10. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
10. Ondanks het betrekkelijk korte dienstverband heeft [verweerder] reeds twee maal een verbetertraject doorlopen. Hoewel moet worden vastgesteld dat deze beide min of meer met goed gevolg zijn doorlopen, waren er telkens opnieuw incidenten die voor Indeed aanleiding waren om [verweerder] op zijn gedrag aan te spreken. [verweerder] heeft getracht alle op- en aanmerkingen van Indeed op zijn functioneren uitputtend te weerspreken. Alleen het feit dat hij regelmatig te laat kwam heeft hij volmondig erkend. [verweerder] miskent door zijn opstelling dat hij zich als werknemer in een gezagsrelatie bevindt, waarbij de werkgever de bevoegdheid heeft om de kaders te stellen die zij wenselijk acht, vanzelfsprekend binnen de grenzen van wat een goed werkgever mag eisen van een werknemer.
10. Niet is gebleken dat Indeed als werkgever te veel op haar strepen is gaan staan. Integendeel, Indeed heeft [verweerder] een aantal keren een faire kans gegeven om zich te verbeteren in de richting die zij als werkgever wenselijk vond. [verweerder] heeft de hem geboden kansen onvoldoende gegrepen door vast te houden aan zijn eigen gelijk dat er geen vuiltje aan de lucht was met betrekking tot zijn functioneren. Dit heeft geleid tot de huidige situatie die gekwalificeerd moet worden als een zodanige verstoring van de relatie tussen partijen, dat van Indeed als werkgever niet kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst voortzet. Een eventuele herplaatsing is dan ook niet meer aan de orde.
10. De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden met ingang van 1 augustus 2020.
10. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, sub c BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
10. Integendeel, in deze zaak is juist sprake van de omgekeerde situatie. Indeed heeft [verweerder] keer op keer aangesproken op zijn werkhouding en gedrag en hem in de gelegenheid gesteld om zich overeenkomstig haar aanwijzingen te verbeteren. [verweerder] heeft er voor gekozen zijn eigen koers te blijven varen en tegenover iedere op- of aanmerking van Indeed uitgebreid zijn eigen visie uiteen te zetten, zoals ook blijkt uit het uitvoerige verweerschrift. Daarbij is sprake geweest van een stelselmatige ontkenning van de gebeurtenissen en een gebrek aan zelfreflectie op zijn positie in de gebeurtenissen. Ook in deze procedure wijst [verweerder] voornamelijk naar tekortkomingen aan de zijde van Indeed, zonder zich rekenschap te geven van zijn eigen rol. Daarbij kan [verweerder] , vanwege zijn nog jeugdige leeftijd, niet bogen op een uitgebreide staat van dienst of andersoortige ervaring die deze opstelling nog enigszins zou kunnen rechtvaardigen.
10. De conclusie is dat met betrekking tot het ontstaan van de verstoorde relatie sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder] . Het verzoek tot toekenning van de transitievergoeding wordt om die reden afgewezen.
10. De vordering tot toewijzing van de gevorderde bonus en commissie is niet toewijsbaar. Uit het voorgaande volgt immers dat [verweerder] het aan zichzelf te wijten heeft dat Indeed hem op non-actief heeft gesteld, na diverse pogingen gedurende meer dan een jaar om hem in het gareel te krijgen. Daar komt bij dat niet is gebleken dat [verweerder] , afgezien van zijn brief van 18 november 2019 aan [verweerder] , heeft geprobeerd alsnog aan het werk te komen. Uit de in deze procedure overgelegde stukken blijkt eerder het tegendeel en heeft [verweerder] het ervan genomen tijdens zijn schorsing.
10. Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft Indeed geen gelegenheid krijgen het verzoek in te trekken.
10. Er is aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.