4.2.2.Veroordeling witwassen (feit 1C en feit 2)
Verdachte wordt in feit 1C beschuldigd van het witwassen van de € 1.930.493,17, afkomstig van de oplichting van [naam bedrijf 1] , door dat bedrag te verwerven/voorhanden te hebben op zijn rekening terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was.
Onder 2 wordt verdachte beschuldigd van het witwassen van meerdere bedragen (€ 240.334,76, € 240.000, € 169.667, € 190.150, € 187.365, € 5500 en € 250.000), door die bedragen (afkomstig van [naam bedrijf 1] ) over te boeken naar andere rekeningen en daarmee de herkomst van de bedragen te verhullen, terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was.
Verdachte wordt voor beide feiten (gedeeltelijk) veroordeeld.
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en
omstandigheden vast.
De Franse onderneming [naam bedrijf 1] wordt op 24 november 2015 gebeld door iemand die namens [naam bedrijf 2] , een zakelijk contact van [naam bedrijf 1] , vertelt dat hun rekeningnummer is gewijzigd. Dit wordt per e-mail bevestigd met daarin het nieuwe rekeningnummer. [naam bedrijf 1] heeft op 4 december 2015 € 55.902,23 en € 1.874.590,94 overgemaakt naar het gewijzigde rekeningnummer, [rekeningnummer] .Op 8 december 2015 worden de bedragen ontvangen op de rekening die op naam staat van [naam b.v.]De wettelijk vertegenwoordiger van dit bankrekeningnummer is [verdachte] .
[naam bedrijf 1] heeft voornoemd bedrag onverschuldigd betaald. Het bedrijf heeft aangifte van oplichting gedaan. [naam bedrijf 1] verkeerde in de veronderstelling dat werd betaald aan een vaste relatie, maar die relatie had het rekeningnummer niet gewijzigd en ook geen mail gestuurd over een bankrekeningwijziging. De betaling is uiteindelijk ook niet terecht gekomen bij die relatie maar op het valselijk opgegeven bankrekeningnummer van [naam b.v.]
Op 8 december 2015 wordt van de bankrekening van [naam b.v.] € 250.000 overgemaakt naar [naam bedrijf 3] . Op 11 december 2015 wordt van dezelfde rekening € 250.000 overgemaakt naar [naam bedrijf 4] in China.Beide transacties zijn verricht met bankpas [nummer] , waarvan [verdachte] heeft verklaard dat de bankpas in zijn bezit was.[verdachte] heeft bevestigd bij beide transacties betrokken te zijn geweest. Het bedrag naar [naam bedrijf 3] , een bedrijf van [verdachte] in Tsjechië heeft hij zelf overgemaakt. Voor het bedrag naar [naam bedrijf 4] heeft hij met zijn privépas een tweede digitale handtekening voor akkoord gegeven. Tussen 8 en 11 december 2015 zijn – met andere bankpassen – ook nog meerdere grote geldbedragen overgemaakt van de bankrekening van [naam b.v.] naar bankrekeningen in Hong Kong en Singapore.
Verdachte heeft verklaard dat [naam b.v.] (hierna [naam b.v.] ) na een inval van de FIOD in februari 2015 financieel te gronde dreigde te gaan, onder andere door navorderingsaanslagen van de Belastingdienst van meer dan 2,5 miljoen euro. Door de inval en de diverse beslagen kon verdachte de onderneming niet meer effectief voortzetten en hij was bang dat de navorderingsaanslagen niet meer konden worden betaald door de onderneming. Via een zakelijk contact komt hij in contact met medeverdachte [medeverdachte 1] die zichzelf presenteert als een soort bedrijvendokter. [medeverdachte 1] vertelt verdachte dat [naam b.v.] geïsoleerd moet worden en er een nieuw bedrijf moet worden opgezet waarmee de handel zou worden voortgezet. Daarnaast zou de [medeverdachte 1] dan in overleg treden met de Belastingdienst over de bestaande schulden. Verdachte was in paniek en was blij dat [medeverdachte 1] hem wilde helpen. Verdachte moest daarvoor €50.000 aanbetalen. Hoewel verdachte dit een groot bedrag vond, stond dit niet eens een beetje in verhouding met de naheffingen en navorderingen die waren opgelegd. Alle naheffingen en aanslagen zouden namelijk dan naar [medeverdachte 1] gaan en hij zou door te onderhandelen proberen om tot een deal met de Belastingdienst te komen. De schulden waren van de onderneming en die had [medeverdachte 1] geheel overgenomen. Als met de Belastingdienst alles opgelost zou zijn, moest hij nog eens € 100.000 betalen. In april 2015 draagt verdachte ook de holding waar [naam b.v.] onder valt over. Bij de notaris blijkt dat de holding wordt overgedragen aan [medeverdachte 3] . Verdachte kent [medeverdachte 3] niet en heeft hem toen ook niet gesproken. Verdachte kan als hij inlogt op zijn privé account van de bank ook de overzichten van zijn overige rekeningen zien. De rekening van [naam b.v.] staat er ook nog tussen. Op die manier ziet hij op enig moment dat op de rekening van [naam b.v.] 1,9 miljoen euro is binnengekomen. Die betaling valt hem op omdat hij op dat moment met de Franse Belastingdienst verwikkeld is in een procedure over een teruggaaf van ongeveer hetzelfde bedrag aan BTW in verband met een Franse onderneming van verdachte, die hij niet had overgedragen aan [medeverdachte 1] .
Verdachte heeft toen meteen 250.000 euro overgemaakt naar de bankrekening van zijn vennootschap in Tsjechië. Vrij kort daarna nam [medeverdachte 1] contact op waarbij hij erg boos klonk. Hij zei dat er geld was binnengekomen uit een deal die hij had gesloten en dat verdachte dat deels van de rekening af had gehaald. Over deze deal heeft hij toen niets gezegd, en verdachte heeft daar ook niet naar gevraagd.
Enige tijd later werd verdachte gebeld dat er een aantal betalingen waren gedaan, maar dat eentje was blijven hangen. Die man, verdachte vermoedt dat het de boekhouder was, vroeg hem of hij de bank wilde bellen om te vragen waarom de betaling niet was gelukt. Verdachte heeft toen de bank gebeld. De bankmedewerker heeft tegen verdachte gezegd dat hij met zijn pas een tweede handtekening moest zetten om de betaling te laten plaatsvinden. Dat heeft verdachte gedaan.
Bewijsoverwegingen feit 1C
Voor een veroordeling voor witwassen zoals bedoeld in 1C is vereist dat verdachte
- de bedragen in de tenlastelegging heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en
- die bedragen van misdrijf afkomstig zijn, en
- verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die bedragen van misdrijf afkomstig waren.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn bedrijf [naam b.v.] in februari 2015 heeft overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij had nog wel inzage in en toegang tot de bankrekening van het bedrijf en, zo is later ook gebleken, hij kon daadwerkelijk nog transacties verrichten. Als rekeninghouder en handelingsbevoegde ten aanzien van de bankrekening had hij nog steeds feitelijke zeggenschap over de bankrekeningen. Dit betekent dat verdachte beschikkingsmacht had over de zakelijke bankrekening van [naam b.v.] . Op die bankrekening is in december 2015 ruim 1,9 miljoen euro binnengekomen van het Franse bedrijf [naam bedrijf 1]
Dat bedrag is uit oplichting afkomstig. [naam bedrijf 1] is door iemand, die deed alsof hij namens een zakelijk contact van [naam bedrijf 1] een wijziging van het rekeningnummer doorgaf, bewogen tot het overmaken van het bedrag naar het rekeningnummer van verdachte.
Verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten dat dit bedrag van oplichting afkomstig was. De rechtbank gaat daar niet in mee. Gezien alle omstandigheden die verdachte heeft geschetst en hiervoor staan opgenomen had verdachte nader onderzoek moeten doen naar de 1,9 miljoen euro op de rekening van [naam b.v.] . Door dat niet te doen heeft hij zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen; hij had redelijkerwijs moeten vermoeden dat het hier om geld uit misdrijf ging. Dat op de rekening van [naam b.v.] ruim negen maanden na de overdracht van die onderneming een dergelijk bedrag binnenkomt, is opvallend gezien de hoge schuldenlast die op de onderneming rustte ten tijde van de overdracht. Dat gegeven had bij verdachte als ervaren ondernemer bellen moeten doen rinkelen en tot onderzoek moeten leiden. De mogelijke teruggaaf van de Franse Belastingdienst is geen excuus voor verdachte, omdat de procedure met de Belastingdienst zag op een andere, Franse, niet aan [medeverdachte 1] overgedragen onderneming. De Franse Belastingdienst had geen relatie met [naam b.v.] . De rechtbank vindt dat verdachte door onder deze omstandigheden geen vragen te stellen over het bedrag dat op de rekening van [naam b.v.] binnenkwam of daar anderszins onderzoek naar te doen aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest.
Verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen. Dat de uit misdrijf afkomstige geldbedragen op de bankrekening van [naam b.v.] zijn overgeboekt door handelingen van anderen maakt nog niet dat sprake is van medeplegen. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte heeft samengewerkt met een ander of anderen om wit te wassen.
Bewijsoverwegingen feit 2
Voor een veroordeling voor witwassen zoals bedoeld in feit 2 is in deze zaak vereist dat verdachte
- de herkomst van de bedragen in de tenlastelegging heeft verhuld of verborgen, en
- die bedragen van misdrijf afkomstig zijn, en
- verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die bedragen van misdrijf afkomstig waren.
De officier van justitie vindt dat twee maal een bedrag van € 250.000 kan worden bewezen. Daarvan is één maal € 250.000 niet specifiek in de tenlastelegging opgenomen. De rechtbank stelt vast dat in de tenlastelegging “
een of meer geldbedrag(en)” staat. Het tweede geldbedrag van 250.000 euro kan daarmee in de beschuldiging worden ingelezen. In het dossier komen beide geldbedragen ook voldoende naar voren zodat duidelijk was waartegen verdachte zich moest verdedigen. Van de overige in de tenlastelegging opgenomen bedragen wordt verdachte vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij betrokken is geweest bij het overboeken ervan.
Nadat de ruim 1,9 miljoen euro was binnengekomen op de rekening van [naam b.v.] , heeft verdachte dezelfde dag een bedrag van 250.000 euro overgeboekt naar een bedrijf van hem in Tsjechië. Een paar dagen later heeft hij een tweede handtekening gezet voor een overboeking van 250.000 euro naar Hongkong.
Door op dezelfde dag dat het bedrag binnenkomt direct een overboeking te doen naar de rekening van zijn eigen Tsjechische onderneming heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan verhullingshandelingen. Door een deel van het uit misdrijf verkregen geld door te boeken naar buitenlandse bankrekeningen wordt de herkomst van het overgeboekte bedrag verhuld. Dat het hier een onderneming van verdachte zelf betreft doet aan het verhullende karakter van de overboeking niet af, zeker niet gezien de overdracht van [naam b.v.] aan [medeverdachte 1] . Hetzelfde geldt voor het plaatsen van de tweede handtekening bij de andere overboeking. Feitelijk heeft verdachte dat bedrag overgeboekt naar een rekening in China.
Voor de vaststelling dat het geld uit misdrijf afkomstig was en verdachte dat redelijkerwijs had moeten vermoeden, verwijst de rechtbank naar de overwegingen hiervoor over feit 1C. Daar komt bij dat verdachte na de overboeking naar Tsjechië, maar voor de overboeking naar China, op de rekening heeft kunnen zien dat meerdere geldbedragen naar rekeningen in Hong Kong en Singapore werden overgemaakt. Hij was inmiddels boos opgebeld door [medeverdachte 1] omdat hij van de 1,9 miljoen euro een deel naar Tsjechië had overgemaakt. Daarmee wist hij zeker dat de 1,9 miljoen euro niet voor verdachtes Franse onderneming bestemd was. Gelet op de hoogte en bestemmingen van de overboekingen hadden inmiddels bij verdachte alle alarmbellen moeten afgaan. Desondanks heeft verdachte een tweede handtekening gezet bij een overboeking waar hij zakelijk niets mee te maken had, zonder enig onderzoek te verrichten. Daarbij heeft hij minst genomen redelijkerwijs moeten vermoeden dat het om uit misdrijf afkomstig geld ging.
Verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen. De officier van justitie vindt dat een nauwe en bewuste samenwerking volgt uit het feit dat hij nog toegang had tot de bankrekening van [naam b.v.] waarop een enorm fraudebedrag is overgemaakt en verdachte vervolgens op verzoek van de nieuwe eigenaar ook gebruik heeft gemaakt van de toegang. De rechtbank vindt alleen de vaststelling dat er contact is geweest onvoldoende om van een bewuste en nauwe samenwerking te kunnen spreken.