ECLI:NL:RBAMS:2020:3333

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
13/651716-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een gediagnosticeerde schizofrene man met persoonlijkheidsstoornis

Op 10 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1986, die sinds 2012 onder tbs staat. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de tbs met twee jaar, maar de rechtbank heeft besloten om deze met één jaar te verlengen. De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met schizofrenie en een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, en vertoont daarnaast zwakbegaafdheid en een stoornis in het gebruik van cannabis. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen gehoord tijdens een openbare zitting. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen eist dat de tbs wordt verlengd, gezien de kwetsbaarheid van de terbeschikkinggestelde en de risico's van recidive. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er zicht moet blijven op de repatriëring naar het geboorteland van de terbeschikkinggestelde, en dat er over een jaar concrete informatie moet worden verstrekt over de voortgang van deze repatriëring. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/651716-11
Beslissing op de op 30 april 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 30 april 2020 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1986,
thans verblijvende in [naam kliniek 1] ,
die bij vonnis van de rechtbank Utrecht (zitting houdende in Amsterdam) van 18 mei 2012 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling (hierna: tbs) laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 4 juli 2018 voor de tijd van twee jaar werd verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde tbs met twee jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het op 1 april 2020 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze tbs met twee jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen.
De rechtbank heeft op 10 juni 2020 de officier van justitie mr. J. Ang, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundigen [persoon 1] en [persoon 2], verbonden aan [naam kliniek 1] , op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van [naam kliniek 1] van 1 april 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie en een gespecifieerde persoonlijkheidsstoornis (met gemengde antisociale en schizoïde trekken). Daarnaast is er sprake van zwakbegaafdheid, een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis.
Behandelverloop en risicotaxatie
Op 1l februari 2019 werd betrokkene overgeplaatst naar een afdeling toegespitst op patiënten wier verblijfsrecht is ingetrokken en ongewenst zijn verklaard. Daar functioneert hij overwegend stabiel. Er is echter nog veel onduidelijk omtrent de uitzettingsprocedure en spanning en zorgen daaromtrent vormen vaak de aanleiding voor minder stabiel functioneren en een sombere stemming bij betrokkene. Wanneer hij zich goed voelt is hij veel in beeld bij de sociotherapie en maakt dan zijn belevingswereld op eigen initiatief bespreekbaar met zijn mentoren, ook zijn vermogen om te reflecteren op zijn handelen is de afgelopen periode zichtbaar verbeterd. Ondanks bovenstaande positieve ontwikkelingen blijft betrokkene een kwetsbare man die psychotisch kan afglijden wanneer hij stress en spanning ervaart. Zo verbleef hij eind januari jl. een week in bloktijden en afdelingsarrest nadat hij agressieve en dreigende uitspraken had gedaan richting een sociotherapeut. Ook in mei 2019 deed zich een vergelijkbare situatie voor. Het wisselende beeld is kenmerkend voor betrokkene, echter zoals gezegd is hij in toenemende mate in staat open te zijn over zijn gevoelswereld, waardoor hij doorgaans goed in te schatten en bij te sturen is. Betrokkene heeft sinds het vorige verlengingsadvies veel urinecontroles geweigerd en was een aantal keer positief op cannabis. Hij wordt aangemoedigd openheid te geven over eventueel gebruik voordat een controle wordt aangezegd.
Antipsychotische medicatie is één van de belangrijkste interventies in de behandeling om het delictrisico tot een minimum te beperken. Hoewel betrokkene kan erkennen dat hij medicatie nodig heeft, staat hij sinds juli 2018 (wederom) ingesteld op een A-dwangkader. Betrokkene vraagt af en toe om verlaging van de dosering, wat gezien zijn voorgeschiedenis met medicatieontrouw als risicovol wordt beschouwd. Medicatiebereidheid en –trouw zullen ook in de toekomst een belangrijk onderwerp van gesprek blijven. In [geboorteland] kan opnieuw bekeken worden of dit binnen een vrijwillig kader kan, afhankelijk van de mate van zorg, toezicht en begeleiding die daar geboden wordt.
Aangezien betrokkene zich naar vermogen inzet voor zijn behandeling en meewerkt aan het repatriëringsproces, werd in oktober 2018 een aanvraag begeleid verlof ingediend, waarvoor de machtiging in november 2019 werd verleend. Op dit moment praktiseert hij enkel begeleid verlof. Verloven kunnen veelal geen doorgang vinden doordat betrokkene niet voldoet aan de voorwaarden, zoals het volgen van therapie en/of dagbesteding. De verloven die hij wel heeft gepraktiseerd zijn naar wens verlopen.
De kans op recidive wordt in het geval van een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging op matig tot hoog ingeschat. De kans op recidive wordt in het geval van beëindiging van het toezicht of de maatregel op hoog ingeschat.
Koers en advies
Betrokkene verzette zich aanvankelijk tegen de intrekking van zijn verblijfsrecht. Hij heeft zich hier echter snel bij neergelegd en ziet repatriëring als een nieuwe kans.
Onderzocht wordt of betrokkene bij terugkeer in [geboorteland] drie maanden kan worden opgenomen in het [naam kliniek 2] . Recent is het behandelplan verstuurd naar het NPI zodat men daarmee kan kijken of er een traject mogelijk is. Ook wordt op dit moment onderzocht hoe de opvang en nazorg kan worden vormgegeven na betrokkenes verblijf aldaar. Zo is maatschappelijk werk aan het onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor een eventueel verblijf binnen het netwerk van betrokkene.
De komende periode gaat het onderzoek naar de mogelijkheden tot een vervolgtraject in [geboorteland] door. Het maatschappelijk werk heeft hierover nauw contact met de behandelcoördinator en ook worden er met regelmaat gesprekken gevoerd met betrokkene. Betrokkene wordt in deze periode gemotiveerd om zijn dagprogramma te volgen; waaronder onderwijs, om zo zijn begeleide verloven te kunnen praktiseren. Betrokkene zal nog minimaal kunnen profiteren van zijn behandeltraject in het huidige FPC. Hij is onvoldoende in staat om continuïteit aan te brengen in zijn dagprogamma en zodoende kan er geen positief effect zijn van therapieën (zoals de eerder beschreven EMDR). Normaliter zou de mogelijkheid tot onbegeleid verlof en hiermee een resocialisatietraject uitgezocht en uitgezet worden. Echter is dit niet mogelijk vanwege dat betrokkene ongewenst vreemdeling is.
Gezien het belang dat de terugkeer zorgvuldig wordt vormgegeven en de stappen die daar nog in genomen moeten worden, adviseren wij de tbs met dwangverpleging verlengen voor de duur van twee jaar. Indien een en ander binnen deze termijn wordt geregeld, kan de minister gevraagd worden de tbs tussentijds te beëindigen.
De deskundigen hebben dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De rechtbank is – gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de tbs met één jaar wordt verlengd.
Net als bij de verlengingsbeslissing van 4 juli 2018 heeft de rechtbank ook op dit moment geen concrete aanknopingspunten dat de situatie van de terbeschikkinggestelde binnen twee jaar zal verbeteren. Echter ziet zij op dit moment wel reden om de tbs met slechts één jaar te verlengen. Het is te hopen dat repatriëring naar [geboorteland] over een jaar gerealiseerd is. Mocht dit niet het geval zijn, dan wenst de rechtbank over een jaar van de kliniek concrete informatie te krijgen over de stand van zaken. Hierbij dient te worden aangegeven wat er in het kader van de repatriëring is geprobeerd, wat er al duidelijk is en waar nog op gewacht wordt. De rechtbank kan geen invloed uitoefenen op de snelheid waarmee het vertrek van de terbeschikkinggestelde naar [geboorteland] geregeld kan worden, maar hier op deze manier wel zicht op houden.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de tbs van
[terbeschikkinggestelde]met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en M.J.F. van der Wolf, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2020.
.