ECLI:NL:RBAMS:2020:3217
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een vordering tot betaling in een consumentenzaken door de kantonrechter wegens onvoldoende onderbouwing
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een consumentenzaken. De eisende partij, Beter Bed B.V., had de gedaagde partij, die niet verschenen was, gedagvaard om te vorderen dat deze zou worden veroordeeld tot betaling van € 349,94, met nevenvorderingen. De gedaagde partij had echter niet tijdig geantwoord op de dagvaarding, waardoor verstek werd verleend.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen omdat de eisende partij niet alle relevante informatie en stukken had overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de zaak. De kantonrechter benadrukte dat op grond van de wet en de geldende procesregels, de eisende partij verplicht is om alle feiten en stukken die van belang zijn voor de beslissing volledig en naar waarheid aan te voeren. In dit geval ontbraken cruciale documenten, zoals de overeenkomst en eventuele algemene voorwaarden, waardoor niet kon worden vastgesteld op welke wijze de overeenkomst tot stand was gekomen.
De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij, ondanks dat zij op de hoogte was van de informatieverplichtingen in consumentenzaken, niet aan deze verplichtingen had voldaan. Hierdoor was de vordering onvoldoende onderbouwd en werd deze afgewezen. De eisende partij werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden begroot.