtiging tot de mogelijkheden behoort, dit zodanig tijdig voor de volgende verlengingszitting bij het Openbaar Ministerie aan te geven, dat daar in dat geval onderzoek naar kan worden gedaan en bij een volgende verlengingszitting een beslissing op kan worden genomen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding om de mogelijkheden tot verlening van een zorgmachtiging te onderzoeken af.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de tbs van
[terbeschikkinggestelde]met één jaar, met verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onder voorwaarden.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en M.J.F. van der Wolf, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2020.