ECLI:NL:RBAMS:2020:3262

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
8364178
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoring van de arbeidsrelatie met ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Indeed Netherlands B.V. en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. Het verzoek tot ontbinding is ingediend door Indeed op 3 maart 2020, waarbij de werkgever zich beroept op ernstige verwijtbaarheid van de werknemer en een verstoorde arbeidsrelatie. De werknemer is sinds 8 januari 2018 in dienst en heeft in de loop van zijn dienstverband meerdere verbetertrajecten doorlopen vanwege onvoldoende functioneren en andere incidenten, waaronder te laat komen en het niet behalen van omzetdoelstellingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de geboden kansen voor verbetering, de werknemer niet in staat is gebleken om zijn gedrag aan te passen. De werkgever heeft de werknemer herhaaldelijk aangesproken op zijn functioneren en heeft hem de kans gegeven om zich te verbeteren, maar de werknemer heeft deze kansen niet voldoende benut. De kantonrechter concludeert dat er sprake is van een zodanige verstoring van de arbeidsrelatie dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk is. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 augustus 2020, zonder toekenning van een transitievergoeding of billijke vergoeding aan de werknemer, aangezien de ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer de reden is voor de ontbinding.

De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8364178 EA VERZ 20-173
beschikking van: 9 juli 2020
func.: 25

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Indeed Netherlands B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: Indeed
gemachtigde: mr. M. Schlimbach
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Indeed heeft op 3 maart 2020 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 18 juni 2020. Indeed is verschenen bij [medewerker verzoekster 1] ( [functie] , [functie] ) en [medewerker verzoekster 2] ( [functie] ), vergezeld door de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen. Partijen hebben ter zitting hun standpunten ter zitting nader toegelicht, Indeed aan de hand van een pleitnota. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1997, is sedert 8 januari 2018 in dienst van Indeed en is laatstelijk werkzaam in de functie van [functie] . Het bruto salaris op basis van een werkweek van 40 uren bedraagt € 3.557,25 per maand exclusief vakantietoeslag, commissie en bonus.
1.2.
Indeed exploiteert een wereldwijde vacaturewebsite.
1.3.
[verweerder] is lid van het verkoopteam.
1.4.
Op 8 januari 2019 heeft een eerste disciplinair gesprek plaatsgevonden met Indeed, waarin hem een verbetertraject is aangeboden vanwege onvoldoende functioneren. Het ging daarbij om te laat komen zonder gegronde reden en het niet behalen van zijn omzetdoelstellingen.
1.5.
Op 25 april 2019 heeft een tweede disciplinair gesprek plaatsgevonden, waarna [verweerder] van 1 mei 2019 tot en met 24 juni 2019 een verbetertraject heeft doorlopen. De doelen van het verbeterplan zijn door Indeed geformuleerd in het Performance Improvement Plan van 25 april 2019.
1.6.
Op 21 juni 2019 heeft de eindevaluatie over het doorlopen verbetertraject plaatsgevonden. Partijen zijn het niet eens over de behaalde resultaten, waarbij Indeed met name het regelmatig te laat komen van [verweerder] problematisch vond.
1.7.
Indeed heeft [verweerder] op 21 juni 2019 opnieuw een verbetertraject van 3 maanden aangeboden. Tevens heeft Indeed hem een officiële schriftelijke waarschuwing gegeven, inhoudende dat het bedrijf ontevreden is over het nakomen van [verweerder] van de interne regels en procedures en over de houding en opstelling van [verweerder] .
1.8.
[verweerder] heeft bij brief van 3 juli 2019 bezwaar gemaakt tegen het nieuwe verbetertraject en tegen de schriftelijke waarschuwing.
1.9.
Op 16 juli 2019 heeft Indeed [verweerder] een tweede en laatste schriftelijke waarschuwing gegeven wegens het doorgeven van een onjuiste adreswijziging en daarmee samenhangend verzoek toekenning reiskostenvergoeding. Indeed heeft daarbij benadrukt dat dit een laatste waarschuwing is, waarbij tevens van [verweerder] werd verwacht dat hij het nieuwe verbetertraject zou accepteren.
1.10.
Het nieuwe verbetertraject eindigde op 30 september 2019. [verweerder] heeft dit traject zonder verdere problemen doorlopen.
1.11.
In oktober 2019 heeft Indeed geconstateerd dat [verweerder] een aantal handelingen heeft verricht die in strijd zijn met het door haar gehanteerde bonus- en commissiesysteem. Het ging om het eind september 2019 eigenhandig, zonder voorafgaande toestemming van zijn manager, “droppen” van accountants door [verweerder] boven de limiet van 25 per week (310) en het op 2 oktober 2019 hernoemen van een accounttype van een klant in het management systeem met de gegeven van zakelijke relaties, waardoor [verweerder] volgens Indeed poogde het account exclusief voor zichzelf te houden terwijl het buiten zijn gebruikelijke werkgebied viel, zodat bonussen en commissies exclusief aan [verweerder] ten goede zouden komen.
1.12.
Op 28 oktober 2019 heeft een gesprek hierover plaatsgevonden, waarop [verweerder] de beschuldigingen van Indeed heeft weersproken.
1.13.
Indeed heeft [verweerder] op 4 november 2019 geschorst.

Verzoek

2. Indeed verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a jo. 7:669 lid 3, primair sub e (verwijtbaar handelen), subsidiair sub g (verstoorde arbeidsverhouding) en meer subsidiair sub i (combinatiegrond) van het Burgerlijk Wetboek (BW). Indeed stelt daarbij dat herplaatsing niet in de rede ligt.
3. Indeed stelt ter onderbouwing van haar verzoek – kort gezegd – dat [verweerder] herhaaldelijk in strijd handelt met de bij Indeed geldende regels, ondanks de waarschuwingen van Indeed en haar inspanningen om zijn gedrag te doen verbeteren. De promotie van 1 oktober 2019 verliep automatisch en was uitsluitend gebaseerd op de door [verweerder] behaalde resultaten.
4. Indeed betwist dat [verweerder] nog recht heeft op enig bedrag aan bonus of commissies.
5. Indeed heeft er nog op gewezen dat haar gebleken is uit foto’s op sociale media dat [verweerder] gedurende zijn schorsing langdurig met vakantie was in het buitenland. Volgens Indeed kon de op 12 mei 2020 geplande zitting daarom niet doorgaan.

Verweer

6. [verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [verweerder] verzoekt primair het verzoek af te wijzen en subsidiair toekenning van de transitievergoeding van € 9.478,81 bruto en een billijke vergoeding van € 100.044,44 bruto. Daarnaast verzoekt hij om toekenning van de bonus vanaf 28 oktober 2019 van € 12.000,00 bruto per kwartaal, althans
€ 8.939,00 bruto per kwartaal alsmede de commissie vanaf 28 oktober 2019 van
€ 13.148,00 bruto per kwartaal althans € 8.265,00 bruto per kwartaal, een en ander te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente, met veroordeling van Indeed in de kosten van de procedure.
7. [verweerder] erkent dat hij op zeker moment regelmatig te laat kwam, maar stelt dat hij zijn gedrag heeft aangepast nadat hij daarop is aangesproken. [verweerder] betwist uitdrukkelijk dat zijn houding niet professioneel zou zijn, zoals Indeed hem heeft verweten. Volgens [verweerder] heeft hij altijd alle medewerking verleend en zijn best gedaan. [verweerder] stelt dat hij alle afspraken in de beide verbetertrajecten is nagekomen en deze met succes heeft afgerond, ook al was er onduidelijkheid over de te bereiken doelen. Klachten over zijn gedrag of productiviteit van teamgenoten zijn hem onbekend. [verweerder] stelt dat iemand in zijn positie, met een commerciële functie, een eigen verantwoordelijkheid heeft en daarom enige vrijheid bij de indeling van zijn werkzaamheden. Ook wijst [verweerder] op de door hem gemaakte promotie per 1 oktober 2019.
8. [verweerder] betwist de suggestie van Indeed dat hij heeft getracht te frauderen met de reiskostenvergoeding door zijn verhuizing naar Sittard door te geven die later niet doorging. Ook het verwijt met betrekking tot het droppen van de accounts is niet terecht, aangezien dit binnen het bedrijf structureel aan de orde is. Indeed heeft ook lang gewacht met het aan de orde stellen in een gesprek hiervan (tot 28 oktober 2019, terwijl het haar al op 1 oktober 2019 bekend was). Bovendien heeft [verweerder] het droppen wel gemeld aan zijn manager.
9. [verweerder] betwist dat de zitting op 12 mei 2020 door zijn toedoen geen doorgang kon vinden. [verweerder] heeft desgevraagd ter zitting erkend dat hij in december 2019 met vakantie was in de Filipijnen en van 27 januari tot eind maart 2020 in Maleisië.

Beoordeling

10. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
10. Ondanks het betrekkelijk korte dienstverband heeft [verweerder] reeds twee maal een verbetertraject doorlopen. Hoewel moet worden vastgesteld dat deze beide min of meer met goed gevolg zijn doorlopen, waren er telkens opnieuw incidenten die voor Indeed aanleiding waren om [verweerder] op zijn gedrag aan te spreken. [verweerder] heeft getracht alle op- en aanmerkingen van Indeed op zijn functioneren uitputtend te weerspreken. Alleen het feit dat hij regelmatig te laat kwam heeft hij volmondig erkend. [verweerder] miskent door zijn opstelling dat hij zich als werknemer in een gezagsrelatie bevindt, waarbij de werkgever de bevoegdheid heeft om de kaders te stellen die zij wenselijk acht, vanzelfsprekend binnen de grenzen van wat een goed werkgever mag eisen van een werknemer.
10. Niet is gebleken dat Indeed als werkgever te veel op haar strepen is gaan staan. Integendeel, Indeed heeft [verweerder] een aantal keren een faire kans gegeven om zich te verbeteren in de richting die zij als werkgever wenselijk vond. [verweerder] heeft de hem geboden kansen onvoldoende gegrepen door vast te houden aan zijn eigen gelijk dat er geen vuiltje aan de lucht was met betrekking tot zijn functioneren. Dit heeft geleid tot de huidige situatie die gekwalificeerd moet worden als een zodanige verstoring van de relatie tussen partijen, dat van Indeed als werkgever niet kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst voortzet. Een eventuele herplaatsing is dan ook niet meer aan de orde.
10. De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden met ingang van 1 augustus 2020.
10. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, sub c BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
10. Integendeel, in deze zaak is juist sprake van de omgekeerde situatie. Indeed heeft [verweerder] keer op keer aangesproken op zijn werkhouding en gedrag en hem in de gelegenheid gesteld om zich overeenkomstig haar aanwijzingen te verbeteren. [verweerder] heeft er voor gekozen zijn eigen koers te blijven varen en tegenover iedere op- of aanmerking van Indeed uitgebreid zijn eigen visie uiteen te zetten, zoals ook blijkt uit het uitvoerige verweerschrift. Daarbij is sprake geweest van een stelselmatige ontkenning van de gebeurtenissen en een gebrek aan zelfreflectie op zijn positie in de gebeurtenissen. Ook in deze procedure wijst [verweerder] voornamelijk naar tekortkomingen aan de zijde van Indeed, zonder zich rekenschap te geven van zijn eigen rol. Daarbij kan [verweerder] , vanwege zijn nog jeugdige leeftijd, niet bogen op een uitgebreide staat van dienst of andersoortige ervaring die deze opstelling nog enigszins zou kunnen rechtvaardigen.
10. De conclusie is dat met betrekking tot het ontstaan van de verstoorde relatie sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder] . Het verzoek tot toekenning van de transitievergoeding wordt om die reden afgewezen.
10. De vordering tot toewijzing van de gevorderde bonus en commissie is niet toewijsbaar. Uit het voorgaande volgt immers dat [verweerder] het aan zichzelf te wijten heeft dat Indeed hem op non-actief heeft gesteld, na diverse pogingen gedurende meer dan een jaar om hem in het gareel te krijgen. Daar komt bij dat niet is gebleken dat [verweerder] , afgezien van zijn brief van 18 november 2019 aan [verweerder] , heeft geprobeerd alsnog aan het werk te komen. Uit de in deze procedure overgelegde stukken blijkt eerder het tegendeel en heeft [verweerder] het ervan genomen tijdens zijn schorsing.
10. Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft Indeed geen gelegenheid krijgen het verzoek in te trekken.
10. Er is aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2020;
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.