ECLI:NL:RBAMS:2020:3317

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
8463937 KK EXPL 20-255
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte na burgemeesterssluiting in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en een gedaagde, [naam bedrijf]. De eiseres vorderde ontruiming van een bedrijfsruimte die door de burgemeester van Amsterdam was gesloten op grond van artikel 174 lid 1 van de Gemeentewet. De huurovereenkomst tussen partijen was tot stand gekomen op 1 februari 2019, waarbij [naam bedrijf] een wokrestaurant exploiteerde. De aanleiding voor de sluiting waren ernstige incidenten, waaronder het aantreffen van een handgranaat en een kogelhuls in het restaurant. De eiseres ontbond de huurovereenkomst op 17 maart 2020, maar [naam bedrijf] weigerde te ontruimen en verzocht om indeplaatsstelling.

De kantonrechter oordeelde dat het spoedeisend belang bij de eiseres aanwezig was, aangezien zij weer over het gehuurde wilde beschikken. De rechter stelde vast dat de huurovereenkomst door de sluiting was ontbonden en dat [naam bedrijf] niet had aangetoond dat er sprake was van misbruik van de ontbindingsbevoegdheid. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe, met de voorwaarde dat dit pas kon plaatsvinden nadat de burgemeesterssluiting was opgeheven. De vordering tot betaling van huur, rente, boete en buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat [naam bedrijf] had aangetoond dat de huur tijdig was betaald. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.

Dit vonnis benadrukt de bevoegdheid van verhuurders om een huurovereenkomst te ontbinden na een burgemeesterssluiting en de noodzaak voor huurders om hun belangen adequaat te onderbouwen in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8463937 KK EXPL 20-255
vonnis van: 9 juni 2020
func.: 8622

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

de besloten vennootschap [eiseres] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. R.N.E. Visser
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats 1] , gevestigd te Diemen en daar handelend onder de naam [naam bedrijf]
gedaagde
nader te noemen: [naam bedrijf]
gemachtigde: mr. A.C. Mens

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

In deze procedure is in verband met het coronavirus door de kantonrechter bepaald dat schriftelijk geprocedeerd zal worden.
Bij dagvaarding van 22 april 2020 heeft [eiseres] een voorziening gevorderd. [naam bedrijf] heeft een conclusie van antwoord met producties in het geding gebracht.
Partijen hebben vervolgens nog een conclusie van repliek respectievelijk een conclusie van dupliek genomen. Daarna is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[naam bedrijf] huurt van [eiseres] bedrijfsruimte, gelegen aan het [adres] te [vestigingsplaats] . De huurovereenkomst tussen partijen is op 1 februari 2019 tot stand gekomen door indeplaatsstelling.
1.2.
[naam bedrijf] exploiteert in het gehuurde een wokrestaurant.
1.3.
In een bestuurlijke rapportage van de politie Amsterdam van 14 februari 2020 staat onder meer vermeld:
Op dinsdag 4 februari 2020 is een handgranaat aangetroffen in restaurant [naam bedrijf] (…)Op donderdag 13 februari 2020 is een kogelhuls aangetroffen bij restaurant [naam bedrijf] (…) Uit nieuwe schade aan de voordeur betreft dit zeer vermoedelijk een beschieting met een vuurwapen. (…)De handgranaat is aangetroffen in restaurant [naam bedrijf] . Eigenaar van deze onderneming is [gedaagde] (…). In de aangifte van [gedaagde] geeft hij aan per 1-2-2020 zijn restaurant [naam bedrijf] te hebben verkocht (mondelinge overeenkomst) aan [naam] (…)Het is mij ambtshalve bekend dat in eerdere “handgranaat zaken” (politieonderzoeken) vaker conflicten in de (onderhandse) lening sfeer en afpersing ten grondslag liggen aan soortgelijke incidenten. Op dit moment is het achterliggende motief van de handgranaat en vermoedelijke beschieting van [naam bedrijf] nog niet te duiden.
1.4.
Bij besluit van 6 maart 2020 heeft de Burgemeester van Amsterdam het gehuurde gesloten op grond van artikel 174 lid 1 Gemeentewet.
1.5.
Op 17 maart 2020 heeft [eiseres] de huurovereenkomst met [naam bedrijf] buitengerechtelijk ontbonden met een beroep op artikel 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW).
1.6.
[naam bedrijf] heeft vervolgens laten weten niet te willen ontruimen en daarnaast heeft hij verzocht om indeplaatsstelling.
1.7.
[naam bedrijf] heeft bezwaar gemaakt tegen de burgemeesterssluiting. Hierop is nog niet beslist. [naam bedrijf] heeft ook een voorlopige voorziening gevraagd. Die is afgewezen op 3 april 2020.

Vordering en verweer

2. [eiseres] vordert – kort gezegd – ontruiming van het gehuurde op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [naam bedrijf] tot betaling van de huur tot en met juni 2020, de rente, een contractuele boete, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3. [eiseres] legt aan de vorderingen ten grondslag dat de sluiting van het gehuurde door de Burgemeester haar de bevoegdheid gaf buitengerechtelijk te ontbinden. Subsidiair is sprake van een tekortkoming die in een bodemprocedure ontbinding zou rechtvaardigen.
4. [naam bedrijf] voert verweer. Daarop zal hierna waar nodig worden ingegaan.

Beoordeling

5. Anders dan door [naam bedrijf] aangevoerd is het spoedeisend belang in deze zaak gegeven. De huurovereenkomst is door [eiseres] ontbonden en zij heeft er dan belang bij zo snel mogelijk weer over het gehuurde te kunnen beschikken.
6. In een kort geding geeft de kantonrechter een voorlopig oordeel. De centrale vraag die hij in deze zaak moet beantwoorden is of het gehuurde ontruimd moet worden.
7. Daarbij is volgens de wettelijke regeling het uitgangspunt dat een verhuurder na een burgemeesterssluiting de huurovereenkomst mag ontbinden. Een ontruimingsvordering kan vervolgens alleen worden afgewezen als verhuurder misbruik heeft gemaakt van zijn ontbindingsbevoegdheid, althans als ontbinding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het is aan de huurder – in dit geval dus [naam bedrijf]
– deze uitzonderingssituatie te onderbouwen.
8. [naam bedrijf] is daar in deze zaak niet in geslaagd. Om te beginnen voert hij zelf aan het gehuurde niet langer te willen exploiteren. Uit het politierapport blijkt zelfs dat de huur al voorafgaand aan beide incidenten aan een derde is overgedragen. Het belang van [naam bedrijf] bij behoud van de huurovereenkomst is daarmee al vergaand beperkt.
9. Dat [naam bedrijf] in het gehuurde heeft geïnvesteerd is geen uitzonderlijke omstandigheid. Bovendien kan de inventaris bij ontruiming – voor zover mogelijk – worden verwijderd en meegenomen.
10. Het klopt dat de achtergrond en aanleiding van de incidenten die tot de burgemeesterssluiting hebben geleid op dit moment niet duidelijk zijn. Dat neemt niet weg dat de burgemeesterssluiting op dit moment nog van kracht is. Bovendien heeft [naam bedrijf] zelf verklaard dat het gehuurde aan een derde in gebruik is gegeven. Daarmee is ook het risico van incidenten buiten de macht van [naam bedrijf] komen te liggen. Dat hij zelf zegt met niemand problemen te hebben zegt dan ook niet zoveel, mogelijk heeft zijn onderhuurder dat immers wel.
11. [naam bedrijf] heeft nog aangevoerd dat een nabijgelegen restaurant beschoten is, zonder dat dit gesloten is. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Of hier sprake is van een gelijk geval kan de kantonrechter niet vaststellen, omdat verdere informatie over het andere restaurant ontbreekt. Maar ook als zou komen vast te staan dat het andere restaurant ten onrechte niet gesloten is, betekent dat niet dat de sluiting van [naam bedrijf] onterecht was.
12. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen. Omdat ontruiming feitelijk pas mogelijk is als de burgemeesterssluiting is opgeheven, zal het dictum daarop worden aangepast. Het ligt dan op de weg van [eiseres] met dit vonnis in de hand een spoedige beëindiging van die burgemeesterssluiting te bewerkstelligen. Nu [eiseres] de mogelijkheid van reële executie heeft ziet de kantonrechter geen reden een dwangsom aan de ontruiming te verbinden.
13. De gevorderde huur, rente, boete en buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. [naam bedrijf] heeft aangevoerd dat de huur altijd tijdig is betaald en dat is door [eiseres] niet meer weersproken.
14. [naam bedrijf] krijgt grotendeels ongelijk en moet de proceskosten van [eiseres] betalen. Er worden slechts één keer explootkosten toegewezen, nu niet valt in te zien waarom naast betekening aan de woonplaats van [naam bedrijf] ook aan het gesloten restaurant is betekend.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [naam bedrijf] om het gehuurde aan het [adres] te [vestigingsplaats] binnen 5 dagen nadat de burgemeesterssluiting van deze bedrijfsruimte eindigt te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van [eiseres] zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
veroordeelt [naam bedrijf] in de kosten van het geding, tot vandaag aan de kant van [eiseres] begroot op:
exploot € 85,53
salaris € 460,00
griffierecht € 124,00
-----------------
totaal € 669,53
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [naam bedrijf] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [naam bedrijf] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
wijst het meer of anders gevorderde af;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.